ECLI:NL:RBOVE:2024:1280

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
ak_23_481
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen vaarvergunning en ontheffing voor verbrandingsmotoren op boten

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van de Stichting Natuur- en Milieuplatform Steenwijkerland tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland beoordeeld. Het college had op 20 juni 2022 een vaarvergunning verleend voor het exploiteren van 60 verhuurboten ten behoeve van Vakantiepark Waterstaete te Ossenzijl, alsook een ontheffing voor het gebruik van een verbrandingsmotor op 59 boten. De rechtbank behandelt het bezwaar van eiseres, dat op 22 december 2022 door het college niet-ontvankelijk was verklaard.

De rechtbank overweegt dat de Vaarverordening Steenwijkerland 2021, waarop de vergunning is gebaseerd, een gemeentelijke verordening is die is opgesteld in het belang van de gemeente. Eiseres, die zich inzet voor de bescherming van natuur en milieu, kan niet als belanghebbende worden aangemerkt bij het besluit van het college. De rechtbank concludeert dat de belangen van de natuur en het milieu al zijn meegenomen in eerdere vergunningen en bestemmingsplannen, en dat de verlening van de vaarvergunning en ontheffing slechts een nadere regulering betreft van wat al mogelijk was.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, in aanwezigheid van mr. A. van der Weij, griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/481
uitspraak van de enkelvoudige kamer van de rechtbank Overijssel in de zaak tussen

Stichting Natuur- en Milieuplatform Steenwijkerland, uit Oldemarkt, eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland

(gemachtigde: G. Holtjer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland (hierna: het college) van 20 juni 2022 waarbij een vaarvergunning is verleend voor het exploiteren van 60 verhuurboten ten behoeve van de gasten van Vakantiepark Waterstaete te Ossenzijl (hierna: Waterstaete) en een ontheffing voor het gebruik van een verbrandingsmotor op 59 boten.
1.1.
Met het bestreden besluit van 22 december 2022 heeft het college bij het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 27 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres [naam 1], [naam 2] en [naam 3] en namens het college G. Holtjer.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank zal beoordelen of het college het bezwaar van eiseres tegen
de verlening van een vaarvergunning en een ontheffing voor het gebruik van een verbrandingsmotor aan Vakantieparken Weerribben Wieden B.V. terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
3.1.
De vergunning en de ontheffing waartegen eiseres bezwaar heeft gemaakt zijn verleend op grond van de Vaarverordening Steenwijkerland 2021 (hierna: de Vaarverordening). De Vaarverordening is gebaseerd op artikel 149 van de Gemeentewet.
De Vaarverordening is op 1 januari 2021 in werking getreden.
3.2.
Eiseres is een stichting die zich inzet voor de belangen van de bescherming van de natuur en van het milieu.
3.3.
De rechtbank overweegt dat de Vaarverordening een autonome gemeentelijke verordening is die is opgesteld in het belang van de gemeente (artikel 149 Gemeentewet). De gemeenteraad heeft met deze verordening het gebruik van rondvaart- en verhuurboten binnen de gemeente Steenwijkerland willen reguleren. De Vaarverordening regelt niet het recht om met boten op waterwegen binnen de grenzen van de gemeente te varen. Dat is toegestaan zonder dat daarvoor deze vergunning is vereist.
3.4.
Met de belangen van de bescherming van de natuur en van het milieu is rekening gehouden bij de verlening van een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet voor de bouw van Waterstaete door Gedeputeerde Staten van Overijssel, bij besluit van
26 augustus 2009. Bij de verlening van die vergunning is uitdrukkelijk betrokken dat de vakantiewoningen in dit vakantiepark elk voorzien zijn van een aanlegplaats voor een boot. Ook bij de vaststelling van het ter plaatse geldende bestemmingsplan zijn deze belangen betrokken.
3.5
De vaarvergunning met de ontheffing betreft een nader regulering van wat op basis van het bestemmingsplan en de natuurvergunning al mogelijk was. De Habitatrichtlijn is hierop naar het oordeel van de rechtbank niet van toepassing.
3.6.
Uit het voorgaande volgt dat eiseres, als stichting die zich inzet voor de belangen van de bescherming van de natuur en van het milieu, niet als belanghebbende bij het besluit van het college van 20 juni 2022 kan worden aangemerkt. Het bezwaar is dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Aan een inhoudelijke beoordeling van het door het college genomen besluit om een vaarvergunning en een ontheffing voor het gebruik van een verbrandingsmotor te verlenen ten behoeve van gasten van Waterstaete komt de rechtbank daarom niet toe. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, in aanwezigheid van mr. A. van der Weij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op .
De rechter is buiten staat om deze uitspraak
te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.