Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[partij A] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats 1],
[partij B] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats 2],
Rechtbank Overijssel
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, heeft partij A, een besloten vennootschap, een verklaring voor recht gevorderd dat partij B, eveneens een besloten vennootschap, toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van hun overeenkomst. De vordering omvatte een schadevergoeding van € 20.461,57 en € 979,62 aan buitengerechtelijke kosten. De zaak is ontstaan uit een overeenkomst van opdracht voor arbodiensten, waarbij partij B verzuimbegeleiding verleende aan partij A.
In het incident heeft partij B een vordering ingediend met de stelling dat de waarde van de vorderingen meer dan € 25.000,00 bedraagt, waardoor de zaak niet door de kantonrechter behandeld zou mogen worden. Partij A heeft hiertegen verweer gevoerd, stellende dat de loondoorbetalingsverplichting voor een werknemer was geëindigd en dat er geen duidelijke aanwijzingen waren dat de vorderingen de competentiegrens van € 25.000,00 overschreden.
De kantonrechter heeft de incidentele vordering van partij B afgewezen, oordelend dat de vorderingen van partij A niet boven de € 25.000,00 uitkwamen. De rechter heeft bepaald dat de zaak op de rol zal komen voor conclusie van antwoord op 2 april 2024. De proceskosten in het incident zijn vastgesteld op € 204,00, die partij B moet vergoeden aan partij A. Het vonnis is uitgesproken op 5 maart 2024 in Almelo.