ECLI:NL:RBOVE:2024:1248

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
18.032033.23 (P), 18.025558.23 (gev. ttz), 18.026981.23 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gekwalificeerde doodslag en poging tot diefstal met geweld in Groningen

Op 12 maart 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van gekwalificeerde doodslag en poging tot diefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 jaren, met aftrek van het voorarrest. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 31 januari 2023, waarbij de verdachte de 70-jarige [slachtoffer 1] met een mes in de buik heeft gestoken, wat leidde tot haar overlijden op 7 februari 2023. De verdachte had de intentie om de woning van het slachtoffer te beroven. Tijdens de rechtszittingen zijn meerdere getuigen gehoord, waaronder nabestaanden van het slachtoffer, en zijn er verklaringen van de verdachte en zijn raadsman gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag, voorafgegaan door een poging tot diefstal, en dat hij met opzet handelde. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor de nabestaanden van het slachtoffer en voor de slachtoffers van de poging tot diefstal. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en het recidiverisico van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 18.032033.23 (P), 18.025558.23 (gev. ttz), 18.026981.23 (gev. ttz)
Datum vonnis: 12 maart 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats] (Westelijke Jordaanoever),
nu verblijvende in de P.I. [locatie].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 9 februari 2023, 25 april 2023, 11 juli 2023, 3 oktober 2023, 19 december 2023 en 27 februari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.G. de Graaf en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. B.A.E.J. Koster, advocaat in Groningen, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door [benadeelde 1] en [benadeelde 2] voorgedragen nabestaandenverklaringen en van wat namens de benadeelde partij [benadeelde 1] door mr. R. Spoelstra is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging onder 18.032033.23 als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 3 oktober 2023 en voeging van de dagvaardingen onder 18.026981.23 en 18.025558.23 op de terechtzitting van 27 februari 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
t.a.v. 18.032033.23:in de periode van 31 januari 2023 tot en met 7 februari 2023 in Groningen [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven heeft beroofd door haar met een mes te steken (
primairom een poging tot diefstal te kunnen plegen).
t.a.v. 18.025558.23: op 25 januari 2023 in Groningen geprobeerd heeft een Nissan Micra van [slachtoffer 2] weg te nemen door middel van braak.
t.a.v. 18.026981.23, feit 1: primairop 26 januari 2023 in Groningen geprobeerd heeft een Volkswagen Polo van [slachtoffer 3] weg te nemen door middel van braak
dan welde Volkswagen Polo heeft beschadigd.
t.a.v. 18.026981.23, feit 2:op 26 januari 2023 in Groningen een Ford Focus heeft beschadigd door een autoraam te vernielen.
De strafbare feiten onder parketnummers 18.025558.23 en 18.026981.23 zijn op 3 oktober 2023 – middels een vordering ex artikel 314a Sv
ad informandum gevoegd bij de zaak onder parketnummer 18.032033.23. De rechtbank constateert dat in voornoemde zaken ten behoeve van de pro formazitting op 19 december 2023 in totaal drie aparte dagvaardingen zijn uitgevaardigd. De eerder als ad informandum gevoegde feiten komen daarom te vervallen als onderdeel van de tenlastelegging van 3 oktober 2023.
Voluit luiden de tenlasteleggingen aan verdachte, dat:
t.a.v. 18.032033.23:
hij in of omstreeks de periode van 31 januari 2023 tot en met 7 februari 2023 te Groningen,
[slachtoffer 1], opzettelijk van het leven heeft beroofd, door op 31 januari 2023 met een (vlees)mes in de buik(streek) van voornoemde [slachtoffer 1] te steken en/of snijden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] op 7 februari 2023 is overleden, welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een poging tot diefstal van goederen van voornoemde [slachtoffer 1] en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 31 januari 2023 tot en met 7 februari 2023 te Groningen,
[slachtoffer 1], opzettelijk van het leven heeft beroofd, door op 31 januari 2023 met een (vlees)mes in de buik(streek) van voornoemde [slachtoffer 1] te steken en/of snijden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] op 7 februari 2023 is overleden;
t.a.v. 18.025558.23:
hij op of omstreeks 25 januari 2023 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een auto (van het merk Nissan), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, de autoruit heeft vernield en/of (vervolgens) via het vernielde raam de autodeur heeft geopend en/of (vervolgens) de behuizing rondom het stuur, althans het dashboard heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
t.a.v. 18.026981.23, feit 1:
hij op of omstreeks 26 januari 2023 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een auto (VW Polo, [kenteken 1]), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming
- de ruit van die auto heeft ingeslagen en/of
- het contactslot te verbreken en/of
- elektriciteitskabels met elkaar te verbinden en/of
- auto vooruit heeft geduwd

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 januari 2023 te Groningen opzettelijk en wederrechtelijk een auto (VW Polo, [kenteken 1]), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield en/of beschadigd;
t.a.v. 18.026981.23, feit 2:
hij op of omstreeks 26 januari 2023 te Groningen opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Ford Focus, [kenteken 2]) , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] B.V., in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield en/of beschadigd.

3.De bewijsmotivering

3.1
Inleiding [1]
In de middag van 31 januari 2023 omstreeks 13:40 uur hoorden buurtbewoners van [slachtoffer 1], bewoonster van de [adres], hard gegil en geschreeuw uit de richting van haar woning komen. Buurtbewoners troffen [slachtoffer 1] buiten haar woning aan met een steekwond in haar buik. [slachtoffer 1] zei dat ze door een onbekende man was gestoken en wees een man aan die enkele meters verderop in de straat stond. Toen buurtbewoners deze man wilden aanspreken, rende hij weg. [2] Verbalisanten die ter plaatse kwamen, zagen een vrouw ([slachtoffer 1]) tegen de deur van een schuurtje zitten. [slachtoffer 1] verklaarde dat zij pijn had bij haar buikstreek en dat zij was gestoken door een man. Desgevraagd verklaarde [slachtoffer 1] dat de man niets had meegenomen. [3] In de woning trof één van de verbalisanten een mes aan met een lemmet van ongeveer twintig centimeter lang met daarop bloed tot aan het heft. [4]
[slachtoffer 1] werd met spoed naar het UMCG gebracht, waar zij diezelfde dag een spoed-buikoperatie (
‘laparotomie’) heeft ondergaan. Door de messteek waren zowel haar maag als de darmen geperforeerd, ook had [slachtoffer 1] braaksel in haar longen. [slachtoffer 1] lag op de intensive care (hierna: I.C.) en werd kunstmatig in coma gehouden in verband met infectiegevaar. [5] Op 2 februari 2023 kwam [slachtoffer 1] bij kennis. Zij was moeilijk aanspreekbaar en erg moe. Omdat haar longen nog niet zelfstandig werkten, bleef zij op de I.C. aan de beademing. [6] In eerste instantie was er sprake van enig herstel en sprak zij op 3 februari 2023 nog met haar broer over het voorval. Rond 4 februari 2023 ervaarde [slachtoffer 1] echter motorische onrust en kreeg zij een delier. De dagen daarop ging zij verder achteruit, waarna op 6 februari 2023 een tweede buikoperatie (
‘re-laparotomie’) heeft plaatsgevonden. Na deze tweede operatie is er sprake geweest van uitval van meerdere orgaansystemen. [slachtoffer 1] is op 7 februari 2023 op 70-jarige leeftijd overleden aan de gevolgen van het steekletsel linksvoor aan de buik. [7]
Op 31 januari 2023 omstreeks 13:55 uur meldde verdachte zich bij het politiebureau aan de Rademarkt in Groningen met de mededeling dat hij ruzie heeft gehad met een vrouw en dat hij haar heeft gestoken. [8] Verdachte is kort voor de steekpartij tweemaal eerder in Groningen aangehouden wegens de verdenking van meerdere pogingen tot inbraak dan wel vernielingen van meerdere auto’s. [9]
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich – overeenkomstig een aan de rechtbank overgelegd schriftelijk requisitoir – op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten allen (primair) wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Ter onderbouwing daarvan heeft zij in het bijzonder gewezen op de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van alle feiten.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – overeenkomstig een aan de rechtbank overgelegde pleitnota – ten aanzien van de bewezenverklaring van alle (primair) tenlastegelegde feiten aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
t.a.v. 18.032033.23, primair: de gekwalificeerde doodslag op [slachtoffer 1]
- de verklaring van verdachte op de terechtzitting, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte; [10]
- het proces-verbaal van bevindingen betreffende het gesprek met de broer en schoonzus van het slachtoffer van 7 februari 2023, voor zover inhoudende de verklaring van het slachtoffer op 3 februari 2023; [11]
- een schriftelijk bescheid, inhoudende een forensisch pathologisch onderzoek van
3 juli 2023, opgemaakt door drs. P.M.I. van Driessche, arts en forensisch patholoog. [12]
t.a.v. 18.025558.23: de poging tot diefstal van de Nissan Micra [13]
- de verklaring van verdachte op de terechtzitting, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte; [14]
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 25 januari 2023. [15]
t.a.v. 18.026981.23, feit 1: de poging tot diefstal van de Volkswagen Polo [16]
- de verklaring van verdachte op de terechtzitting, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte; [17]
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 26 januari 2023. [18]
t.a.v. 18.026981.23, feit 2: de beschadiging van de Ford Fiesta
- de verklaring van verdachte op de terechtzitting, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte; [19]
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens [bedrijf] B.V. van 27 januari 2023. [20]
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de gekwalificeerde doodslag op [slachtoffer 1]
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 31 januari 2023 in Groningen [slachtoffer 1] met kracht in de buikstreek heeft gestoken met een mes, waarna zij aan de gevolgen van dat geweld op 7 februari 2023 is overleden. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of dit handelen gekwalificeerd kan worden als een gekwalificeerde doodslag. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat bij verdachte sprake was van vol opzet op de dood van het slachtoffer. De rechtbank zal daarom beoordelen of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet.
Uit de verklaring van verdachte op de terechtzitting leidt de rechtbank af dat verdachte naar de woning van [slachtoffer 1] is gegaan met als doel om haar te beroven. Mocht [slachtoffer 1] de deur open doen, dan zou hij haar gelijk neersteken en haar woning binnen gaan. Door [slachtoffer 1] te steken, wilde verdachte bewerkstelligen dat zij zich niet kon verzetten, zodat hij verder kon gaan met het wegnemen van goederen uit haar woning. Hij had daartoe een mes in zijn mouw verstopt. Toen [slachtoffer 1] de deur open deed, is verdachte de woning binnengedrongen en heeft hij haar in de buikstreek gestoken. Toen [slachtoffer 1] begon te schreeuwen en er buren naar buiten kwamen, heeft verdachte de woning verlaten. Hij heeft niet naar [slachtoffer 1] omgekeken en heeft haar bloedend achtergelaten.
Naar het oordeel van de rechtbank moet de handelwijze van verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als te zijn gericht op de dood van het slachtoffer. De rechtbank overweegt hiertoe dat verdachte met een koksmes van circa twintig centimeter lang diep in de buik van de 70-jarige [slachtoffer 1] heeft gestoken. Uit het forensisch pathologisch rapport volgt dat de steekwond circa zestien centimeter diep was. [21] Bijna het gehele lemmet van het mes is in het lichaam van het slachtoffer gegaan. Het is een algemene ervaringsregel dat de buikstreek dusdanig kwetsbaar is dat, indien daarop (met kracht) met een mes geweld wordt uitgeoefend door te steken, de aanmerkelijke kans bestaat dat dit de dood van het slachtoffer tot gevolg heeft. Verdachte wilde koste wat kost de woning van het slachtoffer in om haar te beroven en koos er bewust voor haar te steken in een kwetsbaar deel van haar lichaam, waarmee hij de kans op fataal letsel op de koop toe heeft genomen.
Gelet op het hiervoor overwogene gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] en dat hij deze kans ook bewust heeft aanvaard. De rechtbank is daarom van oordeel dat er op zijn minst sprake is geweest van voorwaardelijk opzet bij verdachte.
De rechtbank stelt vast dat het geweld waaraan het slachtoffer uiteindelijk is overleden door verdachte is gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van de diefstal voor te bereiden, het verkrijgen van de goederen gemakkelijker te maken, het bezit van de gestolen goederen te verzekeren en/of er straffeloos vanaf te komen. De rechtbank is van oordeel dat de doodslag in onmiddellijk verband staat met de diefstal die verdachte wilde plegen. Dat heeft verdachte zelf ook verklaard.
De rechtbank acht daarom de onder 18.032033.23 primair tenlastegelegde gekwalificeerde doodslag wettig en overtuigend bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
t.a.v. 18.032033.23:
hij in de periode van 31 januari 2023 tot en met 7 februari 2023 te Groningen
[slachtoffer 1] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door op 31 januari 2023 met een mes in de buik(streek) van voornoemde [slachtoffer 1] te steken, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] op 7 februari 2023 is overleden, welke doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een poging tot diefstal van goederen van voornoemde [slachtoffer 1] en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
t.a.v. 18.025558.23:
hij op 25 januari 2023 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een auto (van het merk Nissan), toebehorende aan [slachtoffer 2], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van braak, de autoruit heeft vernield en (vervolgens) via het vernielde raam de autodeur heeft geopend en (vervolgens) de behuizing rondom het stuur heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
t.a.v. 18.026981.23, feit 1:
hij op 26 januari 2023 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een auto (VW Polo, [kenteken 1]), toebehorende aan [slachtoffer 3], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van braak,
- de ruit van die auto heeft ingeslagen en
- het contactslot heeft verbroken en
- elektriciteitskabels met elkaar heeft verbonden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
t.a.v. 18.026981.23, feit 2:
hij op 26 januari 2023 te Groningen opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Ford Focus, [kenteken 2]), toebehorende aan [bedrijf] B.V. heeft beschadigd.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 287, 288, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
t.a.v. 18.032033.23, primair:
het misdrijf:
doodslag, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
t.a.v. 18.025558.23 en 18.026981.23, feit 1 primair:
telkens het misdrijf:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
t.a.v. 18.026981.23, feit 2:
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vanwege het hoge recidiverisico, de ernst van het bewezen verklaarde en de inhoud van de rapportages gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 jaren, met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen binnen een bandbreedte van 12 tot 18 jaar en verzoekt de rechtbank aan de onderkant van die bandbreedte te gaan zitten gelet op het feit dat verdachte zichzelf direct bij de politie heeft gemeld, hij nagenoeg geen strafblad heeft en in een uitzichtloze situatie zit.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten – in het bijzonder de gekwalificeerde doodslag – de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gekwalificeerde doodslag, één van de zwaarste delicten die het Wetboek van Strafrecht kent. [slachtoffer 1] is op 31 januari 2023 in haar eigen woning – een plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen – door verdachte op een zeer gewelddadige manier in haar buik gestoken. Verdachte had het gemunt op eventuele waardevolle spullen en geld uit de woning van [slachtoffer 1]. Dat zij op dat moment in haar woning aanwezig was, heeft [slachtoffer 1] met haar leven moeten bekopen. Verdachte heeft zich op geen enkele wijze om [slachtoffer 1] bekommerd en heeft haar bloedend achtergelaten. Het is haast niet voor te stellen welke doodsangsten zij heeft moeten doorstaan en de pijn die zij daarbij – ook in de dagen tot aan haar overlijden – heeft moeten doormaken als gevolg van het toegepaste geweld door verdachte. Het handelen van verdachte was kil, berekenend en gewetenloos. Het getuigt van een volkomen gebrek aan respect voor de waarde van het leven van een medemens. Met het plegen van dit feit heeft verdachte het meest fundamentele recht van [slachtoffer 1], namelijk het recht op leven, ontnomen. Verdachte heeft zich enkel laten leiden door financieel gewin, hetgeen ten koste is gegaan van het leven van [slachtoffer 1]. Verdachte heeft door zijn handelen onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van [slachtoffer 1]. Door de broer en het nichtje van [slachtoffer 1] is ter zitting een verklaring voorgelezen, waarin zij het leed dat [slachtoffer 1] en hen is aangedaan onder woorden hebben gebracht. [slachtoffer 1] was een vrouw die volop in het leven stond, voor haar naasten klaarstond en zich gedurende haar leven heeft ingezet voor de maatschappij. Het abrupte verlies van [slachtoffer 1] heeft diepe sporen achtergelaten in de levens van haar naasten. Bovendien veroorzaakt een feit als hier aan de orde grote maatschappelijke onrust en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij, zeker onder kwetsbare alleenwonende ouderen.
Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij een woning wilde beroven en dat hij de dag voorafgaand aan het feit de woning van [slachtoffer 1] had uitgekozen, omdat hij had gezien dat er een oudere vrouw woonde en haar woning er vermogend uitzag. Ter zitting heeft verdachte nauwelijks verantwoordelijkheid genomen voor zijn daad. Verdachte lijkt geen enkele empathie voor het slachtoffer en haar naasten te hebben. Bij de politie heeft verdachte ook meermaals verklaard dat hij geen spijt heeft van zijn daden.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 29 januari 2024 en de uittreksels ECRIS (European Criminal Record Information System) uit de landen Duitsland, Denemarken en Zweden. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Op 23 februari 2024 is er door het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) gerapporteerd over de persoon van verdachte en de vraag of er al dan niet sprake was bij verdachte van een psychische stoornis. Het PBC heeft het volgende geconstateerd.
De ernst van het delict en de gevolgen ervan voor het slachtoffer en de nabestaanden, lijken niet tot verdachte door te dringen. Verdachte toont tijdens het onderzoek door de psycholoog en psychiater op geen enkel moment gevoelens van spijt, schuld of schaamte. Zijn geweten schiet ernstig tekort. Problemen die verdachte heeft, worden door hem geëxternaliseerd. Verdachte legt de oorzaak ervan buiten zichzelf, dit geldt ook voor het ten laste gelegde. Verdachte bekommert zich niet om het welzijn van anderen. Empathische vermogens zijn niet of nauwelijks aanwezig. Geconcludeerd kan worden dat bij verdachte sprake is van problematisch functioneren op vrijwel alle levensgebieden. Het recidiverisico op een vergelijkbaar feit is hoog.
De problematiek van verdachte voldoet aan de criteria van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische kenmerken (classificatie DSM-5-TR). De aanwezigheid van een psychotische stoornis kan niet worden aangetoond, noch uitgesloten. Dit geldt ook voor de aanwezigheid van een verstandelijke ontwikkelingsstoornis of beperking. Op de SON-R 6-40, een non-verbale intelligentietest, behaalt verdachte een IQ van 76. Hiermee wordt de non-verbale intelligentie op laag begaafd niveau geschat. De antisociale trekken worden met name gezien in de gebrekkige gewetensfunctie, waarbij sprake is van compleet ontbrekende spijt- en schuldgevoelens. Verdachte verdraait de waarheid, neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn gedrag en laat geen motivatie tot verandering zien. De narcistische kenmerken blijken uit zelfoverschatting en een gebrek aan zelfkritiek, waarbij hij er in contacten op uit is zijn eigen behoeftes te vervullen. De geconstateerde persoonlijkheidsstoornis betreft een diepgaand patroon dat chronische beperkingen veroorzaakt in het persoonlijk functioneren op alle levensterreinen en was dan ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. In diverse gesprekken met de psycholoog en psychiater vertelt verdachte dat hij een bewuste keuze heeft gemaakt om naar Nederland te komen, om door middel van diefstallen in zijn onderhoud te voorzien. Verdachte heeft hiervoor een plan opgesteld en voorbereidende handelingen getroffen. Zijn daden zijn koel en berekenend. Met de beschikbare informatie concluderen de psycholoog en psychiater dat de psychische stoornis, te weten een persoonlijkheidsstoornis, niet pathologisch heeft doorgewerkt in het ten laste gelegde. Er was sprake van keuzevrijheid en van controle over zijn handelen ten tijde van het ten laste gelegde. Zodoende zien de psycholoog en psychiater geen onderbouwing voor enige mate van vermindering van toerekenbaarheid met betrekking tot het ten laste gelegde. De psycholoog en psychiater adviseren het ten laste gelegde volledig aan verdachte toe te rekenen.
De straf
Voor gekwalificeerde doodslag heeft de wetgever bewust gekozen voor een hoger strafmaximum dan op doodslag is gesteld. Het strafmaximum voor een dergelijk strafbaar feit komt in duur overeen met dat van moord, te weten levenslange gevangenisstraf of een tijdelijke gevangenisstraf van ten hoogste dertig jaren.
De rechtbank acht, om voldoende recht te doen aan de aard en de buitengewone ernst van het bewezenverklaarde, oplegging van een zeer langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van achttien jaren met aftrek van het voorarrest passend en geboden is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een kortere duur van de gevangenisstraf, mede gezien de koele, berekenende en gewelddadige handelwijze van verdachte.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte de voorwaardelijke invrijheidsstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de op de beslaglijst vermelde goederen retour mogen aan verdachte. De raadsman heeft verzocht om teruggave van de goederen aan verdachte te gelasten.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan verdachte toebehorende op de beslaglijst vermelde goederen, zijnde:
  • 1 STK Papier (PL0100-2023027918-G1571060);
  • 1 STK Pas (PL0100-2023027918-G1571061).

7.De schade van benadeelden

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
7.1.1.
De vordering van [benadeelde 1]
heeft zich – als nabestaande van [slachtoffer 1] – als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 110.799,47, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- reiskosten: € 380,82;
- daggeldvergoeding: € 280,00;
- kosten medisch advies: € 1.287,65;
- uitvaartkosten: € 8.851,00.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 100.000,00 gevorderd.
7.1.2.
De vordering van [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 577,78, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- herstel stuurschakelaar en raam: € 250,00;
- werkplaatstarief: € 227,50.
7.1.3.
De vordering van [bedrijf] B.V.
[bedrijf] B.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 236,53, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- herstel ruit: € 101,93;
- montage: € 121,60;
- klein materiaal: € 5,00;
- milieukosten: € 8,00.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geheel toewijsbaar zijn inclusief wettelijke rente. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat [bedrijf] B.V. niet-ontvankelijk is in de vordering, omdat het niet duidelijk is geworden of degene die de vordering heeft ondertekend hiertoe gemachtigd is.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 1] heeft de raadsman voor wat betreft de materiële schade bepleit dat de gevorderde reiskosten niet toewijsbaar zijn, aangezien dit geen noodzakelijke kosten zijn en het geen rechtstreekse schade betreft. Daarnaast heeft de raadsman bepleit dat de noodzaak van het medisch advies onvoldoende duidelijk is geworden, waardoor ook die kosten niet toewijsbaar zijn. De raadsman heeft daarom verzocht om de benadeelde partij ten aanzien van dat deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Met betrekking tot de immateriële schade heeft de raadsman primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat het gevorderde bedrag dermate hoog is dat het te ingewikkeld is om met de onderliggende onderbouwing op de vordering te beslissen. Indien de benadeelde partij wel ontvankelijk wordt verklaard, heeft de raadsman verzocht het bedrag aan immateriële schade aanzienlijk te matigen, gezien de hoogte van het bedrag aan toegewezen immateriële schade in soortgelijke zaken. Voor wat betreft de overige posten van de vordering refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 2] refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot de vordering van [bedrijf] B.V. sluit de raadsman zich aan bij het standpunt van de officier van justitie en verzoekt hij om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1.
De vordering van [benadeelde 1]
De rechtbank is van oordeel dat door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte met het onder 18.032033.23 primair bewezenverklaarde feit rechtstreekse schade aan de benadeelde partij heeft toegebracht.
[benadeelde 1] is broer, enig erfgenaam en daarmee zijn ook de rechten op schadevergoeding van [slachtoffer 1] onder algemene titel overgegaan op [benadeelde 1].
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat uit de vordering afdoende blijkt dat de familieleden van het slachtoffer, waaronder benadeelde partij [benadeelde 1], meermalen naar het ziekenhuis zijn gereisd om haar te bezoeken. Op grond van artikel 6:107 BW en vaste jurisprudentie kan deze schade worden aangemerkt als verplaatste schade en is deze schade voor toewijzing vatbaar. De rechtbank zal het bedrag aan reiskosten daarom ook geheel toewijzen.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de schadepost inhoudend de kosten van het inwinnen van medisch advies voldoende is onderbouwd. De kosten zijn gemaakt ter begroting van de immateriële schade geleden door het slachtoffer [slachtoffer 1]. Daarbij komen de kosten de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. De schadepost van het medisch advies is daarom geheel voor toewijzing vatbaar. De overige posten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd zodat de rechtbank ook deze zal toewijzen.
Het gevorderde totaalbedrag aan materiële schade zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van
€ 10.799,47, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 31 januari 2023 (de begindatum waarop het strafbare feit is gepleegd).
Immateriële schade
Wat betreft de gevorderde immateriële schade geldt dat artikel 6:95 lid 2 BW bepaalt dat de vergoeding van nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, in beginsel niet vatbaar is voor overgang onder algemene titel, tenzij de gerechtigde aan de wederpartij heeft medegedeeld op de vergoeding aanspraak te maken. De advocaat van [benadeelde 1] heeft op 3 februari 2023 aan de raadsman van de verdachte onder meer bericht: “
Tot mij heeft zich gewend de heer [benadeelde 1] [slachtoffer 1] in zijn hoedanigheid van zaakwaarnemer van zijn zus, mevrouw [slachtoffer 1] te Groningen, met het verzoek u aan te schrijven over het volgende..” (..) “Namens cliënte wordt u aansprakelijk gehouden voor alle geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade van cliënte ten gevolge van het feit. Indien er andere personen waren betrokken, houdt zij ook mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit bericht is mede bedoeld als vereiste aanzegging in de zin van art. 6:95 lid 2, tweede volzin BW.”
De raadsman van verdachte heeft dit bericht diezelfde dag beantwoord met de mededeling dat hij dit zal doorgeven aan verdachte. De verdediging heeft deze gang van zaken niet betwist. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee aan de vereiste mededeling als bedoeld in artikel 6:95 lid 2 BW voldaan en is de vordering van het slachtoffer op de verdachte voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat overgegaan op [benadeelde 1].
Voor nadeel anders dan vermogensschade heeft het slachtoffer op grond van artikel 6:106, onder b, van het BW recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien zij lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het staat vast dat het slachtoffer lichamelijk letsel heeft opgelopen en na zeven dagen aan dit letsel is komen te overlijden.
Bij het bepalen van de omvang van de vergoeding houdt de rechtbank conform vaste jurisprudentie van de Hoge Raad rekening met onder meer de aard van de aansprakelijkheid, de aard van het letsel, de duur en de intensiteit van het verdriet en de gederfde levensvreugde die voor het slachtoffer het gevolg is van de aansprakelijkheidscheppende gebeurtenis, de ernst van de inbreuk op het rechtsgevoel van de benadeelde en de persoonlijke omstandigheden van benadeelde. [22] De verdachte is aansprakelijk jegens het slachtoffer uit hoofde van een zeer ernstig misdrijf. [slachtoffer 1] heeft door dat misdrijf zodanig letsel opgelopen, dat zij (met spoed) tweemaal geopereerd moest worden en vervolgens aan haar verwondingen is overleden. Er is fors inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. [slachtoffer 1] is na het misdrijf nog meerdere dagen bij bewustzijn geweest. Uit onder meer het bij de vordering gevoegde medisch advies is gebleken dat zij ongemakken en veel pijn heeft ervaren in de dagen na het strafbare feit tot aan haar overlijden. De rechtbank is van oordeel dat de vordering van [slachtoffer 1] voor wat betreft de immateriële schade toegewezen kan worden voor het gehele bedrag. De hoogte van de vordering is door de raadsman betwist. De rechtbank komt de hoogte van de gevorderde immateriële schade billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De rechtbank houdt daarbij rekening met de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.
De rechtbank wijst de vordering wat betreft de immateriële schade toe tot het gevorderde bedrag van
€ 100.000,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 31 januari 2023 (de begindatum waarop het strafbare feit is gepleegd).
7.4.2.
De vordering van [slachtoffer 2]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 18.025558.23 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk geworden.
Het gevorderde totaalbedrag aan materiële schade zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van
€ 577,78, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 25 januari 2023 (de datum waarop het strafbare feit is gepleegd).
7.4.3.
De vordering van [bedrijf] B.V.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 18.026981.23 onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank oordeelt echter dat onvoldoende vast is komen te staan dat de persoon die de vordering heeft ingevuld en ondertekend daartoe gemachtigd was namens [bedrijf] B.V.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in de vordering
niet-ontvankelijkverklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De raadsman heeft zich hier niet tegen verzet.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met respectievelijk:
  • 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen gijzeling ten aanzien van de vordering van [benadeelde 1];
  • 11 (elf) dagen gijzeling ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2];
waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
t.a.v. 18.032033.23, primair:
het misdrijf:
doodslag, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
t.a.v. 18.025558.23en
18.026981.23, feit 1 primair:
telkens het misdrijf:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
t.a.v. 18.026981.23, feit 2:
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 110.799,47, bestaande uit € 10.799,47 aan materiële schade en € 100.000,00 aan immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij ten aanzien van het onder 18.032033.23 primair bewezenverklaarde feit van een bedrag van
€ 110.799,47, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2023;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 18.032033.23, primair bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 110.799,47, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
365 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 577,78, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij ten aanzien van het onder 18.026981.23 bewezenverklaarde feit van een bedrag van
€ 577,78, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2023;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 18.026981.23 bewezenverklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 577,78,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
11 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf] B.V.
- bepaalt dat de benadeelde partij
[bedrijf] B.V.ter zake van het onder 18.026981.23 onder 2 bewezenverklaarde feit in het geheel
niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
de inbeslaggenomen voorwerpen
- gelast de teruggave van:
  • 1 STK Papier (PL0100-2023027918-G1571060);
  • 1 STK Pas (PL0100-2023027918-G1571061).
aan verdachte [verdachte].
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. C.J. de Jong en mr. M. ter Riet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Drenth, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Noord-Nederland, districtsrecherche Groningen, onderzoek Freesia met registratienummer NN2R023013. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 203.
3.Pagina 36.
4.Pagina 49.
5.Pagina 61.
6.Pagina 78 en pagina 79.
7.Pagina 419.
8.Pagina 216.
9.Proces-verbaal van aanhouding verdachte met proces-verbaalnummer PL0100-2023022703, pagina 15 en het proces-verbaal van aanhouding verdachte met proces-verbaalnummer PL0100-2023023711-3, pagina 26.
10.Zie het proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige strafkamer van 27 februari 2024.
11.Pagina 82.
12.Pagina 465, de tweede tot en met zevende alinea, pagina 466, de twaalfde regel en pagina 467, de eerste alinea.
13.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Noord-Nederland met registratienummer PL0100-2023022703. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal..
14.Zie het proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige strafkamer van 27 februari 2024.
15.Pagina 15, de eerste, vierde en vijfde alinea en pagina 16, de eerste alinea.
16.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Noord-Nederland met registratienummer PL0100-2023023711. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal..
17.Zie het proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige strafkamer van 27 februari 2024.
18.Pagina 4, de eerste en tweede alinea.
19.Zie het proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige strafkamer van 27 februari 2024.
20.Pagina 15, de tweede alinea en derde alinea.
21.Pagina 465, de tweede tot en met zevende alinea.
22.HR, 20 september 2002, NJ 2004/112.