ECLI:NL:RBOVE:2024:1250

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
10815439 \ CV EXPL 23-2683
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning door gedaagde onder curatele na vernielingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 8 maart 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Ambulante Zorg Twekkelerveld B.V. (AZT) en de gedaagden, waarbij de vordering tot ontruiming van een woning door gedaagde is toegewezen. De gedaagde, die onder curatele staat, heeft de woning onbewoonbaar gemaakt door ernstige vernielingen aan te brengen. AZT vorderde ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, terwijl de gedaagden verweer voerden. De kantonrechter oordeelde dat de curator als formele procespartij moet worden aangesproken, aangezien de gedaagde onder curatele staat. De vordering tot schadevergoeding tegen de gedaagde werd niet ontvankelijk verklaard. De rechter concludeerde dat er sprake was van spoedeisend belang bij de ontruiming, gezien de ernstige schade aan de woning en de angst die het gedrag van de gedaagde bij omwonenden veroorzaakte. De kantonrechter oordeelde dat de ernstige tekortkomingen in de nakoming van de huurovereenkomst door de gedaagde de ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure waarschijnlijk maken. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, en de curator werd veroordeeld in de proceskosten van AZT.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 10815439 \ CV EXPL 23-2683
Vonnis in kort geding van 8 maart 2024
in de zaak van
AMBULANTE ZORG TWEKKELERVELD B.V.,
gevestigd te Enschede,
eisende partij,
hierna te noemen: AZT,
gemachtigde: mr. O.M.M. Philips,
tegen

1.de vennootschap onder firma [gedaagde 1]

in de hoedanigheid van curator van gedaagde onder 2,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de curator,
en

2.[gedaagde 2] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde 2] ,
hierna samen ook te noemen: de gedaagden,
gemachtigde: mr. D.F. Briedé.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties,
- de aanvullende producties van AZT van 7 december 2023,
- de mondelinge behandeling op 8 december 2023, waar partijen zijn verschenen, bijgestaan door de gemachtigden. Mr. Briedé heeft pleitaantekeningen overgelegd en voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt. De zaak is aangehouden tot 15 januari 2024 in verband met een MDO,
- de akte van 15 januari 2024, waarin partijen hebben verzocht om een voortzetting van de mondelinge behandeling,
- de aanvullende producties van AZT van 21 februari 2024,
- de voortgezette mondelinge behandeling van 23 februari 2024, waar partijen zijn verschenen, bijgestaan door de gemachtigden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde 2] is op 15 juni 2016 onder curatele gesteld. Op 28 juni 2018 is
[naam 1] , h.o.d.n. [gedaagde 1] , benoemd tot curator van [gedaagde 2] .
2.2.
Op 8 maart 2023 is tussen AZT en de gedaagden een overeenkomst tijdelijk gebruik Ambulante Zorg Twekkelerveld gesloten voor de woning aan de [adres] met ingang van 15 maart 2023 voor de duur van twaalf maanden, hierna: de huurovereenkomst. Het gaat om een twee onder één kap woning die AZT van [naam 2] huurt. De woonruimte wordt beschikbaar gesteld in het kader van een hulpverleningstraject, waarvan het begeleidings- of zorgplan integraal onderdeel uitmaakt. Het andere huis onder dezelfde kap wordt ook aan een cliënt van AZT verhuurd.
2.3.
Op deze overeenkomst zijn de ‘huisregels WLZ’ en ‘algemene bepalingen huurovereenkomst woonruimte’ (versie 20 maart 2017) van toepassing. Daarnaast hebben partijen een begeleidingsovereenkomst gesloten.
2.4.
Aan de gehuurde woning is schade ontstaan. De kosten van reparatie van de schade wordt begroot op € 28.648,57. Op 2 november 2023 heeft AZT [gedaagde 2] aansprakelijk gesteld voor deze schade.

3.Het geschil

3.1.
AZT vordert - samengevat - ontruiming door [gedaagde 2] van de woning binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis met veroordeling van de gedaagden in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente
3.2.
De gedaagden voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De vorderingen tegen [gedaagde 2]
4.1.
staat onder curatele. Een vordering van een verhuurder tot ontruiming van het gehuurde dient in dat geval te worden ingesteld tegen de curator. Het is namelijk de curator die als formele procespartij heeft te gelden en niet degene die onder curatele staat. De reden hiervan is dat de uit de huurovereenkomst voortvloeiende rechten in het onder curatele gestelde vermogen vallen, aangezien zowel de te betalen bijdrage/huur als de eventuele schadevergoeding betrekking hebben op het vermogen dat de curator voor
[gedaagde 2] beheert.
4.2.
Voor [gedaagde 2] betekent dit in dit geding dat hij niet met succes gedagvaard kan worden. AZT dient in haar vorderingen tegen [gedaagde 2] niet ontvankelijk te worden verklaard.
4.3.
Voor de proceskosten wordt verwezen naar overweging 4.18.
De vorderingen tegen de curator
Spoedeisend belang
4.4.
AZT stelt dat er spoedeisend belang is bij de vorderingen omdat de woning door de vernielingen door [gedaagde 2] onbewoonbaar is geworden. Daarnaast zorgt het agressieve gedrag van [gedaagde 2] voor grote angst bij omwonenden, zodanig dat zij niet met [gedaagde 2] in gesprek durven te gaan over zijn gedrag uit angst voor de gevolgen.
4.5.
De curator meent dat er geen spoedeisend belang is. De situatie waar AZT zich op beroept speelt al vanaf september 2023 en heeft niet tot zodanige problemen geleid dat
[gedaagde 2] met spoed de woning moet verlaten.
4.6.
Hoewel aan de curator kan worden toegegeven dat de kwestie partijen al sinds september 2023 speelt, oordeelt de kantonrechter toch dat er sprake is van spoedeisend belang. Dit is gelegen in het feit dat de woning zodanig vernield en vervuild is dat deze in feite onbewoonbaar is. Dat partijen vanaf september 2023, maar ook tussen de twee mondelingen behandelingen in, hebben gepoogd tot een oplossing te komen en andere woonruimte te vinden voor [gedaagde 2] , neemt het spoedeisende karakter niet weg.
Inhoudelijke beoordeling
4.7.
In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de vorderingen van AZT in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat daarop vooruit mag worden gelopen door de nu gevorderde ontruiming toe te wijzen.
4.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat er sprake is van een gemengde overeenkomst waarbij zowel een huurovereenkomst voor woonruimte als een begeleidingsovereenkomst voor het verlenen van zorg/begeleiding in onderlinge samenhang is gesloten.
4.9.
Tussen partijen is evenmin in geschil dat de wooncomponent de bovenliggende prestatie van AZT is en dat [gedaagde 2] recht op huurbescherming heeft. De vraag is hoe deze bescherming zich verhoudt tot de gevorderde ontruiming.
4.10.
Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
Deze rechtsregel brengt tot uitdrukking dat slechts een tekortkoming van voldoende gewicht recht geeft op (gehele of gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst (ECLI:NL:HR:2018:1810). Bij de beantwoording van de vraag of ontbinding van deze huurovereenkomst gerechtvaardigd is kunnen alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
4.11.
De kantonrechter is van oordeel dat aan de zijde van de curator sprake is van zodanige ernstige tekortkomingen in de nakoming van de huurovereenkomst, dat te verwachten is dat de ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure wordt uitgesproken. De kantonrechter motiveert dat als volgt.
4.12.
Tijdens de huurperiode is de woning zeer ernstig vernield. Het gaat met name om het lostrekken/verwijderen van het plafond van de keuken en berging op de benedenverdieping en het verwijderen van leidingen en kranen met als gevolg het afsluiten van onder meer de toevoer van gas en water. Uit het begrote bedrag dat is gemoeid met herstel van de woning kan de omvang van de schade worden afgeleid.
Op grond van artikel 7:218 lid 2 BW wordt de schade (niet zijnde brandschade of schade aan de buitenkant van de woning) vermoed te zijn ontstaan door een aan de huurder toe te rekenen tekortschieten in de nakoming van de verplichting uit de huurovereenkomst. Dat de woning al in slechte staat was bij het aangaan van de huurovereenkomst heeft [gedaagde 2] onvoldoende onderbouwd, terwijl AZT foto’s in het geding heeft gebracht waaruit bij aanvang een goede staat blijkt. Ook heeft [gedaagde 2] niet onderbouwd dat de door hem gestelde rattenplaag het gevolg is van handelen of nalaten van AZT.
4.13.
Deze gedragingen zijn, afgezien van gevaarlijk, ook in strijd met zowel de toepasselijke huisregels als de algemene voorwaarden waarin vrij vertaald onder meer is opgenomen dat de huurder geen vernielingen in de woning mag aanrichten en dat de huurder aansprakelijk is voor schade die aan de woning wordt toegebracht.
4.14.
De ernst van de vernielingen – de woning is feitelijk onbewoonbaar – maakt dat de conclusie kan worden getrokken dat de kans groot is dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst wordt ontbonden. Weliswaar heeft [gedaagde 2] recht op huurbescherming maar deze gaat niet zover dat hij ondanks deze vernielingen in het gehuurde mag blijven.
Tot slot
4.15.
De curator heeft een beroep gedaan op artikel 8 EVRM, stellende dat de ontruiming moet worden afgewezen omdat AZT zich mengt in het privé leven van [gedaagde 2] en zijn recht op een woning niet eerbiedigt. Dit beroep slaagt niet. Hoewel de ontruiming als een inmenging in het privé leven van [gedaagde 2] en zijn recht op een woning kan worden gezien, is deze inmenging gerechtvaardigd op de in lid 2 van dat artikel gegeven gronden.
4.16.
[gedaagde 2] heeft zijn belang op de door hem gehuurde woning in deze procedure uitgebreid toegelicht, evenals AZT dat heeft gedaan over haar belang bij ontruiming. Ook heeft AZT laten zien oog te hebben voor het belang van [gedaagde 2] . Voorafgaand aan de eerste mondelinge behandeling maar ook daarna heeft AZT (ook in samenwerking met onder meer de gemeente, de politie, het Veiligheidshuis Twente en de Reclassering) gezocht naar een passende oplossing voor de problematische (woon)situatie van [gedaagde 2] . Van andere woonruimte, zowel in [woonplaats] als daarbuiten, aangeboden door AZT, heeft
[gedaagde 2] afgezien omdat hij in [woonplaats] wil blijven dan wel de keuken en sanitair in de aangeboden woonruimte niet wil delen met andere huurder(s). Daarmee heeft AZT laten zien oog te hebben voor de belangen van [gedaagde 2] en ook haar maatschappelijke verantwoordelijkheid getoond om te voorkomen dat [gedaagde 2] dakloos wordt en/of uit het beeld van de hulpverleners en de curator verdwijnt. Deze belangen zijn in deze procedure uitgebreid aan de orde gekomen en in dit vonnis hierboven afgewogen.
De inbreuk op het in artikel 8 EVRM beschermde recht van [gedaagde 2] is gelet op de belangenafweging dan ook gerechtvaardigd.
4.17.
Dit betekent dat de vordering tot ontruiming wordt toegewezen.
4.18.
Het beroep van AZT op het agressieve gedrag van [gedaagde 2] tegenover buren kan gelet op bovenstaande buiten beschouwing blijven.
Proceskosten
4.19.
De curator is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Weliswaar wordt AZT niet ontvankelijk verklaard in haar vorderingen ten aanzien van [gedaagde 2] , maar het betreft dezelfde vorderingen in dezelfde dagvaarding tegen de curator, tegelijk behandeld tijdens de mondelinge behandelingen. Bovendien zal de veroordeling van de curator er toe leiden dat [gedaagde 2] de woning moet verlaten.
4.20.
De proceskosten van AZT worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
110,56
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
Totaal
916,56
4.21.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter in kort geding:
5.1.
verklaart AZT niet ontvankelijk in haar vorderingen tegen [gedaagde 2] ;
5.2.
veroordeelt de curator om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis:
- het gehuurde met bijbehorende ruimtes aan de [adres] te verlaten en te ontruimen (en ontruimd en verlaten te houden) met al hetgeen van de curator en van ieder die daar verblijft is,
- onder overgave van de sleutels en
- ter vrije en algemene beschikking van AZT te stellen hetgeen daartoe verder behoort;
5.3.
veroordeelt de curator in de proceskosten van AZT van € 916,56 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de curator niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis wordt betekend, dan moet de curator ook de kosten van betekening betalen;
5.4.
veroordeelt de curator in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk
Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.5.
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Smedes en in het openbaar uitgesproken op
8 maart 2024.