ECLI:NL:RBOVE:2024:1148

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
9647118 CV EXPL 22-309
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil tussen partijen over huurprijs en betalingscapaciteit

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 5 maart 2024, gaat het om een huurgeschil tussen twee partijen. De eisende partijen, Van [eisers], hebben een geschil met de gedaagde partijen, [gedaagden], over de huurprijs en de betalingscapaciteit. De rechtbank heeft eerder tussenvonnissen uitgesproken op 7 februari, 18 april en 16 mei 2023, waarbij een deskundige, drs. D.W. Ruesink, werd benoemd om de financiële situatie van de gedaagden te onderzoeken. Het deskundigenbericht, ontvangen op 20 december 2023, concludeert dat [gedaagden] financieel niet in staat is om de huurachterstand van € 410.000,-- in te lopen of de overeengekomen huurprijs van € 10.000,-- per maand te betalen. De kantonrechter volgt de bevindingen van de deskundige en stelt vast dat de vorderingen van Van [eisers] tot betaling van de achterstallige huur en de volledige huurprijs op dit moment niet opeisbaar zijn. De kantonrechter is zich bewust van de langdurige huurverlaging die sinds 2015 van kracht is en overweegt de noodzaak om met partijen in gesprek te gaan over de toekomst van de huurovereenkomst. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 2 april 2024 voor uitlating door partijen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer: 9647118 CV EXPL 22-309
Vonnis van 5 maart 2024
in de zaak van:

1.[eiser 1],

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats 1],
eisende partijen, verder te noemen Van [eisers],
verschenen bij gemachtigde mr. G. Beekman,
-tegen-

1.[gedaagde 1],

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats 2]
gedaagde partijen, verder te noemen [gedaagden],
verschenen bij gemachtigde mr. M. Tijken.

1.De procedure

1.1
De procedure blijkt uit de tussenvonnissen van 7 februari 2023, 18 april 2023 en 16 mei 2023.
1.2
Bij tussenvonnis van 16 mei 2023 werd de heer drs. D.W. Ruesink benoemd tot deskundige. Het deskundigenbericht werd ter griffie ontvangen op 20 december 2023.
1.3
Beide partijen hebben vervolgens een akte na deskundigenbericht genomen waarna het vonnis bepaald is op heden.

2.De verdere beoordeling.

2.1
In het tussenvonnis van 7 februari 2023 was tot het oordeel gekomen dat [gedaagden] onvoldoende betwist had dat er een huurprijs van € 10.000,00 per maand was overeengekomen en dat er sprake was en is van een achterstand in het betalen van die huur.
2.2
Uitgangspunt was verder dat tussen partijen de afspraak was gemaakt dat de huurprijs tijdelijk gehalveerd zou worden tot het moment wanneer volledige betaling van de overeengekomen huurprijs financieel weer mogelijk zou zijn. Daar wringt de schoen: Van [eisers] meent dat het moment daar is dat [gedaagden] de volledige huur weer kan betalen, [gedaagden] betwist dat volledige betaling weer mogelijk is.
2.3
Om daarin duidelijkheid te verschaffen werd een deskundige benoemd. Diens onderzoeksopdracht was antwoorden te geven op de navolgende vragen:
 Is het voor [gedaagden] financieel mogelijk om de huurachterstand van € 410.000,-- in te lopen?
 Is het voor [gedaagden] financieel mogelijk om aan Van [eisers] een huur te betalen van € 10.000,-- per maand?
 Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de kantonrechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
2.4
Uit het deskundigenbericht blijkt dat er grondig financieel onderzoek is verricht waarbij het persoonlijk contact niet uit het oog werd verloren. De deskundige heeft in hoofdstuk 8 van zijn bericht antwoorden gegeven op de aan hem gestelde vragen. Hij komt tot de conclusie dat het voor [gedaagden] financieel niet mogelijk is om de huurachterstand in te lopen. Eveneens is het voor [gedaagden] niet mogelijk om de overeengekomen huurprijs van € 10.000,-- per maand te betalen. Zelfs betaling van een gehalveerde huurprijs zal voor de komende jaren, aldus de deskundige, tot verliezen bij de onderneming van [gedaagden] leiden.
2.5
De kantonrechter volgt de bevindingen en conclusie van de deskundige, omdat deze voldoende zijn gemotiveerd en toegelicht. Dat betekent wel, nu de stelling van
Van [eisers] dat [gedaagden] thans weer in staat was de volledige huur te betalen, in rechte niet is komen vast te staan zodat dat zijn vorderingen tot betaling van de achterstallige huur en volledige huurprijs per maand op dit moment nog niet opeisbaar zijn en zullen moeten worden afgewezen.
De vraag is hoe nu verder?
2.6
De kantonrechter is niet blind voor de omstandigheden van het geval: afgesproken was een tijdelijke huurverlaging. Inmiddels duurt dat tijdelijke al vanaf 2015 en daar zal hoe dan ook een keer een eind aan moeten komen. Dat is immers inherent aan het tijdelijke.
In dat licht bezien is de conclusie van de deskundige niet alleen glashelder maar zeker voor [gedaagden] ook spijkerhard: “
de continuïteit van de onderneming van [gedaagden] is bij ongewijzigde voortzetting zonder flankerende maatregelen niet gegarandeerd, in feite ongeacht de in rekening te brengen huur.” Dat duidt erop dat [gedaagden] op enig moment wellicht en definitief tekort zullen gaan schieten in de nakoming van hun verplichtingen volgend uit de huurovereenkomst. De conclusie van de deskundige zou zelfs geïnterpreteerd kunnen worden als zijnde een route onderweg naar een onvermijdelijk faillissement.
2.7
Het komt de kantonrechter dan ook geraden voor, alvorens een eindvonnis te wijzen en/of om hoger beroep te voorkomen, om eens met partijen van gedachten te wisselen hoe verder te gaan met de huurovereenkomst. Een nieuwe mondelinge behandeling is daarvoor bij uitstek geschikt. Het is echter aan partijen om al dan niet op dit aanbod in te gaan. De zaak zal voor uitlating hierover door partijen worden verwezen naar de hierna te bepalen rolzitting. Zien partijen iets in dit aanbod dan wordt verzocht de verhinderdata door te geven voor de aankomende drie maanden.
2.8
Alle verdere beslissingen worden aangehouden.

3.De beslising

De kantonrechter:
verwijst de zaak naar de rolzitting van
dinsdag 2 april 2024voor uitlating door partijen omtrent hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 2.7 breder is overwogen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Marsman, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2024.