Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[partij A 1] , wonende te [woonplaats 1],
[partij A 2]., wonende te [woonplaats 2],
wonende te [woonplaats 3],
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 5 maart 2024 een tussenvonnis gewezen in een civiele procedure tussen partij A en partij B. De kern van de zaak betreft de vraag of partij A2, de zoon van partij A1, medehuurder kan worden van de woning waarin zij al decennia samenwonen. De rechtbank heeft vastgesteld dat partij A1 en partij A2 al meer dan twee jaar samenwonen en dat er sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. Dit werd onderbouwd door getuigenverklaringen en bewijsstukken die de langdurige samenwoning bevestigden. De rechtbank heeft eerder, in een vonnis van 15 augustus 2023, al bindende beslissingen genomen over de status van de huurovereenkomst en de positie van partij A2. Partij B, die zich tegen de medehuurschap van partij A2 verzet, heeft geen voldoende bewijs kunnen leveren om de eerdere beslissingen te weerleggen. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat de vordering van partij A2 om medehuurder te worden, moet worden toegewezen. Tevens is partij B veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.