ECLI:NL:RBOVE:2024:1212

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
C/08/309085 / KG ZA 24-17
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot staking van executie en opheffing van conservatoir beslag in kort geding

In deze zaak heeft JTL Beheer conservatoir beslag gelegd op de woning, motor en een aandeel van gedaagde. JTL Beheer is bij arrest veroordeeld om de beslagen binnen drie werkdagen op te heffen en door te halen in de registers. Gedaagde stelt dat dit te laat is gebeurd en dat de dwangsommen volledig verbeurd zijn. In dit kort geding vordert JTL Beheer een verklaring voor recht dat er geen dwangsommen zijn verbeurd, staking van de executie en opheffing van de beslagen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vordering tot staking van de executie en opheffing van de beslagen wordt toegewezen, maar de gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen, omdat in een kort geding geen declaratoir vonnis kan worden uitgesproken. De proceskosten worden gecompenseerd, omdat beide partijen juridisch onjuiste standpunten hebben ingenomen.

De procedure begon met een dagvaarding op 2 februari 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 14 februari 2024. JTL Beheer had eerder een rechtszaak aangespannen tegen gedaagde wegens een onbetaalde lening die voortkwam uit de verkoop van aandelen aan een bedrijf van gedaagde. Na een eerdere uitspraak van het gerechtshof, waarin JTL Beheer werd veroordeeld om de beslagen op te heffen, ontstond er een geschil over de vraag of de dwangsommen verbeurd waren. De voorzieningenrechter concludeert dat het incasseren van dwangsommen door gedaagde in dit geval als misbruik van recht kan worden aangemerkt, omdat JTL Beheer de veroordeling uit het arrest vrijwel direct wilde nakomen. De voorzieningenrechter wijst de vordering tot staking van de executie en opheffing van de beslagen toe, maar stelt dat JTL Beheer geen dwangsommen verschuldigd is aan gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/309085 / KG ZA 24-17
Vonnis in kort geding van 28 februari 2024
in de zaak van
JTL BEHEER B.V.,
te Oldenzaal,
eisende partij,
hierna te noemen: JTL Beheer,
advocaat: mr. S.L. Geeraths te Haaksbergen,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. S. Erkel te Enschede.

1.Samenvatting

1.1.
JTL Beheer heeft conservatoir beslag gelegd op de woning, motor en een aandeel van [gedaagde] . Zij is bij arrest veroordeeld om de beslagen binnen drie werkdagen na betekening van het arrest op te heffen en door te halen in de registers. Volgens [gedaagde] is dat te laat gebeurd en zijn de dwangsommen volledig verbeurd. Hij heeft executoriale beslagen ten laste van JTL Beheer gelegd. JTL Beheer vordert in dit kort geding een verklaring voor recht dat geen dwangsommen zijn verbeurd of verschuldigd zijn, staking van de executie en opheffing van de beslagen.
1.2.
Partijen discussiëren over de vraag of JTL Beheer dwangsommen verschuldigd is, omdat zij de aantekening in het aandeelhoudersregister niet binnen de in het arrest gestelde termijn heeft doorgehaald. De voorzieningenrechter overweegt dat het arrest zo moet worden begrepen dat het doel van de veroordeling opheffing van de beslagen is, dat niet is gebleken dat het doorhalen van de aantekening in het aandeelhoudersregister een vereiste is voor opheffing van het beslag en dat [gedaagde] zelf een maand heeft gewacht met informeren over de opheffing en doorhaling van het beslag. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het incasseren van dwangsommen onder deze omstandigheden aan te merken als misbruik van recht. De vordering van JTL Beheer tot staking van de executie en opheffing van de beslagen wordt toegewezen. De gevorderde verklaring voor recht wordt afgewezen, omdat in een kort geding geen declaratoir vonnis kan worden uitgesproken.
De proceskosten worden gecompenseerd, omdat partijen over en weer juridisch onjuiste standpunten hebben ingenomen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties van 2 februari 2024,
- de akte producties van [gedaagde] van 12 februari 2024,
- de mondelinge behandeling van 14 februari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van [gedaagde] .

3.De feiten

3.1.
In 2010 heeft JTL Beheer aandelen verkocht aan een bedrijf van [gedaagde] , namelijk Bailiff Holding B.V. (hierna: Bailiff). Een gedeelte van de koopprijs is JTL Beheer schuldig gebleven en het bedrag is als lening aan Bailiff verstrekt. In 2018 heeft Bailiff de aandelen verkocht en heeft [gedaagde] Bailiff geliquideerd. De lening van JTL Beheer is niet terugbetaald. JTL Beheer is een rechtszaak tegen [gedaagde] gestart waarin zij schadevergoeding vorderde, omdat het volgens haar aan [gedaagde] te wijten is dat Bailiff het geleende geld niet kon terugbetalen.
3.2.
In verband met de gestelde vordering heeft JTL Beheer conservatoir beslag laten leggen op het eigendomsaandeel van [gedaagde] in de woning aan de [adres] , op zijn motor met kenteken [kenteken] en op het aandeel in zijn holding Huissier Beheer B.V.
3.3.
Op 20 juli 2022 heeft de rechtbank Overijssel de vordering van JTL Beheer toegewezen. [gedaagde] is in hoger beroep gegaan. Op 10 oktober 2023 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de vordering van JTL Beheer afgewezen. Daarnaast heeft het gerechtshof JTL Beheer veroordeeld om de door haar ten laste van [gedaagde] gelegde beslagen op te heffen en door te (laten) halen in de registers, binnen drie werkdagen na betekening van het arrest, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.500,00 per dag(deel) tot een maximum van € 150.000,00. Ten slotte is JTL Beheer ook veroordeeld in de proceskosten.
3.4.
Op 11 oktober 2023 is het arrest aan JTL Beheer betekend en heeft de advocaat van [gedaagde] haar per e-mail verzocht om de beslagen op te heffen en door te halen, bewijzen daarvan toe te zenden en de proceskosten te betalen.
3.5.
Op diezelfde datum heeft de advocaat van JTL Beheer de deurwaarder per e-mail verzocht om uiterlijk binnen drie dagen over te gaan tot opheffing en/of doorhaling van alle gelegde beslagen. Op 14 oktober 2023 heeft JTL Beheer de proceskosten betaald.
3.6.
Op 17 oktober 2023 heeft de deurwaarder de beslagen op de woning en de motor opgeheven en doorgehaald door inschrijving daarvan in de openbare registers van het Kadaster en de RDW.
3.7.
Op 17 november 2023 heeft de advocaat van [gedaagde] JTL Beheer gevraagd naar bewijsstukken van de opheffing van de beslagen en verklaard dat [gedaagde] aanspraak maakt op de verbeurde en nog te verbeuren dwangsommen.
3.8.
In verband met de afwezigheid van de advocaat van JTL Beheer heeft haar secretaresse op 22 november 2023 bijlagen over de beëindiging en doorhaling van de beslagen naar de advocaat van [gedaagde] gestuurd.
3.9.
Op 24 november 2023 heeft de advocaat van [gedaagde] JTL Beheer per email gesommeerd om het beslag op het aandeel in Huissier Beheer B.V. op te heffen en de aantekening door te laten halen in het aandelenregister.
3.10.
Op diezelfde datum heeft [gedaagde] executoriaal derdenbeslag laten leggen op de bankrekening van JTL Beheer bij de ING Bank. Op 15 december 2023 heeft hij executoriaal derdenbeslag laten leggen onder de v.o.f. [naam vof] en haar vennoten [naam 1] en [naam 2] , [naam 3] , [bedrijf] B.V. en onder de Ontvanger van de Belastingdienst.
3.11.
Op 29 november 2023 heeft de advocaat van JTL Beheer per e-mail aan de advocaat van [gedaagde] verklaard dat het beslag op het aandeel bij arrest is opgeheven.
3.12.
Op 1 december 2023 heeft de advocaat van [gedaagde] per e-mail gereageerd dat het beslag niet is opgeheven, althans niet is doorgehaald in het aandelenregister. De advocaten van partijen hebben hier nog meer keren telefonisch en per e-mail contact over gehad.
3.13.
Op 2 februari 2024 heeft de deurwaarder van JTL Beheer een aantekening in het aandeelhoudersregister geplaatst dat het beslag op het aandeel als opgeheven kan worden beschouwd, conform het arrest van 10 oktober 2023.

4.Het geschil

4.1.
JTL Beheer vordert dat de voorzieningenrechter bepaalt dat geen dwangsommen zijn verbeurd, althans dat de dwangsommen zijn verbeurd tot een bedrag van € 1.500,00 en dat eventuele verbeurde dwangsommen niet verschuldigd zijn. Daarnaast vordert JTL Beheer dat de voorzieningenrechter bepaalt dat [gedaagde] de executie staakt en gestaakt houdt en vordert zij opheffing van de gelegde executoriale beslagen. Ten slotte vordert zij dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten.
4.2.
JTL Beheer stelt dat er geen dwangsommen zijn verbeurd, omdat zij de gerechtsdeurwaarder op 11 oktober 2023 direct duidelijke instructies heeft gegeven om de gelegde beslagen binnen drie dagen op te heffen en/of door te halen. De deurwaarder heeft de beslagen op de woning en de motor echter per abuis een dag te laat opgeheven en doorgehaald. Het beslag op het aandeel is volgens JTL Beheer van rechtswege vervallen door het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Volgens haar is een aantekening in het aandeelhoudersregister geen voorwaarde voor het leggen van beslag en (het doorhalen daarvan) dus ook geen voorwaarde voor het opheffen of doorhalen van het beslag. Bovendien is het aandeelhoudersregister niet openbaar, heeft een aantekening daarin geen blokkerende werking en had [gedaagde] zelf een aantekening kunnen plaatsen en de deurwaarder kunnen verzoeken om de aantekening mede te ondertekenen. Dat [gedaagde] dat niet heeft gedaan en nu betaling van de dwangsommen wil, is volgens JTL Beheer in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Zij stelt dat maximaal € 1.500,00 aan dwangsommen is verbeurd (vanwege het één dag te laat opheffen van de beslagen door de deurwaarder) en dat dit bedrag al is voldaan, aangezien [gedaagde] een bedrag van € 1.609,87 heeft geïncasseerd via het onder de ING Bank gelegde derdenbeslag.
4.3.
[gedaagde] voert verweer. Volgens hem zijn de beslagen op de woning en motor een dag te laat opgeheven en doorgehaald en is het beslag op het aandeel pas op 2 februari 2024 opgeheven en doorgehaald in het aandeelhoudersregister. [gedaagde] betwist dat het beslag op het aandeel van rechtswege is vervallen door het arrest van 10 oktober 2023. Op grond van artikel 704 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vervalt het beslag namelijk pas van rechtswege als het arrest in kracht van gewijsde is gegaan. Daarnaast blijkt volgens [gedaagde] nergens uit dat JTL Beheer bereid was om de aantekening in het aandeelhoudersregister te laten verwijderen. [gedaagde] meent dan ook dat de dwangsommen volledig zijn verbeurd en dat hij daarom het recht heeft om het arrest van 10 oktober 2023 ten uitvoer te leggen in die zin dat hij de dwangsommen incasseert. Hij concludeert dat JTL Beheer niet-ontvankelijk moet worden verklaard, dan wel dat haar vorderingen moeten worden afgewezen, met veroordeling van JTL Beheer in de proceskosten.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Geen declaratoir vonnis in kort geding
5.1.
De door JTL Beheer gevorderde verklaring voor recht dat geen dwangsommen zijn verbeurd, althans dat eventuele verbeurde dwangsommen niet verschuldigd zijn, zal worden afgewezen. In een kort geding kan namelijk alleen een voorlopig oordeel worden gegeven en kan geen declaratoir vonnis (waarbij een rechtstoestand wordt vastgesteld) worden uitgesproken.
Vordering tot staken executie en opheffen beslagen
5.2.
JTL Beheer is bij arrest van 10 oktober 2023 veroordeeld om
“de door haar ten laste van [gedaagde] gelegde beslagen op te heffen en door te (doen) halen in de registers”op straffe van verbeurte van een dwangsom. De voorzieningenrechter overweegt dat het beslag op het aandeel niet direct is komen te vervallen door het arrest. In het arrest is immers niet bepaald dat het gerechtshof het beslag opheft en op grond van artikel 704 lid 2 Rv vervalt het beslag bij afwijzing van de eis in de hoofdzaak pas van rechtswege wanneer het arrest in kracht van gewijsde is gegaan. Dat is pas het geval wanneer de termijn voor beroep (van drie maanden) is verstreken.
5.3.
JTL Beheer moest de beslagen dus zelf (laten) opheffen. Partijen discussiëren over de vraag of JTL Beheer dwangsommen verschuldigd is, omdat zij pas op 2 februari 2024 een aantekening over de opheffing van het beslag in het aandeelhoudersregister heeft laten plaatsen.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit niet het geval, omdat het incasseren van dwangsommen door [gedaagde] in dit geval is aan te merken als misbruik van recht. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom.
5.4.
Een dwangsom is bedoeld als prikkel tot (tijdige) nakoming. Gebleken is dat JTL Beheer de veroordeling uit het arrest vrijwel direct wilde nakomen en daar ook naar heeft gehandeld. Eén dag na het arrest heeft zij de deurwaarder namelijk de opdracht gegeven om de beslagen op te heffen en/of door te halen in de registers en vervolgens zijn de proceskosten betaald.
5.5.
Opheffing van een beslag op een aandeel vindt plaats door mededeling van de opheffing van het beslag. Hoewel niet (direct) aan [gedaagde] is medegedeeld dat het beslag op het aandeel werd opgeheven, was hem dat duidelijk en zo niet had het naar het oordeel van de voorzieningenrechter op de weg van [gedaagde] gelegen om (tijdig) te informeren waarom dat beslag niet werd opgeheven, terwijl de andere beslagen wel waren opgeheven en de proceskosten waren betaald. [gedaagde] heeft daar een maand mee gewacht. Vervolgens bleek dat partijen van mening verschillen over de vraag of JTL Beheer een aantekening in het aandeelhoudersregister moest laten plaatsen. Hier is een discussie over ontstaan, waarin partijen beide juridisch onjuiste standpunten hebben ingenomen.
5.6.
Hoewel uit de letterlijke tekst van het arrest lijkt te volgen dat JTL Beheer ertoe is veroordeeld om de aantekening in het aandeelhoudersregister door te halen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het arrest zo moet worden begrepen dat het doel van de veroordeling is dat de beslagen worden opgeheven. Voor opheffing van de beslagen op de woning en motor is vereist dat de beslagen in de openbare registers van het Kadaster en de RDW worden doorgehaald, en dat is gebeurd (hoewel één dag te laat). Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is echter nergens uit gebleken dat voor opheffing van het beslag op het aandeel vereist is dat de aantekening in het aandeelhoudersregister wordt doorgehaald. Het maken van een aantekening in het aandeelhoudersregister is namelijk ook geen constitutief vereiste voor het leggen van het beslag en het aandeelhoudersregister is geen openbaar register zoals dat van het Kadaster en de RDW. Het is echter wel zo netjes om de aantekening door te laten halen en dat is inmiddels ook gebeurd.
5.7.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het echter niet redelijk dat JTL Beheer dwangsommen verschuldigd is, omdat de aantekening niet binnen drie werkdagen na de betekening van het arrest is doorgehaald, terwijl dit geen essentieel vereiste voor opheffing van het beslag is en [gedaagde] zelf een maand heeft gewacht met informeren over de opheffing en doorhaling van het beslag. Het incasseren van dwangsommen is onder deze omstandigheden aan te merken als misbruik van recht.
5.8.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de beslagen op de woning en de motor een dag te laat zijn opgeheven, maar dat [gedaagde] al een bedrag van meer dan € 1.500,00 van JTL Beheer heeft geïncasseerd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is JTL Beheer dan ook geen bedrag aan dwangsommen aan [gedaagde] (meer) verschuldigd.
5.9.
De vordering tot staking van de executie en opheffing van de door [gedaagde] gelegde beslagen, zal daarom worden toegewezen. Aangezien dit een voorlopig oordeel betreft, geldt het executieverbod totdat in een eventuele bodemprocedure is beslist of dwangsommen zijn verbeurd.
Proceskosten
5.10.
Aangezien partijen over en weer juridisch onjuiste standpunten hebben ingenomen (namelijk dat het beslag van rechtswege is opgeheven door het arrest, dan wel dat doorhaling van de aantekening in het aandelenregister vereist is voor opheffing van het beslag op het aandeel en dat dwangsommen verschuldigd zijn), is een proceskostenveroordeling naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet passend. De proceskosten zullen daarom worden gecompenseerd. Dit betekent dat iedere partij zijn of haar eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
gebiedt [gedaagde] om de executie van het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 oktober 2023 te staken en gestaakt te houden, in die zin dat zij geen dwangsommen op grond van het arrest mag incasseren, totdat in een bodemprocedure is beslist of dwangsommen zijn verbeurd,
6.2.
heft de door [gedaagde] ten laste van JTL Beheer gelegde executoriale beslagen (zoals genoemd onder 3.10) op,
6.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Verhoeven en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2024.