ECLI:NL:RBOVE:2024:1266

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
C/08/306422 / FA RK 23-3144
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van ouderlijk gezag en beëindiging voogdij in het belang van het kind

Op 29 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, locatie Almelo, uitspraak gedaan in een zaak betreffende het herstel van het ouderlijk gezag over een minderjarige, hierna te noemen [het kind]. De ouders, de vader en de moeder, hebben verzocht om het ouderlijk gezag te herstellen, nadat dit eerder was beëindigd en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (WSS) als voogdij-instelling was aangesteld. De rechtbank heeft kennisgenomen van de verwijzingsbeschikking van de rechtbank Amsterdam en aanvullende stukken die zijn ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 februari 2024 zijn de ouders, vertegenwoordigers van WSS en de Raad voor de Kinderbescherming gehoord. De ouders hebben aangegeven dat zij in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [het kind] weer op zich te nemen, en dat het in het belang van [het kind] is dat zij het gezag terugkrijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat zowel WSS als de Raad geen bezwaren hebben tegen het verzoek van de ouders. De rechtbank concludeert dat de ouders een positieve ontwikkeling hebben doorgemaakt en dat het herstel van het gezag in het belang van [het kind] is. De rechtbank heeft het verzoek van de ouders toegewezen en het gezag hersteld, met de bepaling dat de voogdij van WSS eindigt op het moment dat de beschikking is verzonden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Almelo
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/306422 / FA RK 23-3144
datum uitspraak: 29 februari 2024
beschikking herstel gezag
in de zaak van
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
en
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
hierna samen te noemen: de ouders,
beiden wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. B.J.H.L. Brouwer,
betreffende
[het kind],geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2008,
hierna te noemen: [het kind].
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
de voogdij-instelling,
hierna te noemen: WSS,
gevestigd te Amsterdam,
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad,
gevestigd te Almelo
en
[het kind].

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennis genomen van de verwijzingsbeschikking van de
rechtbank Amsterdam van 22 november 2023, welke beschikking, met bijlagen, bij de griffie is binnengekomen op 1 december 2023.
1.2.
Op 5 januari 2024 zijn aanvullende stukken bij de griffie binnengekomen.
1.3.
De kinderrechter heeft op 22 februari 2024 met [het kind] gesproken.
1.4.
De mondelinge behandeling heeft op 29 februari 2024 met gesloten deuren plaatsgevonden. Verschenen zijn en gehoord zijn:
- de ouders, bijgestaan door hun advocaat,
- [naam 1], namens WSS,
- [naam 2], namens de raad.

2.De feiten

2.1.
[het kind] is door de vader erkend. De vader en de moeder zijn op 28 april 2009, na de geboorte van [het kind], met elkaar gehuwd.
2.2.
Bij beschikking van de rechtbank Gelderland van 17 juni 2015 is het gezag van de ouders over [het kind] beëindigd en is WSS tot voogdes benoemd over [het kind].
2.3.
[het kind] woont sinds februari 2019 op een woongroep van Aveleijn te [plaats].

3.Het verzoek

De ouders verzoeken de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het ouderlijk gezag van hen over [het kind] op grond van artikel 1:277 Burgerlijk Wetboek (BW) te herstellen.
Ter onderbouwing van het verzoek stellen de ouders dat [het kind] al kort na zijn geboorte uit huis is geplaatst. Sinds februari 2019 woont hij op een woongroep van Aveleijn in [plaats]. De ouders hebben regelmatig omgang met [het kind]. Hij verblijft in de oneven weken van vrijdag tot en met zondag bij hen en daarnaast extra in de vakanties en rondom de feestdagen. [het kind] reist dan zelfstandig van [plaats] naar [woonplaats] en weer terug. De GI heeft gaandeweg ervaren dat de ouders als betrokken ouders steeds beter in staat zijn om in het belang van [het kind] bij de relevante beslissingen mee te denken. De GI is daarom van mening dat de voogdijmaatregel kan worden beëindigd en dat de ouders in staat zijn zelfstandig het gezag over [het kind] uit te oefenen. Ter onderbouwing hebben de ouders een afschrift van de afsluitrapportage van WSS van 6 juli 2023 overgelegd. De ouders onderkennen dat het in het belang van [het kind] is dat hij verblijft bij Aveleijn. Wel is het de wens van zowel [het kind] als de ouders dat [het kind] in een passende woongroep in de regio [woonplaats] komt wonen. Als het verzoek tot herstel van het gezag zou worden toegewezen, zal dat voor de ouders geen reden zijn om het wonen van [het kind] in een beschermde woonomgeving te beëindigen. Uit de afsluitrapportgage van WSS blijkt dat zij geen bezwaren heeft tegen een verhuizing naar een andere passende locatie. De GI heeft aangegeveneen uitgebreide overdracht aan de gemeente te organiseren als het gezag van de ouders wordt hersteld. Dan kan een andere dan de huidige jeugdbeschermer de ouders voortaan kan begeleiden, onder meer in het proces om te komen tot een nieuwe woonplek voor [het kind]. De ouders menen dat zij weer duurzaam in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [het kind] te dragen en dat het herstel van het gezag in het belang is van [het kind].

4.De standpunten van [het kind] en de GI

[het kind] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter gezegd dat hij een beetje weet wat gezag betekent, maar niet alles. [het kind] vindt het leuk dat zijn ouders het gezag weer over hem willen uitoefenen. Hij wil graag dat zijn ouders weer de beslissingen over hem kunnen nemen. [het kind] wil graag weg bij de groep de Molenwiek waar hij nu zit.
Namens WSS heeft de jeugdzorgwerker tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat zij het volste vertrouwen heeft dat de ouders het gezag weer over [het kind] kunnen uitoefenen. WSS kan zich daarom vinden in het verzoek van de ouders. Wat WSS betreft hoeft er na de wijziging van het gezag geen kinderbeschermingsmaatregel meer te zijn. Er is een ambulante hulpverleningsorganisatie (Passie voor Jeugd en Gezin) gevonden in [woonplaats] die de ouders kan ondersteunen. De ouders hebben vertrouwen in deze organisatie, omdat die eerder betrokken is geweest.
De raad sluit zich aan bij het standpunt van WSS. De raad ziet geen bezwaren om de ouders in het gezag te herstellen.

5.De beoordeling

Het wettelijk criterium
5.1.
Ingevolge artikel 1:277 lid 1 BW kan de rechtbank de ouder van wie het gezag is
beëindigd, op zijn verzoek in het gezag herstellen als:
- herstel in het gezag in het belang van de minderjarige is, en
- de ouder duurzaam de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van
de minderjarige, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW in staat is te dragen.
5.2.
Bij de beantwoording van de vraag of herstel van het ouderlijk gezag is aangewezen, is
het belang van de minderjarige het uitgangspunt. Daarbij staat het recht van het kind op een gezonde en evenwichtige groei naar zelfstandigheid centraal.
De inhoudelijke overwegingen
5.3.
De rechtbank stelt vast dat zowel de voogdijinstelling als de raad kan instemmen met
het verzoek van de ouders. Zij zien geen bezwaren om de ouders in het gezag te herstellen.
De WSS concludeert in haar afsluitrapportage van 6 juli 2023 dat het systeem rondom
[het kind] gezamenlijk kan zorgen voor een veilige ontwikkeling van [het kind] zonder dat ingrijpen van of regievoering door WSS nog langer nodig is. Dat is een groot compliment waard aan het systeem en in het bijzonder aan de ouders die altijd vanuit geduld en liefde in het belang van hun zoon hebben gehandeld.
De rechtbank constateert dat de ouders de afgelopen periode een positieve ontwikkeling hebben doorgemaakt en daarvoor verdienen zij een groot compliment. Zij zijn steeds beter in staat gebleken om als betrokken ouders in het belang van [het kind] bij de relevante beslissingen mee te denken. Dit heeft ertoe geleid dat de rol van WSS als voogdijinstelling niet langer nodig wordt geacht. Verder is het positief dat de ouders blijven staan achter het wonen van [het kind] in een beschermde woonomgeving. Hiermee laten de ouders zien dat zij denken in het belang van [het kind].
Het is in het belang van [het kind] dat de ouders in het gezag worden hersteld. Dit is ook de wens van [het kind]. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken dat de ouders hiertoe in staat zijn. Zij kunnen duurzaam de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [het kind] dragen.
Uit het voorgaande blijkt dat is voldaan aan de in artikel 1:277 BW genoemde eisen. De
rechtbank wijst het verzoek van de ouders daarom toe en zal die beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. De voogdij van WSS over [het kind] eindigt op grond van artikel 1:281 lid 1 onder b BW in samenhang met artikel 1:281 lid 2 BW van rechtswege daags nadat de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking is verstrekt of verzonden.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
herstelt de ouders in het ouderlijk gezag over de minderjarige
[het kind], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2008;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
bepaalt dat van deze beslissing aantekening wordt gemaakt in het in artikel 1:244 BW
genoemde openbare gezagsregister;
6.4.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.H. Olthof, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 februari 2024 in tegenwoordigheid van G.H. Mensink-Heuver, griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 8 maart 2024.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de raad voor de kinderbescherming en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door de raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.