ECLI:NL:RBOVE:2024:1168

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
84.126704.22
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigverklaring van de dagvaarding wegens onduidelijkheid over de status van de bestuurder

Op 5 maart 2024 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die ten laste was gelegd dat zij van het plegen van witwassen een gewoonte had gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding nietig verklaard dient te worden, omdat niet kon worden vastgesteld of medeverdachte 1 op het moment van betekening van de dagvaarding nog bestuurder was van de verdachte. De dagvaarding was op 20 december 2023 aan medeverdachte 1 uitgereikt, maar het dossier bevatte geen duidelijke informatie over de status van deze persoon op dat moment. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding niet op de juiste wijze was betekend, aangezien niemand op de terechtzitting was verschenen namens of gemachtigd door de verdachte. Dit leidde tot de conclusie dat de dagvaarding nietig verklaard moest worden.

De rechtbank heeft het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 februari 2024 gevoerd, waarbij de officier van justitie, mr. M. Lambregts, het woord voerde. De verdachte was niet vertegenwoordigd. De tenlastelegging betrof het plegen van witwassen in de periode van 23 mei 2016 tot en met 16 april 2018, waarbij een totaalbedrag van ongeveer EUR 1.925.000 betrokken was. De rechtbank heeft in haar overwegingen ook gekeken naar de rol van medeverdachte 1 en de andere medeverdachten, maar kon geen definitieve conclusie trekken over hun betrokkenheid bij de verdachte.

De beslissing van de rechtbank om de dagvaarding nietig te verklaren, is een belangrijke uitspraak in het kader van de rechtsbescherming van de verdachte, waarbij de procedurele vereisten voor een geldige dagvaarding strikt in acht moeten worden genomen. De uitspraak benadrukt het belang van een correcte betekening van de dagvaarding en de noodzaak voor de officier van justitie om te kunnen aantonen dat de verdachte op de juiste wijze is opgeroepen voor de rechtszitting.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84.126704.22
Datum vonnis: 5 maart 2024
Vonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
Gevestigd aan de [vestigingsplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 februari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van hetgeen de officier van justitie mr. M. Lambregts naar voren heeft gebracht. Namens de verdachte is niemand verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij in of omstreeks de periode van 23 mei 2016 tot en met 16 april 2018 in [vestigingsplaats]
en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3]
en/of [medeverdachte 4] B.V en/of [medeverdachte 5]
B.V. en/of een of meer ander(en) of alleen,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans heeft
witgewassen,
hierin bestaande dat zij, verdachte, en/of haar mededader(s),
(sub a)
van (een) voorwerp(en), bestaande uit, een of meer geldbedrag(en), tot een
totaalbedrag van ongeveer EUR 1.925.000 (bestaande uit EUR 500.000 en EUR
475.000 (OPV-001-03, p. 296; DOC-010, p. 2041) en EUR 950.000 (AMB-057;
DOC-713)), althans enig geldbedrag,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding
en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld, dan wel verborgen
en/of verhuld heeft/hebben wie de rechthebbende(n) op bovenomschreven
voorwerpen geldbedrag(en) is/was of wie bovenomschreven voorwerpen
geldbedrag(en) voorhanden heeft/hebben gehad, en/of
(sub b)
(een) voorwerp, bestaande uit een of meer geldbedrag(en),
tot een totaalbedrag van ongeveer EUR 1.925.000, althans enig geldbedrag,
heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben (gehad) en/of
heeft/hebben overgedragen en/of heeft/hebben omgezet en/of van een voorwerp
gebruik heeft/hebben gemaakt,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) dat dit/deze geldbedrag(en)
(deels) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig(e)
misdrij(f)(ven).

3.De voorvragen

De rechtbank constateert dat de dagvaarding op 20 december 2023 aan [medeverdachte 1] is uitgereikt. Op de akte is aangekruist dat deze is uitgereikt aan de bestuurder van verdachte. De akte van uitreiking vermeldt dat [medeverdachte 1] de akte van uitreiking niet heeft willen ondertekenen.
Uit het dossier blijkt het volgende:
  • [medeverdachte 1] trad op 5 juli 2013 aan in de functie van bestuurder van verdachte en op 24 januari 2017 was hij nog steeds bestuurder (statuten verdachte, DOC-045 en uittreksel bedrijfsprofiel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel d.d. 24 januari 2017, DOC-028);
  • Op 16 februari 2024 had verdachte (uitsluitend) de volgende (ingeschreven) bestuurders: [medeverdachte 6], [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8], allen in functie getreden op
6 september 2023 (uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel d.d. 16 februari 2024). Op 16 februari 2024 was [medeverdachte 1] geen bestuurder meer.
Uit het voorgaande kan niet worden afgeleid of [medeverdachte 1] op 20 december 2023 (de datum van uitreiking) nog bestuurder was van verdachte. Het dossier bevat geen (historische) informatie uit het Handelsregister over de datum waarop hij uit die functie trad.
De rechtbank kan dus niet vaststellen of [medeverdachte 1] op 20 december 2023 bestuurder was van de verdachte. De rechtbank is daarom van oordeel dat de dagvaarding niet op de bij de wet voorgeschreven wijze is betekend, zodat die dagvaarding, nu niemand op de terechtzitting is verschenen namens of gemachtigd door verdachte, nietig verklaard dient te worden.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart de dagvaarding nietig.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. M. van Berlo en mr. R.P. van Campen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2024.