ECLI:NL:RBOVE:2024:1216

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
10807496 \ CV EXPL 23-4543
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling eigen bijdrage voor zorgvoorzieningen door het CAK

In deze zaak vordert het CAK betaling van de eigen bijdrage voor zorgvoorzieningen van een gedaagde die verblijft in een zorginstelling in Zwolle. De gedaagde heeft de eigen bijdrage voor de maanden december 2022 en januari 2023 niet voldaan en stelt dat de bijdrage te hoog is. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde de eigen bijdrage moet betalen, omdat zij geen bezwaar heeft gemaakt tegen de vastgestelde bedragen en niet de benodigde informatie heeft aangeleverd om een verlaging te rechtvaardigen. De procedure omvat een dagvaarding, een conclusie van antwoord en een conclusie van repliek, maar de gedaagde heeft niet meer gereageerd na de repliek. De kantonrechter wijst de vordering van het CAK toe, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, die worden afgewezen omdat deze onder de voorbereiding van de procedure vallen. De gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10807496 \ CV EXPL 23-4543
Vonnis van 5 maart 2024
in de zaak van
HET PUBLIEKRECHTELIJK ZELFSTANDIG BESTUURSORGAAN MET EIGEN RECHTSPERSOONLIJKHEID CAK,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eisende partij,
hierna te noemen: het CAK,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

1.1.
[gedaagde] verblijft in een zorginstelling in Zwolle. Voor deze zorg is zij een eigen bijdrage verschuldigd aan het CAK. Het CAK vordert betaling van de eigen bijdrage voor de maanden december 2022 en januari 2023, omdat [gedaagde] die niet heeft voldaan. [gedaagde] is van mening dat zij de eigen bijdrage niet hoeft te betalen, omdat zij op tijd heeft doorgegeven dat de eigen bijdrage te hoog zou zijn. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] de eigen bijdrage voor december 2022 en januari 2023 wel moet betalen aan het CAK. De kantonrechter legt dat uit.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 november 2023;
- de conclusie van antwoord van 5 december 2023;
- de conclusie van repliek van 9 januari 2024.
2.2.
[gedaagde] heeft hierna, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid te zijn gesteld, niet meer gereageerd.
2.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.
3.
De feiten
3.1.
Het CAK is verantwoordelijk voor de vaststelling en inning van de eigen bijdrage voor onder andere de ontvangen zorg en maatwerkvoorzieningen op basis van de Wet Langdurige Zorg en Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 waar [gedaagde] gebruik van heeft gemaakt. De eigen bijdrage wordt jaarlijks door het CAK vastgesteld op basis van de inkomensgegevens van [gedaagde]. Voor het jaar 2022 is de eigen bijdrage op 14 januari 2022 vastgesteld op € 128,08 per maand en voor het jaar 2023 is de eigen bijdrage op 13 januari 2023 vastgesteld op € 123,25 per maand. Tegen de vaststelling van deze bedragen heeft [gedaagde] geen bezwaar gemaakt.
3.2.
Op 20 december 2022 heeft het CAK [gedaagde] een factuur toegestuurd voor de eigen bijdrage van € 128,08 voor de maand december 2022.
3.3.
De zus van [gedaagde] heeft het CAK op 22 december 2022 een e-mail gestuurd waarin zij aangeeft dat de eigen bijdrage voor [gedaagde] moet worden verlaagd, omdat de uitkering van [gedaagde] wordt verminderd. Het CAK heeft [gedaagde] op 18 januari 2023 een brief met bijlage gestuurd waarin staat dat [gedaagde] voor verlaging van de eigen bijdrage een formulier moet invullen, omdat het CAK meer informatie nodig heeft. [gedaagde] heeft het formulier niet ingevuld en geen aanvullende informatie meer gegeven aan het CAK.
3.4.
Op 20 januari 2023 heeft het CAK [gedaagde] een factuur gestuurd voor de eigen bijdrage van € 123,25 voor de maand januari 2023.
3.5.
Aangezien de facturen van 20 december 2022 en 20 januari 2023 door [gedaagde] niet zijn betaald, heeft het CAK [gedaagde] op 31 maart 2023 en 21 april 2023 aanmaningen gestuurd en [gedaagde] gesommeerd tot betaling. [gedaagde] heeft op deze aanmaningen niet gereageerd en heeft ook niet betaald. Op 30 mei 2023, 16 juni 2023 en 25 augustus 2023 heeft de gemachtigde van het CAK [gedaagde] gesommeerd tot betaling van de facturen.

4.Wat vorderen partijen?

Wat vordert het CAK?
4.1.
Het CAK vordert dat [gedaagde] alsnog de openstaande facturen voor de maanden december 2022 en januari 2023 betaalt. Daarnaast wil het CAK dat [gedaagde] wettelijke rente over deze bedragen betaalt en de buitengerechtelijke kosten en de kosten voor deze procedure aan haar vergoedt.
4.2.
Het CAK voert aan dat [gedaagde] de eigen bijdrage is verschuldigd, omdat [gedaagde] zorg heeft gekregen en de eigen bijdrage hiervoor vaststaat. Als [gedaagde] wil dat de eigen bijdrage wordt verlaagd, moet zij hiervoor informatie opsturen. Dat heeft zij niet gedaan.
Wat vindt [gedaagde] daarvan?
4.3.
[gedaagde] is het niet met het CAK eens. Zij heeft in december 2022 laten weten dat de eigen bijdrage moet worden verlaagd, omdat haar uitkering ook zal worden verlaagd. Desondanks heeft het CAK steeds de te hoge eigen bijdrage in rekening gebracht. [gedaagde] kan deze bedragen niet betalen. Bovendien heeft zij een betalingsregeling getroffen met het CAK.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

[gedaagde] moet de eigen bijdragen voor de maanden december 2022 en januari 2023 betalen.
5.1.
[gedaagde] erkent dat zij de zorg krijgt waarvoor zij de eigen bijdrage moet betalen, en ontkent niet dat zij de eigen bijdrage voor de maanden december 2022 en januari 2023 nog niet heeft betaald. Zij is de eigen bijdrage verschuldigd. Dat zij het CAK gevraagd heeft de eigen bijdrage te verlagen, maakt dit niet anders. [gedaagde] heeft het CAK weliswaar op 22 december 2022, 31 mei 2023, 20 juni 2023 en 20 juli 2023 gevraagd de eigen bijdrage te verlagen en hier steeds naar verwezen, maar zij heeft nooit de benodigde informatie opgestuurd die het CAK nodig heeft om ook daadwerkelijk tot verlaging over te kunnen gaan. Het CAK heeft telkens het formulier voor de aanvullende informatie in reactie op de e-mails van [gedaagde] toegestuurd, maar nooit ingevuld teruggekregen van [gedaagde]. Totdat door het CAK een formeel besluit is genomen over de eigen bijdrage is [gedaagde] de ‘oude’ bedragen verschuldigd.
5.2.
De betalingsregeling voor de onbetaalde facturen voor de eigen bijdrage is pas in juli 2023 tot stand gekomen en in de brief hierover van het CAK staat duidelijk dat de facturen voor de eigen bijdrage van december 2022 en januari 2023 niet onder de regeling vallen. De incasso van deze facturen was toen al uit handen gegeven aan het incassobureau. Ondanks de betalingsregeling met het CAK moet [gedaagde] dus de facturen voor december 2022 en januari 2023 in een keer betalen, tenzij zij hierover alsnog andere afspraken maakt met het incassobureau.
[gedaagde] moet de wettelijke rente betalen, maar de buitengerechtelijke incassokosten niet.
5.3.
De facturen voor de eigen bijdrage voor december 2022 en januari 2023 moesten uiterlijk op 19 januari 2023 en 19 februari 2023 zijn betaald. Aangezien [gedaagde] dat niet heeft gedaan, is zij in verzuim en is zij wettelijke rente verschuldigd over deze bedragen vanaf de vervaldata van de facturen
5.4.
Het CAK vordert dat [gedaagde] € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten aan haar vergoedt. De vordering van het CAK is gebaseerd op de wet en valt daarom niet onder het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter zal de gevorderde vergoeding daarom toetsen aan de eisen uit het rapport BGK-integraal. Volgens dit rapport moet het CAK stellen dat zij buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt en voor welke werkzaamheden. Om een vergoeding voor de kosten te kunnen krijgen, moeten de werkzaamheden niet zien op de voorbereiding van de procedure. Het CAK heeft gesteld welke werkzaamheden zijn gedaan, maar de werkzaamheden die zij noemt (dossiers aanleggen, brieven sturen, bellen en verhaalsmogelijkheden zoeken) vallen naar het oordeel van de kantonrechter onder de voorbereiding van de procedure en de instructie van de zaak. Niet gebleken is dat de brieven en telefoontjes een andere inhoud dan een eenvoudige aanmaning hebben gehad. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt daarom afgewezen.
Conclusie
5.5.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
251,33
- buitengerechtelijke incassokosten
0,00
+
totaal
251,33
Dat bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over € 128,08 vanaf 20 januari 2023 en de wettelijke rente over € 123,25 vanaf 20 februari 2023 tot de dag van volledige betaling.
5.6.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) vergoeden aan het CAK. De proceskosten van het CAK worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
130,49
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
164,00
(2 punten × € 82,00)
- nakosten
41,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
463,49

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan het CAK te betalen een bedrag van € 251,33, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 128,08 vanaf 20 januari 2023 en de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 123,25 vanaf 20 februari 2023 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 463,49, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Scheeper en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2024.