ECLI:NL:RBOVE:2024:1281

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
ak_23_1129
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke omgevingsvergunning voor zonwerende constructie in Enschede

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de verlening van een tijdelijke omgevingsvergunning voor de duur van drie jaar, voor het plaatsen van een zonwerende constructie op de percelen in Enschede. Het college van burgemeester en wethouders van Enschede had op 3 april 2023 besloten om de vergunning te verlenen, maar eisers waren het hier niet mee eens en hebben beroep aangetekend. De rechtbank heeft het beroep op 27 februari 2024 behandeld, waarbij zowel eisers als de gemachtigde van het college aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het college de belangen van eisers niet zorgvuldig heeft afgewogen en dat het besluit niet deugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en herroept de tijdelijke omgevingsvergunning, waarbij het college wordt veroordeeld in de proceskosten van eisers. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/1129
uitspraak van de enkelvoudige kamer van de rechtbank Overijssel in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2], uit [woonplaats 1], eisers,

en

het college van burgemeester en wethouders van Enschede

(gemachtigde: mr. E.S. Fikkert).
Als derde-partij nemen aan de zaak deel: [naam 1], [naam 2] en
[naam 3] uit [woonplaats 2] (hierna: [derden])
(gemachtigde: mr. M.D. Ubbink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de verlening van een tijdelijke omgevingsvergunning voor de duur van drie jaar, voor het plaatsen van een zonwerende constructie op de percelen [adres 1] in Enschede.
1.1.
Met het bestreden besluit van 3 april 2023, op het bezwaar van eisers, is het college bij dat besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 27 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, namens het college van burgemeester en wethouders van Enschede (hierna: het college) mr. E.S. Fikkert en mr. A.A. Nijhuis. Als derde partij heeft [naam 1] deelgenomen, bijgestaan door mr. M.D. Ubbink.

Beoordeling door de rechtbank

Algemeen
2. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van het door het college genomen besluit waarbij een tijdelijke omgevingsvergunning voor de duur van drie jaar is verleend voor het plaatsen van een zonwerende constructie op de percelen [adres 1] in Enschede. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. Het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

De feiten

4.1.
[naam 1] (hierna: [naam 1]) woont aan de [adres 2]
. [naam 2] en [naam 3] (hierna samen: [naam 2]) wonen aan de [adres 3]. Beide woningen bevinden zich op de benedenverdieping van een woongebouw met appartementen. Eisers wonen in de woning boven [naam 2]. [naam 1] en [naam 2] hebben in het voorjaar van 2020, bezien vanaf de [locatie] vóór hun woningen, een zonwerende constructie geplaatst. Deze constructie, die over hun terras is gebouwd, rust op palen. Bovenop de palen/zuilen
kan een zonwerend doek open en dicht worden gedaan.
4.2.
Nadat gebleken is dat de zonwerende constructie vergunningplichtig is,
hebben [naam 1] en [naam 2] ter legalisatie van de geplaatste constructie een omgevingsvergunning aangevraagd. Het college heeft deze vergunning geweigerd. Hangende de behandeling van het namens hen ingestelde beroep tegen het besluit
waarbij de weigering van de aangevraagde omgevingsvergunning in stand is gelaten, hebben [naam 1] en [naam 2] de aanvraag ingetrokken. Ook is het beroep ingetrokken.
4.3.
Ten behoeve van de zonwerende constructie is op 27 januari 2022 een tijdelijke omgevingsvergunning voor de duur van 10 jaar aangevraagd. Bij besluit van 21 april 2022 is een tijdelijke omgevingsvergunning voor de duur van 3 jaar verleend. Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. De Commissie bezwaarschriften van de gemeente Enschede heeft geadviseerd om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren. Het college heeft, in afwijking van dit advies, het besluit waarbij een tijdelijke omgevingsvergunning voor de duur van drie jaar is verleend voor de zonwerende constructie gehandhaafd.
Overgangsrecht
5.1.
Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk
vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).
5.2.
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 27 januari 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inhoudelijke beoordeling
6. De bij het besluit van 21 april 2022 verleende tijdelijke omgevingsvergunning heeft betrekking op twee activiteiten in de zin van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), te weten:
  • het bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, lid 1, onder a, Wabo);
  • het handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening (artikel 2.1, lid 1, onder c, van de Wabo).
Het bouwen van een bouwwerk
7. Voor wat betreft de activiteit ‘het bouwen van een bouwwerk’ overweegt de rechtbank dat de criteria van de welstandsnota op grond van het bepaalde in artikel 12a,
lid 3, van de Woningwet, zoals deze bepaling tot 1 januari 2024 luidde, niet gelden voor bouwwerken die slechts voor een bepaalde periode in stand mogen worden gehouden. Een tijdelijke omgevingsvergunning voor deze activiteit kan dan ook niet worden geweigerd als het uiterlijk of de plaatsing van een bouwwerk in strijd is met redelijke eisen van welstand. Wel kan de stedenbouwkundige aanvaardbaarheid van het uiterlijk en de plaatsing van een tijdelijk bouwwerk aan de orde komen indien, zoals hier, tevens een omgevingsvergunning is verleend voor de activiteit ‘het handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening’.
Het handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening
8.1.
Voor wat betreft de activiteit ‘het handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening’ overweegt de rechtbank dat het appartementengebouw waarvan de woningen van [naam 1] en van [naam 2] deel uitmaken en de daaraan grenzende terrassen binnen de begrenzing liggen van het bestemmingsplan “Boddenkamp 2018” (hierna: het bestemmingsplan). De gronden waarop de zonwerende constructie is gerealiseerd hebben
de bestemming ‘wonen’. Op gronden waaraan deze bestemming is toegekend, is artikel 13 van de planregels bij het bestemmingsplan van toepassing.
8.2.
De rechtbank is van oordeel dat het bouwplan in strijd is met artikel 13.2.10, aanhef en onder d, van de planregels bij het bestemmingsplan, waar is bepaald dat andere overige bouwwerken uitsluitend in het achtererfgebied mogen worden gebouwd, met een maximum bouwhoogte van vijf meter. De rechtbank is van oordeel dat het terras waarop de constructie is gerealiseerd niet kan worden aangemerkt als een achtererfgebied in de zin van artikel 1.5 van de planregels.
8.3.
Het college heeft met toepassing van het bepaalde in artikel 2.12, lid 1, aanhef en onder a, sub 2⁰, van de Wabo, gelezen in samenhang met artikel 4, onderdeel 1, van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor), een omgevingsvergunning verleend voor het gebruik van de gronden waarop de constructie is gebouwd in strijd met het bestemmingsplan. Ten tijde van het nemen van het bestreden besluit hanteerde het college bij het toepassen van deze bevoegdheid de beleidsregel “Planologische afwijkings-mogelijkheden 2018” (hierna: de beleidsregel).
8.4.
In paragraaf 4.1.1 van de beleidsregel is bepaald dat voor bijbehorende bouwwerken in het voorerfgebied geen specifieke beleidsregel is opgenomen. Als de aanvrager heeft aangetoond dat het verzoek niet binnen de bestemmingsplanregels kan worden gerealiseerd, wordt per verzoek een individuele afweging gemaakt waarbij rekening wordt gehouden met de algemene afwegingscriteria genoemd in hoofdstuk 5. Voor de beoordeling van deze zaak zijn in het bijzonder algemene afwegingscriteria B, F en I van belang. Deze criteria luiden als volgt:
B. Er moet rekening worden gehouden met het stedenbouwkundig en ruimtelijk beeld dat in het vigerende bestemmingsplan en de Welstandsnota is vastgelegd; afwijking hiervan is alleen mogelijk als dit uit oogpunt van ruimtelijke kwaliteit te motiveren is;
F. De belangen van derden mogen niet onevenredig worden aangetast. Zie ook onder 3.4 Privaatrechtelijke aspecten;
I. Er moet een goed woon- en leefklimaat blijven bestaan.
8.5.
De Stedenbouwkundig Ontwerper van de gemeente Enschede heeft op 8 maart 2022 een advies uitgebracht. Dit advies luidt als volgt:
Een tijdelijke zonnewering is stedenbouwkundig acceptabel.
Door de terugliggende bebouwing is er voldoende ruimte tussen de tijdelijke zonnewering en de openbare ruimte. En door de zonnewerking als tijdelijk aan te merken biedt het de mogelijkheid voor de aanvragers om na te denken over een zonnewering die beter passend is bij de architectuurstijl en geleding van de voorgevel zonder dat de woonkwaliteit van de bewoners op dit moment verslechtert.
Als men nu wordt gedwongen om de bestaande bouwwerken af te breken, dan bestaat het risico dat er vergunningsvrij een minder fraaie zonwering wordt geplaatst. Dat is niet wenselijk.
8.6.
De rechtbank stelt vast dat de Stedenbouwkundig Ontwerper weliswaar heeft aangegeven dat de tijdelijke zonwerende constructie acceptabel is, maar uit de overwegingen van dit advies blijkt duidelijk dat hij deze constructie eigenlijk niet passend vindt. Ook de Commissie bezwaarschriften heeft hierop in haar advies gewezen. In het bestreden besluit heeft het college aangegeven waarom, in afwijking van het advies van de Commissie bezwaarschriften, de verlening van de tijdelijke omgevingsvergunning toch wordt gehandhaafd.
8.7.
De rechtbank overweegt dat het gegeven dat een zonwerende constructie als waarvan hier sprake is onder het vorige bestemmingsplan was toegestaan er, wat daarvan ook zij, niet aan afdoet dat dit onder het huidige bestemmingsplan niet langer is toegestaan. Dat het geldende bestemmingsplan in dit opzicht evident onjuist zou zijn, wordt al gelogenstraft door de weigering van het college van een permanente vergunning op basis van welstand en stedenbouwkundige aspecten. Dat een dergelijke constructie bij een verderop gelegen gebouw aan de [locatie] wel is toegestaan, doet evenmin ter zake. Dat gebouw heeft een andere bestemming dan het appartementengebouw waarvan de appartementen van [naam 1] en van [naam 2] deel uitmaken waarbij het bouwen voor de voorgevel wel is toegestaan. Vanwege welstandsaspecten is overigens voor de constructie voor dat gebouw ook slechts een tijdelijke omgevingsvergunning voor drie jaar toegekend.
Dat het college ten tijde van het bestreden besluit verwachtte dat de gemeenteraad de Welstandsnota in de loop van 2023 zou herzien, is een onzekere toekomstige gebeurtenis waarop ten tijde van de besluitvorming niet mocht worden voorgesorteerd als het gaat om de stedenbouwkundige toets
8.8.
Het college heeft er verder op gewezen dat goede zonwering noodzakelijk is voor
de appartementen van [naam 1] en van [naam 2] omdat deze appartementen op het zuidwesten zijn georiënteerd. De rechtbank is van oordeel dat dit inderdaad een belang is dat het college bij zijn besluitvorming mocht betrekken, maar dat ook rekening moest worden gehouden met andere belangen, waaronder het belang van eisers die zich door de toegepaste metalen constructie van aanzienlijke omvang geconfronteerd zien met een forse verslechtering van hun uitzicht. Niet duidelijk is hoe dit belang is meegewogen. Niet valt in te zien dat niet op andere wijze tegemoet kan worden gekomen aan het op zichzelf genomen gerechtvaardigde belang van [naam 1] en van [naam 2] bij goede zonwering dan door het toestaan van deze constructie.

Conclusie en gevolgen

9.1.
Het beroep is gegrond omdat het besluit in strijd met de artikelen 3:46 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet berust op een deugdelijke motivering en omdat het college de betrokken belangen in strijd met artikel 3:4 van de Awb niet zorgvuldig tegen elkaar heeft afgewogen. Het bestreden besluit wordt daarom vernietigd.
9.2.
De rechtbank ziet tevens aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, lid 3, aanhef en onder b, van de Awb te bepalen dat het besluit van 21 april 2022, waarbij een tijdelijke omgevingsvergunning is verleend voor het plaatsen een zonwerende constructie op de percelen [adres 1] in Enschede wordt herroepen.
9.3.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eisers vergoeden. Ook ziet de rechtbank aanleiding om het college te veroordelen in de proceskosten die eisers in verband met de behandeling van hun beroep redelijkerwijs hebben moeten maken. Deze kosten bedragen, onder toekenning van 1 punt voor het instellen van beroep, € 875.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het besluit van 21 april 2022, waarbij een tijdelijke omgevingsvergunning is verleend voor het plaatsen een zonwerende constructie op de percelen [adres 1] in Enschede;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eisers, ten bedrage van € 875, te betalen aan eisers;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 184 aan eisers moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, in aanwezigheid van mr. A. van der Weij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op .
De rechter is buiten staat om deze uitspraak
te ondertekenen.
griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.