ECLI:NL:RBOVE:2024:116

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 januari 2024
Publicatiedatum
5 januari 2024
Zaaknummer
08.267095.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vader voor mishandeling en seksueel misbruik van zijn dochter

Op 5 januari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken in de zaak tegen een vader die beschuldigd werd van het mishandelen en seksueel misbruiken van zijn dochter. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de dochter, die verklaarde dat zij jarenlang door haar vader was misbruikt. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondanks dat er inconsistenties waren in eerdere verklaringen. De verdachte heeft de beschuldigingen ontkend, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van ontucht en mishandeling. De mishandelingen vonden plaats over een periode van meerdere jaren, waarbij de verdachte zijn dochter zowel fysiek als emotioneel heeft beschadigd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van de daden van de verdachte op het leven van het slachtoffer, wat leidde tot de beslissing om een aanzienlijke gevangenisstraf op te leggen. Daarnaast is er een schadevergoeding van €10.000 toegewezen aan het slachtoffer voor immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 2 juni 2017.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.267095.22 (P)
Datum vonnis: 5 januari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1980 in [geboorteplaats] (Sierra Leone),
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 15 december 2023 en van 22 december 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.H. van der Linden, advocaat in Almelo, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens de benadeelde partij door mr. C.A.F. Schoenmaker is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:met zijn dochter [slachtoffer] , die toen de leeftijd van 12 jaar nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam;
feit 2:met zijn dochter [slachtoffer] , die toen de leeftijd van 12 jaar maar nog niet die van 16 jaar had bereikt, handelingen heeft gepleegd die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam;
feit 3:met zijn minderjarige dochter [slachtoffer] ontucht heeft gepleegd;
feit 4:zijn meerderjarige dochter [slachtoffer] heeft verkracht;
feit 5:met zijn meerderjarige dochter [slachtoffer] ontucht heeft gepleegd;
feit 6:zijn dochter [slachtoffer] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 26 februari 2012 op een of meer tijdstippen te Almelo, althans in Nederland, (telkens) met zijn, verdachtes, kind [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte (telkens)
- zijn, verdachtes, penis gebracht in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) gebracht in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en/of
- met zijn, verdachtes, tong gelikt aan/tussen de schaamlippen en/of de vagina van die [slachtoffer] ;
2.
hij in of omstreeks de periode van 27 februari 2012 tot en met 26 februari 2016 op een of meer tijdstippen te Almelo, althans in Nederland, (telkens) met zijn, verdachtes, kind
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten, het meermaals, althans eenmaal
- brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van voornoemde [slachtoffer] en/of
- brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van voornoemde [slachtoffer] en/of
- likken aan/tussen de vagina en/of schaamlippen van voornoemde [slachtoffer] ;
3.
hij in of omstreeks de periode van 27 februari 2011 tot en met 26 februari 2018 op een of meer tijdstippen te Almelo, althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd (telkens) met zijn minderjarig kind [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , door meermaals, althans eenmaal,
- zijn, verdachtes, penis te brengen in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) te brengen in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en/of
- met zijn, verdachtes, tong te likken aan/tussen de schaamlippen en/of de vagina en/of de vulva van die [slachtoffer]
- de borsten van die [slachtoffer] te betasten en/of
- te knijpen in en/of te zuigen aan de borsten/tepels van die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] te zoenen op de mond en/of
- die [slachtoffer] te dwingen zijn, verdachtes, penis vast te houden en/of
- te wrijven over, in ieder geval betasten van, de borst(en) en/of de bil(len) en/of de vulva, in elk geval het lichaam van die [slachtoffer] ;
4.
hij in of omstreeks de periode van 27 februari 2018 tot en met 26 februari 2020 op een of meer tijdstippen te Almelo, althans in Nederland, (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, zijn kind, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten, het meermaals, althans eenmaal,
- brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van voornoemde [slachtoffer] en/of
- brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina en/of tussen de schaamlippen van voornoemde [slachtoffer] en/of
- likken aan/tussen de vagina en/of schaamlippen van voornoemde [slachtoffer] , waarbij dat geweld en/of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld en/of met die andere feitelijkheid er in heeft/hebben bestaan uit het
- psychisch overwicht dat hij, verdachte, als zijnde de vader van die [slachtoffer] , op die [slachtoffer] had en/of
- aanwenden van zijn ouderlijk gezag jegens die [slachtoffer] , waardoor hij haar zijn wil heeft opgedrongen en/of haar aan zijn wil heeft onderworpen en/of haar wil heeft gemanipuleerd en/of
- feit dat er sprake was van een afhankelijkheids- en/of machtsrelatie en/of
- feit dat er sprake was van een lichamelijk en/of geestelijk en/of uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht op die [slachtoffer] en/of aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende/intimiderende situatie heeft doen ontstaan en/of
- meermaals in bed onder de dekens gaan liggen bij die [slachtoffer] en/of
- roepen en/of appen van die [slachtoffer] om (naar boven) te komen terwijl hij, verdachte, naakt was;
5.
hij in of omstreeks de periode van 27 februari 2018 tot en met 26 februari 2020 op een of meer tijdstippen te Almelo, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, zijn kind, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten,
- het betasten van de borsten van die [slachtoffer] en/of
- het knijpen in en/of het zuigen aan de borsten/tepels van die [slachtoffer] en/of
- het zoenen op de mond van die [slachtoffer] en/of
- het dwingen zijn, verdachtes, penis vast te houden door die [slachtoffer] en/of
- het likken van/aan de vagina en/of de vulva en/of de schaamlippen van die [slachtoffer] en/of
- het wrijven over, in ieder geval betasten van, de borst(en) en/of de bil(len) en/of de vulva, in elk geval het lichaam van die [slachtoffer] , waarbij dat geweld en/of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld en/of met die andere feitelijkheid er in heeft/hebben bestaan dat verdachte
- psychisch overwicht, als zijnde de vader van die [slachtoffer] , op die [slachtoffer] had en/of
- zijn ouderlijk gezag aanwendde jegens die [slachtoffer] , waardoor hij haar zijn wil heeft opgedrongen en/of haar aan zijn wil heeft onderworpen en/of haar wil heeft gemanipuleerd en/of
- een afhankelijkheids- en/of machtsrelatie heeft doen ontstaan en/of
- een lichamelijk en/of geestelijk en/of uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht op die [slachtoffer] hadden/of aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende/intimiderende situatie heeft doen ontstaan en/of
- meermaals in bed onder de dekens is gaan liggen bij die [slachtoffer] en/of
- die [slachtoffer] riep en/of appte dat ze (naar boven) moest komen terwijl hij, verdachte, naakt was;
6.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 26 februari 2020 op een of meerdere tijdstippen te Almelo, althans in Nederland, opzettelijk mishandelend zijn kind, althans een persoon, te weten [slachtoffer] , meermalen, althans eenmaal,
- te slaan en/of te stompen op/tegen het hoofd, althans het lichaam en/of
- te trappen en/of te stampen, althans geweld uit te oefenen op/tegen de enkel, althans het lichaam en/of
- (met) een stofzuiger(slang) te gooien en/of te slaan op/tegen de enkel, althans het lichaam,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

3. De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van feit 1 moet worden vrijgesproken. De overige feiten acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak voor alle feiten bepleit. Verdachte heeft de hem verweten mishandelingen en het misbruik stellig ontkend. Daar staat tegenover dat [slachtoffer] inconsistente en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Zo heeft zij aanvankelijk bij de Raad voor de Kinderbescherming het misbruik ontkend en aangegeven dat verdachte haar slechts een paar keer geslagen heeft. [slachtoffer] verklaring is dus onbetrouwbaar en kan niet voor het bewijs worden gebezigd. Mocht de rechtbank toch uitgaan van haar verklaring dan wordt deze onvoldoende ondersteund door ander (steun)bewijs. Ook in dat geval zal dus een vrijspraak moeten volgen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De vaststaande feiten en omstandigheden
De rechtbank leidt uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
[slachtoffer] is eind 2008 samen met haar zus [naam 1] (hierna: [naam 1] ) vanuit Guinee naar Nederland gekomen. Verdachte verbleef op dat moment al in Nederland en huurde een flatwoning aan de [adres 2] . Na een verblijf in Lochem, in Ter Apel en in een asielzoekerscentrum in Deventer, zijn [slachtoffer] en haar zus bij hun vader ingetrokken aan de [adres 2] . Verdachte had in de woonkamer een slaapkamer gemaakt waar hij regelmatig sliep als hij niet bij zijn vriendin verbleef. Sinds 31 juli 2012 staat verdachte ingeschreven op het adres [adres 3] . Dit betreft een woning waar hij samen met zijn dochters naar toe is verhuisd. Op 8 februari 2017 is [naam 1] uit huis gegaan. Op 2 juni 2017 is [slachtoffer] uit huis geplaatst en is zij door de Raad voor de Kinderbescherming ergens anders ondergebracht. Toen [slachtoffer] meerderjarig werd, is zij weer bij haar vader gaan wonen aan de [adres 3] tot 21 november 2021.
Het seksueel misbruik: feit 1 tot en met 5
Het wettelijk kader
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Dat betekent dat de enkele verklaring van een aangeefster onvoldoende is. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat er om dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring “niet op zichzelf staat”, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron. De rechtbank benadrukt dat deze maatstaf omtrent het toereikend zijn van een verklaring dient te worden onderscheiden van de beoordeling of een verklaring betrouwbaar is. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De betrouwbaarheid van [slachtoffer] verklaring
De rechtbank stelt voorop dat zij geen reden heeft om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van [slachtoffer] verklaring in die zin dat er in een bepaalde periode seksueel contact heeft plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer] . Op 2 december 2021 heeft [slachtoffer] in een informatief gesprek bij de politie gemeld dat zij jarenlang seksueel misbruikt zou zijn door haar vader en op 25 januari 2022 heeft zij aangifte tegen hem gedaan. Hoewel op basis van de aangifte soms moeilijk te herleiden is wanneer de door haar beschreven handelingen en gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, is [slachtoffer] verklaring in de kern consistent. Bovendien weet [slachtoffer] zich van sommige voorvallen, zoals de eerste keer dat verdachte aan haar heeft gezeten, te herinneren hoe zij zich voelde en wat zij waarnam voor, tijdens en na afloop van de seksuele handelingen. Over een andere keer verklaarde ze dat haar vader zei dat ze het tegen niemand mocht vertellen, dat hij zei dat heel veel vaders dat met hun kinderen deden en dat als ze het zou vertellen hun hele band weg was terwijl ze juist een goed band met haar vader wilde. Dit soort details maken dat haar verklaring authentiek overkomt. Er zijn ook geen aanwijzingen dat [slachtoffer] de door haar omschreven handelingen heeft aangedikt. Als de politie bijvoorbeeld aan [slachtoffer] vraagt of zij ook seksuele handelingen bij haar vader moest verrichten, antwoordt zij dat zij dat de eerste keer niet hoefde. Daar komt bij dat de verklaring van [slachtoffer] op onderdelen ondersteund wordt door de verklaring van haar zus, [naam 1] . [naam 1] heeft verklaard dat, toen zij aan de [adres 3] woonde, haar vader naakt door het huis liep en dat hij naakt in zijn slaapkamer lag en dan [slachtoffer] naar boven riep. Zij trok daaruit de conclusie dat hij dingen met [slachtoffer] deed. Ook heeft zij meerdere keren gezien dat verdachte bij [slachtoffer] in bed lag. Deze waarneming strookt met de verklaring van [slachtoffer] dat verdachte haar voorafgaand aan het misbruik bij zich riep in zijn slaapkamer of bij haar in bed kroop. [naam 1] heeft bovendien gezien dat vader [slachtoffer] berichten stuurde in de trend van ‘kom nu naar boven, ik mis jou, je moet vandaag naast mij slapen’, waarmee de verklaring van [slachtoffer] op dit punt bevestigd wordt. Verder heeft [naam 1] verklaard dat verdachte haar, [naam 1] , een keer bij zich heeft geroepen en zijn penis in haar hand heeft gelegd. Het feit dat ook verdachtes andere dochter verklaart dat verdachte seksueel toenadering tot haar heeft gezocht, ondersteunt de verklaring van [slachtoffer] . De verklaring van [slachtoffer] vindt tenslotte steun in de verklaring van [naam 2] (hierna: [naam 2] ) die verklaart over de emotionele toestand waarin [slachtoffer] verkeerde toen zij [naam 2] , als een van de eerste, over het misbruik vertelde.
Gelet op dit alles acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar. De omstandigheid dat [slachtoffer] aanvankelijk het misbruik heeft ontkend bij de Raad voor de Kinderbescherming, maakt dat niet anders. De rechtbank neemt de verklaring van [slachtoffer] dan ook als uitgangspunt voor het bewijs.
De leeftijd van [slachtoffer]
Volgens de Gemeentelijke Basis Administratie is [slachtoffer] geboren op [geboortedatum 5] Ter terechtzitting heeft verdachte bevestigd dat dit de geboortedatum van zijn dochter is. Volgens [slachtoffer] zijn er aanwijzingen dat deze datum niet klopt. Uit Guineese documenten zou blijken dat [slachtoffer] officiële naam [naam 3] is. [naam 3] is volgens een Guineese geboorteakte geboren op [geboortedatum 3] , dan wel op [geboortedatum 4] .
Hoewel [slachtoffer] wens om duidelijkheid te krijgen over haar leeftijd en identiteit begrijpelijk is, kan de rechtbank in het kader van deze strafzaak de gegevens die in de Guineese documenten staan niet verifiëren. De rechtbank zal daarom uitgaan van de geboortedatum die uit Gemeentelijke Basis Administratie blijkt en die door [slachtoffer] vader wordt bevestigd, namelijk: [geboortedatum 2] .
Feit 1
Uit het voorgaande volgt dat het ervoor gehouden moet worden dat [slachtoffer] ouder dan twaalf was toen zij op 31 juli 2012 met haar vader naar de [adres 3] verhuisde. [slachtoffer] heeft verklaard dat pas op de [adres 3] ‘het verkrachten’ begon. Het dossier bevat verder geen aanwijzingen dat verdachte voor de verhuizing naar de [adres 3] het lichaam van [slachtoffer] is binnengedrongen. Aldus kan niet worden bewezen dat verdachte seksueel is binnengedrongen bij [slachtoffer] toen zij jonger dan twaalf jaar was, zodat vrijspraak voor het onder feit 1 ten laste gelegde moet volgen.
Feiten 2, 4 en 5
Hoewel de rechtbank zoals hiervoor overwogen geen reden heeft om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] , is op grond van het dossier – in het bijzonder de aangifte – niet met voldoende zekerheid vast te stellen welke handelingen precies hebben plaatsgevonden en op welk moment. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
[slachtoffer] heeft verklaard dat vanaf de verhuizing naar de [adres 3] (de rechtbank begrijpt dat [slachtoffer] toen twaalf jaar oud was), echt het verkrachten begon en ‘het’ vrijwel dagelijks plaatsvond. Zij heeft in haar aangifte een aantal voorbeelden genoemd. Zo heeft zij verklaard dat verdachte een keer naakt naar haar toekwam, haar begon te beffen, met zijn vingers in haar ging en aan haar borsten zat. Ook werd zij een keer schokkend wakker, terwijl verdachte zijn penis in haar vagina had. Zij denkt dat zij toen vijftien, bijna zestien was. [slachtoffer] heeft verder verklaard dat verdachte haar zonder dat zij het wilde geneukt heeft toen [naam 1] al het huis uit was.
Over de periode dat zij na haar uithuisplaatsing (de rechtbank begrijpt dat zij toen meerderjarig was en dus de leeftijd van 18 jaar had bereikt) terug verhuisde naar de [adres 3] heeft zij verklaard dat zij soms wakker werd terwijl zij geen onderbroek meer aan had of er witte vlekken op haar benen zaten. Toen zij negentien was, werd zij een keer wakker terwijl zij zich vies en plakkerig voelde. Haar vader lag toen naast haar. Een andere keer werd zij wakker terwijl haar vader aan haar zat. Toen zij twintig was, werd zij wakker terwijl alles plakkerig was.
Verder heeft [slachtoffer] nog verklaard dat verdachte haar gevingerd en gebeft heeft, haar heeft aangeraakt beneden in haar onderbroek en haar gedwongen heeft zijn piemel vast te houden.
Op basis van [slachtoffer] verklaring, in het bijzonder haar verklaring over de wijze waarop zij wakker werd, kan de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen dat verdachte daadwerkelijk het lichaam van [slachtoffer] seksueel is binnengedrongen toen zij achttien jaar of ouder was, nog daargelaten de vraag of zij daartoe gedwongen is door (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid als bedoeld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Ook haar verklaring dat ‘het verkrachten echt begon’ en ‘hij haar geneukt heeft’ kunnen – zonder nadere concretisering en leeftijdsindicatie – niet leiden tot wettig en overtuigend bewijs van het tenlastegelegde. De rechtbank zal verdachte dus vrijspreken van feit 4.
De rechtbank kan aan de hand van de in de aangifte genoemde voorbeelden evenmin vaststellen welke ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer] in de periode dat zij achttien jaar of ouder was. Hoewel [slachtoffer] in algemene zin verklaart dat in die periode seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, worden de tenlastegelegde handelingen niet of onvoldoende concreet omschreven, nog daargelaten de vraag of zij daartoe gedwongen is door (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid als bedoeld in artikel 246 Sr. Om die reden spreekt de rechtbank verdachte eveneens vrij van
feit 5.
De rechtbank kan ten slotte niet met voldoende zekerheid vaststellen dat verdachte het lichaam van zijn dochter seksueel is binnengedrongen toen zij tussen de twaalf en zestien jaar oud was. Bij het merendeel van de in de aangifte genoemde voorbeelden wordt door [slachtoffer] geen leeftijd genoemd. Dat is slechts anders bij de keer dat [slachtoffer] verklaart over het wakker worden met verdachtes penis in haar vagina. [slachtoffer] heeft daarover verklaard dat zij dacht dat zij toen vijftien, bijna zestien was. Deze verklaring is echter gelet op de twijfel bij [slachtoffer] zelf en het gebrek aan andere (objectieve) aanknopingspunten onvoldoende om met voldoende zekerheid vast te stellen dat zij op dat moment tussen de twaalf en zestien jaar oud was. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van feit 2.
Uit het voorgaande volgt dat er volgens de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om te komen tot – kort gezegd – seksuele handelingen zoals ten laste gelegd onder feit 4 en 5 toen [slachtoffer] achttien jaar of ouder was. Ook kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat er sprake is geweest van seksueel binnendringen toen [slachtoffer] tussen de twaalf en zestien jaar oud was.
Feit 3
Dat neemt niet weg dat de rechtbank op grond van de verklaring van [slachtoffer] , welke steun vindt in de verklaring van [naam 1] en [naam 2] , wel wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige kind vanaf het moment dat [slachtoffer] aan de [adres 2] ging wonen tot zij op 2 juni 2017 uit huis geplaatst werd door haar te zoenen op de mond, haar borsten aan te raken, aan haar borsten te zuigen, aan haar vagina te likken, zijn vingers en penis in haar vagina te brengen en [slachtoffer] zijn penis te laten vasthouden. Dat genoemde handelingen hebben plaatsgevonden en dat [slachtoffer] toen jonger dan achttien jaar was is voldoende komen vast te staan.
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor beschreven seksuele handelingen, verricht tussen een vader en dochter, strijdig zijn met de sociaal-ethische norm en daarmee ontuchtig zijn. De rechtbank acht feit 3 daarom wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna omschreven.
De mishandelingen: feit 6
[slachtoffer] heeft verklaard dat haar vader haar vaak geslagen en geschopt heeft vanaf het moment dat ze aan de [adres 2] in Almelo ging wonen tot het moment waarop [naam 1] uit huis ging. Volgens [slachtoffer] heeft haar vader haar gedurende die periode ook een keer met een stofzuigerslang geslagen. [slachtoffer] heeft gedetailleerd en consistent verklaard over zowel de aard en de frequentie van de mishandelingen als de omstandigheden waaronder de mishandelingen hebben plaatsgevonden, zodat de rechtbank de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar acht.
De verklaring van [slachtoffer] vindt bovendien steun in de verklaring van [naam 1] en het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. [naam 1] verklaart dat zij getuige is geweest van verschillende mishandelingen. Zo heeft zij onder meer gezien dat verdachte [slachtoffer] met een stofzuigerslang heeft geslagen. In het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming staat dat verdachte een deel van het geweld heeft erkend en zich daarvoor schaamt. [naam 2] bevestigt bovendien dat verdachte destijds bij de Raad voor de Kinderbescherming heeft toegegeven dat hij zijn dochter geslagen heeft uit opvoedingsonmacht.
De rechtbank komt op basis van deze bewijsmiddelen tot de conclusie dat het feit wettig en overtuigend bewezen is, met dien verstande dat de rechtbank op basis van de verklaring van [slachtoffer] een kortere periode bewezen acht, namelijk tot het moment waarop [naam 1] uit de woning aan [adres 3] vertrokken is, te weten op 8 februari 2017.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
3.
hij in de periode van 27 februari 2011 tot en met 2 juni 2017 op meerdere tijdstippen te Almelo ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige kind [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , door
- zijn, verdachtes, penis te brengen in de vagina van die [verdachte] en/of
- zijn, verdachtes, vingers te brengen in de vagina van die [verdachte] en/of
- met zijn, verdachtes, tong te likken aan de vagina van die [verdachte] en/of
- de borsten van die [verdachte] te betasten en/of
- te knijpen in en te zuigen aan de borsten van die [verdachte] en/of
- die [verdachte] te zoenen op de mond en/of
- die [verdachte] te dwingen zijn, verdachtes, penis vast te houden;
6.
hij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 8 februari 2017 op meerdere tijdstippen te Almelo, opzettelijk zijn kind, [slachtoffer] , heeft mishandeld door haar meermalen,
- te slaan tegen het lichaam en/of
- te trappen tegen het lichaam en- met een stofzuigerslang te slaan tegen het lichaam en/of
- met een stofzuigerslang te slaan tegen het lichaam,
waardoor zij letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 249, 300 en 304 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 3
het misdrijf: ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd;
feit 6
het misdrijf: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van vijf jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr aan verdachte op te leggen, bestaande uit een (direct en indirect) contactverbod met [slachtoffer] . Voor elke overtreding van het contactverbod zou twee weken vervangende hechtenis moeten volgen, met een maximum van zes maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zijn dochter [slachtoffer] stelselmatig, gedurende een langere periode mishandeld. Hij heeft haar pijn gedaan en letsel toegebracht en daarmee een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit.
Daarnaast heeft verdachte zich in een periode van zeven jaren meermaals schuldig gemaakt aan het seksueel misbruik van zijn destijds minderjarige dochter. [slachtoffer] was jonger dan twaalf jaar toen het seksueel misbruik begon. Verdachte heeft het vertrouwen dat zijn dochter in hem had ernstig, langdurig en stelselmatig beschaamd. Hij heeft, gebruikmakend van de onwetendheid en onervarenheid van zijn dochter, alsmede van zijn overwicht als volwassen man, ernstig misbruik gemaakt van zijn rol als vader. Het misbruik vond thuis plaats, terwijl [slachtoffer] zich juist in haar eigen woning veilig en geborgen had moeten kunnen voelen.
Verdachte heeft bovendien de (seksuele) ontwikkeling van [slachtoffer] op grove wijze doorkruist. Het behoeft geen betoog dat de gevolgen van seksueel misbruik over het algemeen lang doorwerken in het leven van slachtoffers. Uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring volgt dat de gevolgen voor [slachtoffer] tot op de dag van vandaag erg groot zijn. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Tegenover zijn dochter heeft hij geen enkel woord van spijt geuit, terwijl hij een groot deel van haar jeugd heeft verwoest. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 20 november 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Verder heeft de rechtbank bij haar overwegingen het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 30 november 2023 betrokken. Uit dit rapport volgt dat de reclassering op dit moment het psychosociaal functioneren van verdachte als voornaamste risicofactor ziet. De reclassering heeft tijdens het gesprek onvoldoende zicht op verdachtes denken en doen kunnen krijgen. Voorheen kon ook verdachtes relatie met zijn gezin als criminogene en delictgerelateerde factor worden beschouwd, maar dat lijkt niet meer het geval sinds beide dochters uit huis zijn en zij geen contact meer hebben met verdachte. Op de leefgebieden dagbesteding, wonen, financiën en sociaal netwerk lijkt sprake van stabiliteit, maar het is onduidelijk of deze leefgebieden als beschermend kunnen worden aangemerkt. Bij een bewezenverklaring hebben deze factoren verdachte immers niet kunnen weerhouden van het delictgedrag. De reclassering schat het risico op recidive en letsel in als gemiddeld. Gelet op de ontkennende houding van verdachte, ziet de reclassering geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken, dan wel verdachtes gedrag te veranderen. Bij een veroordeling adviseert de reclassering daarom een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Strafoplegging
Gezien de aard en ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmodaliteit rekening gehouden met het advies van de reclassering. Verder heeft de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straf in het nadeel van verdachte meegewogen dat de mishandelingen en het misbruik frequent en gedurende een lange periode plaatsvonden en dat verdachte het lichaam van zijn dochter ook heeft gepenetreerd. Alles afwegende zal de rechtbank verdachte dan ook veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.
Voor het opleggen van een contactverbod ziet de rechtbank onvoldoende gronden, mede gelet op het feit dat verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven geen contact meer te willen met [slachtoffer] . De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie dan ook afwijzen.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen voor immateriële schade tot een totaalbedrag van € 30.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011, respectievelijk 1 januari 2016 dan wel 26 februari 2020.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de vordering af te wijzen, respectievelijk om de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte immateriële schade heeft geleden doordat zij lichamelijk letsel heeft opgelopen en op andere wijze in haar persoon is aangetast. Bij dat laatste overweegt de rechtbank dat verdachte op grove en indringende wijze inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . De aard en ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor [slachtoffer] brengen in dit geval mee dat er sprake is van een aantasting in persoon op andere wijze.
De rechtbank zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) naar billijkheid vaststellen op € 10.000,00. De rechtbank zal [slachtoffer] voor het overige deel in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De mishandelingen en het misbruik speelden zich af over een lange periode. De mishandelingen eindigden toen [naam 1] in februari 2017 uit huis ging. Wat betreft het misbruik sluit de rechtbank aan bij het einde van de bewezenverklaarde periode. De rechtbank zal de wettelijke rente daarom toewijzen vanaf 2 juni 2017.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 85 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2, feit 4 en feit 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 3 en feit 6 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 3, het misdrijf: ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd;
feit 6, het misdrijf: mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 3 en feit 6 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 10.000,00 (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 10.000,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 juni 2017);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 10.000,00 (zegge: tienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 juni 2017 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 85 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van haar vordering niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.O. Frentrop, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en mr. L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2024.
Buiten staat
Mr. Hangx is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021551588. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 25 januari 2022, inclusief bijlage, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 11 tot en met 25):
Ik ben met mijn zus naar Nederland gekomen. We hebben in Lochem, Ter Apel en een azc in Schalkhaar verbleven. Daarna konden we in het huis van mijn vader wonen in Almelo aan de [adres 2] 14.
Op de [adres 2] is het mishandelen begonnen. Toen ik 15 of 16 jaar was heeft mijn vader mij een keer geslagen toen ik moest overwerken bij Macdonalds. Het ergste is dat hij zes keer op mijn hoofd is gestapt, zoals je op een muis trapt. Ik ben geslagen met een stofzuigerslang.
Op de [adres 2] is het misbruik begonnen. Mijn vader riep mij naar zijn kamer. Hij vroeg of hij mijn borsten mocht aanraken. Ik schrok ervan, ik had nog amper borsten. Ik was bang voor hem. Ik heb geen antwoord gegeven, maar hij heeft het wel gedaan en hij gaf mij een kus op mijn mond. Die eerste keer was het niet alleen aanraken onder mijn kleren, op mijn blote huid. Hij kneep ook een beetje in mijn borsten. Hij heeft ook aan mijn borsten gezogen. Hij heeft mij aangeraakt, ook beneden in mijn onderbroek. In de [adres 3] begon het echte verkrachten.
Het gebeurde vrijwel dagelijks toen we in de [adres 3] woonden. Op een avond kwam mijn vader naakt naar mij toe. Ineens begon hij mij te beffen en ging hij met zijn vingers in mij. Hij zat aan mijn borsten. Ik ben een keer schokkend wakker geworden terwijl hij zijn piemel in mijn vagina had.
Mijn vader heeft mij gevingerd, gebeft en mij gedwongen zijn piemel vast te houden.
2. Het proces-verbaal van bevindingen inhoudende het informatieve gesprek met [slachtoffer] van verbalisanten [verbalisant] van 2 december 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 8 tot en met 10):
[slachtoffer] werd vaak geslagen door vader. Haar vader heeft haar ook een keer zo hard geslagen dat [slachtoffer] op de grond viel, waarna haar vader met zijn voet op haar hoofd heeft gestampt/geschopt.
Het seksueel misbruik begon toen [slachtoffer] ongeveer 11 jaar oud was. Vader riep [slachtoffer] bij hem in zijn slaapkamer. Hij vroeg of hij haar borsten mocht aanraken en dat heeft hij toen gedaan. Daarna deed hij dat steeds vaker. Toen [slachtoffer] een vriendje had, heeft haar vader aan haar vagina gezeten. Toen [slachtoffer] een keer vroeg of zij bij haar vriendje mocht blijven slapen, zei haar vader “ik zal je wat laten zien”. Hij deed honing op haar vagina en ging vervolgens haar vagina likken en deed zijn vinger in haar vagina.
Haar vader is ook wel eens achter haar komen liggen en zij voelde toen dat hij zijn piemel in haar vagina duwde.
3. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 1] van 13 juni 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 26 tot en met 32):
Ik heb in de woning in Aalderinkshoek mijn vader een aantal keren bij [slachtoffer] in bed zien liggen op haar slaapkamer. Mijn vader lag ook wel eens naakt in zijn slaapkamer en riep [slachtoffer] dan bij zich. Op de [adres 3] was alles extremer.
Berichten in de trend van ‘Kom nu naar boven, ik mis jou, je moet vandaag naast mij slapen’, stuurde mij vader vaker naar haar. Niet zo specifiek, maar wel hierop lijkend. Hij vroeg bijvoorbeeld of ik er was of ik al sliep en dat soort dingen.
Toen we nog in Lochem woonden riep mijn vader mij bij zich in de badkamer. Hij had een wit handdoekje om zijn middel. Hij zei toen tegen mij dat als ik dingen over mannen wilde leren dat hij me dat kon leren. Toen pakte hij mijn hand en legde zijn penis in mijn hand.
Mijn vader sloeg, stompte, schopte en gooide met dingen naar ons (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] en [naam 1] ) voor geen enkele reden. Later, in de wijk in Aalderinkshoek, heeft hij [slachtoffer] een keer met de slang van de stofzuiger geslagen. De mishandelingen waren zo vaak dat het voor ons normaal was geworden. Het gebeurde op beide adressen wekelijks.
4. Het proces-verbaal van verhoor van getuige N.M. Verlaak van 26 juli 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 37 tot en met 41):
Ik werk bij de Raad voor de Kinderbescherming als kinder- en jeugdpsycholoog. In 2017 is het gezin bij ons bekend geworden. Op 2 juni 2017 is er een groot spoedoverleg geweest tussen Veilig Thuis Twente, ROC de leerkracht van [slachtoffer] , het wijkteam, politie Huiselijk geweld, een procesmanager van de gemeente en de vreemdelingenpolitie en wij als Raad voor de Kinderbescherming. Vader heeft aan de Raad voor de Kinderbescherming toegegeven dat hij vaak boos was en beide dochters heeft geslagen uit opvoedingsonmacht. [slachtoffer] is uit huis gehaald en heeft tot haar meerderjarigheid ergens anders verbleven. Daarna is [slachtoffer] terug gekeerd naar huis bij haar vader.
Op 21 november 2021 stond [slachtoffer] ’s avonds huilend bij ons aan de deur. [slachtoffer] was overstuur en zei dat ze niet meer terug kon naar huis. [slachtoffer] vertelde dat er toen de hele opvoeding door sprake was geweest van fysieke en geestelijke mishandeling door vader. Ook vertelde ze dat ze seksueel misbruikt was door haar vader.
5. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5 Sv, zijnde het Rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 13 juni 2017, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven van 13 juni 2017 (pagina’s 42 tot en met 53):
[slachtoffer] woont alleen met haar vader in Almelo. Haar zus (de rechtbank begrijpt: [naam 1] ) woonde tot 8 februari 2017 bij hen in huis. De beide zussen zijn eind 2008 naar Nederland gekomen.
[slachtoffer] geeft aan dat er sprake is van huiselijk geweld van vader jegens haar. Vader heeft haar geslagen. Jaren geleden heeft vader de stofzuigerslang naar haar gegooid toen hij boos op haar was. [slachtoffer] geeft aan dat dit gespeeld heeft in de tijd dat haar zus nog bij haar woonde. Vader bevestigt het verhaal van [slachtoffer] en schaamt zich hier ook voor.
6. De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 december 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Mijn dochter, [slachtoffer] , is geboren op [geboortedatum 2] . Het klopt dat ik op 31 juli 2012 naar de woning in de [adres 3] verhuisd ben.
7. Het proces-verbaal van aanvullend verhoor van getuige [naam 1] van 19 juni 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 1 tot en met 4):
Volgens de Gemeentelijke Basis Administratie staat [slachtoffer] geregistreerd onder geboortedatum: [geboortedatum 2]