ECLI:NL:RBOVE:2024:1145

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
08.206442.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting en diefstal door middel van valse sleutels, met meerdere slachtoffers en schadevergoedingen

Op 5 maart 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting en diefstal door middel van valse sleutels. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en het betalen van schadevergoedingen aan meerdere slachtoffers. De verdachte is schuldig bevonden aan het medeplegen van oplichting, diefstal door twee of meer verenigde personen en poging tot diefstal door middel van valse sleutels, gepleegd in de periode van 24 juli 2023 tot en met 16 augustus 2023. De slachtoffers, voornamelijk alleenstaande oudere vrouwen, werden benaderd door een man die zich voordeed als bankmedewerker. Hij vertelde hen dat er verdachte activiteiten op hun rekeningen waren en dat hun bankpassen moesten worden opgehaald. De slachtoffers gaven hun bankpassen en pincodes af aan een zogenaamde bankmedewerker, die in werkelijkheid een medeverdachte was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een belangrijke rol speelde in deze oplichtingspraktijken door instructies te geven aan de medeverdachten en hen te voorzien van essentiële informatie. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de verdachte veroordeeld tot de opgelegde straf, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.206442.23 (P)
Datum vonnis: 5 maart 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 februari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Menouar en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. L.A. Korfker, advocaat in IJmuiden, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging op grond van artikel 314a Sv van 1 december 2023 en op grond van artikel 313 Sv van 20 februari 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 24 juli 2023 tot en met 16 augustus 2023:
feit 1:al dan niet samen met anderen twaalf personen heeft opgelicht;
feit 2:al dan niet samen met anderen van acht personen geldbedragen heeft gestolen;
feit 3:al dan niet samen met anderen heeft geprobeerd van drie personen geldbedragen te stelen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 juli 2023 tot en met
16 augustus 2023 te gemeente [plaats 1], [plaats 2], [plaats 3], [plaats 4], [plaats 5], [plaats 6] en/of [plaats 7], althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels
- [slachtoffer 1]
- [slachtoffer 2]
- [slachtoffer 3]
- [slachtoffer 4]
- [slachtoffer 5]
- [slachtoffer 6]
- [slachtoffer 7]
- [slachtoffer 8]
- [slachtoffer 9]
- [slachtoffer 10]
- [slachtoffer 11] en/of
- [slachtoffer 12]
heeft/hebben bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten één of meer bankpas(sen) en/of (bijbehorende) pincode(s) door:
(telkens) die [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 5], [slachtoffer 6], [slachtoffer 7], [slachtoffer 8], [slachtoffer 9], [slachtoffer 10], [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12]:
- telefonisch te benaderen en/of (daarbij) zich (telkens) voor te doen als bankmedewerker, (vervolgens)
- mee te delen dat er onjuiste betalingen en/of opnames waren gedaan met zijn/haar/hun bankpas(sen) en/of bankrekening(en) en/of, althans een poging(en) daartoe was/waren gedaan en/of een cyber aanval had plaatsgevonden en/of
- te vragen om zijn/haar/hun bankpassen in een (gesloten) envelop aan te (laten) bieden aan een bankmedewerker die onderweg was naar zijn/haar/hun woning en/of (daarbij) een controle code te gebruiken;
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 juli 2023 tot en met
16 augustus 2023 te gemeente [plaats 2], [plaats 1], Hoogeveen, Vroomshoop, Almelo en/of Dordrecht althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) een of meerdere geldbedragen (totaal ongeveer 29.500,00 euro),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
- [slachtoffer 2]
- [slachtoffer 3]
- [slachtoffer 5]
- [slachtoffer 6]
- [slachtoffer 7]
- [slachtoffer 9]
- [slachtoffer 12] en/of
- [slachtoffer 11]
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen (telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
door met één of meer bankpas(sen) (met bijbehorende pincode) tot het gebruik waartoe hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), niet gerechtigd was/waren, uit/bij één of meer betaal- en/of geldautoma(a)t(en) één of meer geldbedrag(en) (totaal ongeveer 29.400,00 euro) te pinnen;
3
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 juli 2023 tot en met
16 augustus 2023 te gemeente [plaats 2], [plaats 1], [plaats 3], althans in Nederland telkens ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een of meer geldbedragen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
- [slachtoffer 1],
- [slachtoffer 4] en/of
- [slachtoffer 10]
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en (telkens) die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, met bij uit oplichting verkregen en/of weggenomen bankpas(sen), heeft/ hebben getracht bij één of meer betaal- en/of geldautoma(a)t(en) één of meer geldbedrag(en) terwijl (telkens) de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Uit het dossier zijn geen concrete door verdachte verrichte handelingen gebleken die verdachte tot medepleger zouden kunnen maken. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna ook: [medeverdachte 1]) is onbetrouwbaar. Het dossier bevat geen objectief bewijs dat de verklaring van [medeverdachte 1] ondersteunt.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder feit 1 ten laste gelegde oplichting van [slachtoffer 8] omdat er in dat geval geen sprake was van een voltooid delict.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Feiten 1, 2 en 3
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en hetgeen ter zitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de periode tussen 24 juli 2023 en 16 augustus 2023 is er twaalf keer aangifte gedaan van zogenoemde helpdeskfraude, in de vorm van (pogingen tot) oplichting en diefstal door middel van met die oplichting verkregen bankpassen. De slachtoffers van deze fraude betroffen vrijwel steeds alleenstaande vrouwen op hoge leeftijd. Bij de helpdeskfraude is in grote lijnen steeds, en met hier en daar wat van ondergeschikte belang zijnde variaties, de volgende werkwijze gevolgd.
De slachtoffers werden gebeld door een man die zich voordeed als een medewerker van hun bank. De bankmedewerker had informatie over het slachtoffer. Hij wist bij welke bank zij klant waren, wist hun adres en in een aantal gevallen ook een pincode. De bankmedewerker vertelde de slachtoffers dat er in de nacht was geprobeerd om geld van hun rekening te halen dan wel dat er sprake was van een cyberaanval waarvan zij het slachtoffer waren geworden. Daarom moesten de bankpassen van de slachtoffers geblokkeerd worden en vervangen door nieuwe. Een bankmedewerker zou de pas persoonlijk komen ophalen bij de slachtoffers. Hiervoor moesten zij hun passen in een envelop doen en hierop een code schrijven die zij van de bankmedewerker aan de telefoon hadden doorgekregen. Daarna kwam er een zogenaamde medewerker van de bank aan de deur. In een aantal gevallen werden de slachtoffers aan de praat gehouden tot hun pas was opgehaald en in enkele gevallen ook nog enige tijd daarna. Kon deze medewerker de code opnoemen dan kon de envelop aan de medewerker meegegeven worden. Vervolgens zijn de meegegeven bankpassen gebruikt om contante bedragen te pinnen en om er cadeaukaarten van te kopen. In een aantal gevallen hebben de slachtoffers hun pas op tijd weten te blokkeren.
3.3.2
De overwegingen van de rechtbank
Verklaring van [medeverdachte 1]
De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] betrouwbaar is. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
[medeverdachte 1] heeft zich tijdens zijn eerste verhoren bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen. Tijdens het verhoor van 6 oktober 2023 heeft [medeverdachte 1] op zijn initiatief over zijn eigen rol, maar ook over de rol van zijn medeverdachten, een verklaring afgelegd. Op het moment dat [medeverdachte 1] is gaan verklaren, bevatte het dossier al veel informatie, zoals over de modus operandi. Dat verdachte, ook zichzelf belastend, in lijn met die informatie verklaarde betekent niet dat zijn verklaring onbetrouwbaar is. Het is wel de vraag of [medeverdachte 1] volledig openheid van zaken heeft gegeven over wat hij wist over de werkwijze achter de schermen van deze oplichtingspraktijen zoals beschreven in de ontnemingsrapportage in de zaak van verdachte in de paragraaf Algemene beschrijving modus operandi bankhelpdeskfraude.
Dit rechtvaardigt echter niet zonder meer de conclusie dat hetgeen [medeverdachte 1] wel heeft verklaard, met name over de rolverdeling tussen hem en zijn medeverdachten, onbetrouwbaar is. De verklaring van [medeverdachte 1] is consistent en wat de rolverdeling betreft authentiek. De verklaring over de rolverdeling past ook in de vastgestelde modus operandi. Er is iemand die naar de slachtoffers belt, er is iemand die bij de slachtoffers aan de deur komt, er is iemand die de essentiële informatie doorgeeft en er is iemand die zorgt voor de verplaatsingen tussen de verschillende locaties. De verklaring van [medeverdachte 1] vindt ook steun in andere bewijsmiddelen zoals de verklaring van verdachte dat hij en zijn medeverdachten in de ten laste gelegde periode altijd samen op pad waren en de verklaringen in het dossier van meerdere getuigen die een blauwe Tesla hebben gezien, met daarin drie inzittenden, in de omgeving waar de feiten hebben plaatsgevonden.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verklaring van [medeverdachte 1] betrouwbaar is kan worden gebruikt voor het bewijs.
Ten aanzien van feit 1
- Oplichting
De slachtoffers zijn gebeld door een man die zich voordeed als een medewerker van de bank. Doordat deze man beschikte over gegevens van de slachtoffers, zoals bij welke bank de slachtoffers klant waren en de adressen van de slachtoffers, is bij de slachtoffers het vertrouwen gewekt dat zij daadwerkelijk met een medewerker van de bank te maken hadden. Tijdens het gesprek werd de slachtoffers voorgehouden dat zij in de afgelopen nacht waren opgelicht dan wel slachtoffer waren geworden van een cyberaanval, dat de bank dit had weten te voorkomen en dat hun bankpassen om die reden direct waren geblokkeerd. Wanneer een slachtoffer argwanend was en bijvoorbeeld aangaf een zoon of dochter te willen bellen werd hier door de man aan de telefoon in strijd met de waarheid op ingespeeld door de slachtoffers voor te houden dat er al contact was opgenomen met het betreffende familielid. De slachtoffers kregen van de man een code die zij op de envelop met bankpassen moesten schrijven. Zoals de medewerker aan de telefoon hen had medegedeeld kwam er vervolgens een medewerker, [medeverdachte 1], langs, die de afgesproken code kende. Hierop gaven de slachtoffers de envelop met bankpassen aan [medeverdachte 1] mee. Door zo te handelen en bij de slachtoffers het vertrouwen te wekken dat zij daadwerkelijk te maken hadden met een bankmedewerker en door hen wijs te maken dat er onregelmatigheden met hun bankrekeningen waren geconstateerd, zijn zij bewogen om hun bankpassen af te geven aan [medeverdachte 1].
- Medeplegen
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of er sprake is van medeplegen. Hierbij is het van belang dat er sprake is een voldoende nauwe en bewuste samenwerking waarbij de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit van voldoende gewicht is. De vraag wanneer samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat van medeplegen mag worden gesproken, laat zich volgens de Hoge Raad niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. Aan het bewijs van medeplegen hoeft het niet zelfstandig verrichten van een uitvoeringshandeling niet zonder meer in de weg te staan. Ook hoeft niet iedere medepleger exact op de hoogte te zijn van de bijdrage van de andere medepleger.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. Uit de aangiften volgt dat verdachten in ieder geval op zeven verschillende dagen in juli en augustus 2023 samen vanuit Purmerend naar het oosten van het land zijn gereden. Zij maakten gebruik van de blauwe Tesla van verdachte. [medeverdachte 2] (hierna ook: [medeverdachte 2]) bestuurde de auto, zij had op dat moment als enige een geldig rijbewijs. Verdachte was de bijrijder en [medeverdachte 1] zat achterin. Verdachte heeft verklaard dat zij (verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]) in die periode op alle dagen waarop [medeverdachte 1] de bankpassen ophaalde, altijd met elkaar op pad waren. Verdachte heeft er geen aannemelijke verklaring voor gegeven waarom hij en zijn medeverdachten al die keren samen, ver van huis, in het oosten van het land waren. De verklaring van verdachte dat ze op weg waren naar Duitsland om goedkoper boodschappen te kunnen doen vindt de rechtbank ongeloofwaardig. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij niet wist naar welke winkel en welke plaats in Duitsland zij op weg waren. Dat zij vervolgens op plekken als [plaats 8], [plaats 1] en [plaats 2] terecht zijn gekomen om de accu van de elektrische auto te kunnen opladen is naar het oordeel van de rechtbank eveneens ongeloofwaardig. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat door verdachte werd bepaald waar zij die dag naar toe reden en dat hij ter plaatse werd aangestuurd door verdachte. Hij kreeg van verdachte de adressen door en de codes die de slachtoffers aan de telefoon door hadden gekregen. [medeverdachte 1] was vervolgens degene die zich met de code bij de slachtoffers kon identificeren en de passen bij hen ophaalde. [medeverdachte 1] heeft hierover verklaard dat hij de adressen van de slachtoffers van verdachte kreeg.
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op alle essentiële momenten, namelijk toen de bankpassen werden opgehaald samen waren. Verdachte heeft hierbij zelf een rol van betekenis gespeeld door [medeverdachte 1] instructies te geven en door hem van de essentiële informatie te voorzien die nodig was om de oplichting te kunnen plegen. Naar het oordeel van de rechtbank kan het gelet op het voorgaande niet anders dan dat verdachte medepleger is van het onder 1 ten laste gelegde feit.
- Conclusie
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden (met uitzondering van het feit ten aanzien van [slachtoffer 8], zie hierna), zoals hieronder in de bewezenverklaring omschreven.
- Vrijspraak oplichting van [slachtoffer 8]
De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde oplichting van [slachtoffer 8] niet wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden omdat er sprake is geweest van een niet ten laste gelegde poging daartoe. Gelet hierop zal de rechtbank dit onderdeel van de tenlastelegging niet bewezen verklaren.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3
Aan verdachte is ook het meermalen medeplegen van diefstal en drie pogingen tot diefstal ten laste gelegd. Het betreft het pinnen van geldbedragen en/of het doen van aankopen met de door oplichting verkregen bankpassen, dan wel pogingen daartoe. Hiervoor is al vastgesteld dat verdachte als medepleger betrokken was bij de oplichting van meerdere personen. Nadat medeverdachte [medeverdachte 1] met de door oplichting verkregen bankpassen bij de medeverdachten terugkwam, zijn zij naar een plaats in de buurt gereden. Hier pinde [medeverdachte 1] bij verschillende bankautomaten contant geld en/of kocht hij in verschillende winkels cadeaukaarten. [medeverdachte 1] heeft hierover verklaard dat verdachte bepaalde waar [medeverdachte 1] moest pinnen en waar hij cadeaukaarten kon kopen. Ook kreeg [medeverdachte 1] van verdachte de pincodes door die bij de bankpassen hoorden. In een aantal gevallen konden de slachtoffers de bankpassen tijdig blokkeren waardoor er geen geldbedragen van de rekeningen van de slachtoffers zijn afgeschreven.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte ook bij de diefstallen en bij de pogingen tot diefstal een rol heeft gespeeld die kan worden gekwalificeerd als medeplegen. Niet alleen was hij ook nu op alle essentiële momenten samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], ook heeft hij [medeverdachte 1] voor de diefstallen dan wel de pogingen daartoe van essentiële informatie voorzien, namelijk de locaties en de pincodes van de bankpassen.
De rechtbank is van oordeel dat ook de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezenverklaard.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 24 juli 2023 tot en met 16 augustus 2023 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels
- [slachtoffer 1]
- [slachtoffer 2]
- [slachtoffer 3]
- [slachtoffer 4]
- [slachtoffer 5]
- [slachtoffer 6]
- [slachtoffer 7]
- [slachtoffer 9]
- [slachtoffer 10]
- [slachtoffer 11] en
- [slachtoffer 12]
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten één of meer bankpas(sen) en/of (bijbehorende) pincode(s) door:
die [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4], [slachtoffer 5], [slachtoffer 6], [slachtoffer 7], [slachtoffer 9], [slachtoffer 10], [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12]:
- telefonisch te benaderen en daarbij zich telkens voor te doen als bankmedewerker, vervolgens
- mee te delen dat er onjuiste betalingen en/of opnames waren gedaan met zijn/haar/hun bankpas(sen) en/of bankrekening(en) en/of, (een) poging(en) daartoe was/waren gedaan en/of een cyberaanval had plaatsgevonden en
- te vragen om zijn/haar/hun bankpassen in een (gesloten) envelop aan te (laten) bieden aan een bankmedewerker die onderweg was naar zijn/haar/hun woning en/of (daarbij) een controlecode te gebruiken;
2
hij in de periode van 24 juli 2023 tot en met 16 augustus 2023 in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
geldbedragen (totaal ongeveer 29.500,00 euro),
die aan
- [slachtoffer 2]
- [slachtoffer 3]
- [slachtoffer 5]
- [slachtoffer 6]
- [slachtoffer 7]
- [slachtoffer 9]
- [slachtoffer 12] en
- [slachtoffer 11],
toebehoorden heeft weggenomen telkens met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
door met bankpas(sen) (met bijbehorende pincode) tot het gebruik waartoe hij, verdachte, en zijn mededaders, niet gerechtigd waren, uit/bij betaal- en/of geldautoma(a)t(en) één of meer geldbedrag(en) (totaal ongeveer 29.500,00 euro) te pinnen;
3
hij in de periode van 24 juli 2023 tot en met 16 augustus 2023 in Nederland
telkens ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geldbedragen, toebehorende aan
- [slachtoffer 1],
- [slachtoffer 4] en
- [slachtoffer 10]
en die weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, met bij uit oplichting verkregen bankpas(sen), heeft/ hebben getracht bij één of meer betaal- en/of geldautoma(a)t(en) geldbedrag(en) te pinnen terwijl (telkens) de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten, waaronder de verbetering van 29.400 in 29.500 euro bij feit 2 en de toevoeging van ‘pinnen’ in de voorlaatste zin van feit 3, zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 47, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: poging diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van 26 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat bij het bepalen van strafmaat rekening gehouden moet worden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, met name de zorg voor zijn pasgeboren zoon. Verdachte is bovendien niet recent voor soortgelijke feiten veroordeeld.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting, diefstal en poging tot oplichting, op de wijze die hiervoor uitgebreid is beschreven. Verdachte had daarbij een wezenlijke rol. Hij was de schakel in een vermoedelijk groter netwerk, zoals door de politie geschetst, waarin persoonlijke (bank)gegevens van slachtoffers worden misbruikt en mensen zoals verdachten op pad worden gestuurd en van informatie worden voorzien om slachtoffers op te lichten en geld van hen te stelen. Verdachte gaf pinlocaties en pincodes door aan medeverdachte [medeverdachte 1] en gaf hem opdracht in welke winkels er cadeaubonnen moesten worden gekocht. Het heeft er alle schijn van dat verdachte het met opzet gemunt had op deze categorie slachtoffers: mensen op (zeer) hoge leeftijd en meestal alleenstaand. Mensen met een hoge kwetsbaarheid en vaak afhankelijk van anderen. Verdachte heeft door zo te handelen het vertrouwen dat de slachtoffers hadden in hun medemens en bankinstellingen ernstig geschaad. Uit de aangiften blijkt dat het verdriet, schaamte, verwarring en angst heeft veroorzaakt bij de slachtoffers. Verdachte heeft kennelijk enkel en alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin en zich totaal niet bekommerd om de gevolgen van zijn handelen voor zijn slachtoffers.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 20 februari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsadvies van 31 oktober 2023. Verdachte ontkent de hem ten laste gelegde feiten. Het is daardoor voor de reclassering niet mogelijk om een delictanalyse te maken en criminogene of beschermende factoren aan te wijzen. Er zijn geen aanknopingspunten op basis waarvan de reclassering een plan van aanpak kan opstellen. Ook kan het risico op recidive niet worden ingeschat. Gelet hierop adviseert de reclassering om aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De strafmodaliteit en de hoogte daarvan
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten, een gevangenisstraf, waarvan een aanmerkelijk deel onvoorwaardelijk, passend en geboden is. Bij het bepalen van de hoogte ervan heeft de rechtbank acht geslagen op de strafmaxima die op de bewezen verklaarde feiten zijn gesteld en op straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de ontkennende proceshouding van verdachte waaruit blijkt dat hij geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen en het leed dat daardoor is veroorzaakt bij de slachtoffers. De rechtbank zal desondanks een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte, die relatief jong is en beïnvloedbaar lijkt, ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank is zich ervan bewust dat verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 2] ouders zijn van een bijna vijf maanden oud kind dat slachtoffer dreigt te worden van het handelen van zijn ouders als zij beiden tot langdurige gevangenisstraffen worden veroordeeld. Dat is echter iets wat verdachte zich had moeten realiseren toen hij met zijn al zwangere vriendin deze feiten pleegde. Het aantal slachtoffers is zo groot en de aan hen toegebrachte schade en leed zo ernstig dat aan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet valt te ontkomen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk passend en geboden. Dit met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De proeftijd wordt vastgesteld op drie jaren.
De rechtbank komt hiermee tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank gaat er, anders dan de officier van justitie, van uit dat de verdachten een gelijkwaardige rol hadden bij het plegen van de feiten en dat de rol van verdachte niet groter was dan die van zijn medeverdachten.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank ziet onder ogen dat, indien het bevel gevangenhouding niet wordt opgeheven in de zaken van verdachte en/of zijn medeverdachte [medeverdachte 2], de zorg voor hun kind in gevaar komt. Verdachte heeft naar eigen zeggen geen maatregelen getroffen voor langdurige opvang en verzorging. Het belang van strafvordering afwegend tegen het belang van het kind van verdachte zal daarom de voorlopige hechtenis worden opgeheven om zo doende verdachte enig respijt te geven passende voorzieningen te treffen.
6.4
De in beslag genomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het ter terechtzitting het standpunt ingenomen dat het in beslag genomen geldbedrag van € 210,00 verbeurd moet worden verklaard.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het geldbedrag teruggegeven moet worden aan verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomen geldbedrag (omschrijving: PL0600-2023374677-G3035767) moet worden verbeurd verklaard, omdat het een voorwerp betreft dat verdachte geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en dat geheel door middel van de strafbare feiten is verkregen.

7.De schade van de benadeelden

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
7.1.1
Vordering van [slachtoffer 2] (zaak 2, feiten 1 en2)
[slachtoffer 2] (hierna ook: [slachtoffer 2]) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.050,00 (eenduizendvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende post:
- € 1.050,00 totaal van de gepinde (geld)bedragen.
7.1.2
Vordering van [slachtoffer 3] (zaak 3, feiten 1 en 2)
[slachtoffer 3] (hierna ook: [slachtoffer 3]) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 3.030,00 (drieduizenddertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende post:
- € 3.030,00 totaal van de gepinde (geld)bedragen.
7.1.3
Vordering van [slachtoffer 9] (zaak 9, feiten 1 en 2)
[slachtoffer 9] (hierna ook: [slachtoffer 9]) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 900,00 (negenhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende post:
- € 900,00 totaal van de gepinde (geld)bedragen.
7.1.4
Vordering van [slachtoffer 10] (zaak 10, feiten 1 en 2)
[slachtoffer 10] (hierna ook: [slachtoffer 10]) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 518,25 (vijfhonderdachttien euro en vijfentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- € 377,90 telefoon
- € 70,35 ID-kaart
- € 70,00 contant geld.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen. De vorderingen zijn voldoende onderbouwd en staan in voldoende rechtstreeks verband met de gepleegde feiten.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen. Subsidiair refereert zij zich ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 9] aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] is geen verweer gevoerd. De vordering van [slachtoffer 10] moet worden afgewezen omdat de diefstal van de goederen niet aan verdachte is ten laste gelegd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1
Vordering van [slachtoffer 2]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.050,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.4.2
Vordering van [slachtoffer 3]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 3.030,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.4.3
Vordering van [slachtoffer 9]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 900,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.4.4
Vordering van [slachtoffer 10]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Dat met de afgegeven pinpas geen geld is opgenomen doet daar in dit geval niet aan af. De schadevordering betreft immers de kosten van de telefoon, de ID-kaart en contant geld, zaken die tegelijk met de pinpas werden afgegeven en die niet zijn geretourneerd. De omvang van de opgevoerde schadeposten is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 518,25, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd telkens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met de navolgende dagen gijzeling:
- vordering [slachtoffer 2] 20 dagen
- vordering [slachtoffer 3] 40 dagen
- vordering [slachtoffer 9] 18 dagen
- vordering [slachtoffer 10] 10 dagen.
Toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c 33, 33a en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1het misdrijf: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
feit 3het misdrijf: poging diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoedingen
[slachtoffer 2]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (zaak 2, feiten 1 en 2) toe tot een bedrag van € 1.050,00, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt de verdachte
hoofdelijktot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van
€ 1.050,00te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2023 met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 1.050,00(
zegge: eenduizendvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
20 dagenkan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
[slachtoffer 3]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] (zaak 3, feiten 1 en 2) toe tot een bedrag van € 3.030,00, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt de verdachte
hoofdelijktot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van een bedrag van
€ 3.030,00te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2023 met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 3.030,00(
zegge: drieduizenddertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
40 dagenkan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
[slachtoffer 9]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] (zaak 9, feiten 1 en 2) toe tot een bedrag van € 900,00, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt de verdachte
hoofdelijktot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 9] van een bedrag van
€ 900,00te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2023 met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 900,
(
zegge: negenhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
18 dagenkan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
[slachtoffer 10]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 10] (zaak 10, feiten 1 en 2) toe tot een bedrag van € 518,25, bestaande uit materiële schade;
- veroordeelt de verdachte
hoofdelijktot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 10] van een bedrag van
€ 518,25te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2023 met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 518,25,
(
zegge: vijfhonderdachttien euro en vijfentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
10 dagenkan worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd het in beslag genomen voorwerp te weten het op de beslaglijst genoemde voorwerp onder nummer PL0600-2023374677-G3035767 (een geldbedrag van € 210,00);
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. M. Melaard en mr. B.T.C. Jordaans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Bomans-Weekhout, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2024.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, onderzoek Helsinki23/ON21023003. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feiten 1 tot en met 3
1. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], van 16 augustus 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 549 tot en met 551):
Op 16 augustus 2023 werd ik in [plaats 1] gebeld door een man die zich voorstelde als: [alias 1], medewerker Rabobank. Ik hoorde dat hij mij vertelde dat er vannacht omstreeks 3 uur, een verdachte poging was gedaan om geld van onze rekening te halen. Hij vertelde mij dat zij wilden controleren of onze bankpassen wel correct waren. Deze heb ik hem van al onze drie rekeningen doorgegeven. Hij gaf mij telefonisch aan dat er al een medewerker onderweg was om de bankpasjes op te komen halen. Verder vertelde hij mij om de pasjes in een enveloppe te doen en hier ter controle een code op te schrijven. Het hele telefoongesprek duurde ongeveer 45 minuten.
Tijdens de laatste 10 minuten van het telefoongesprek, kwam er zoals afgesproken, een man aan de deur om de bankpasjes op te halen. De man vertelde dat hij van de bank kwam. Mijn vrouw heeft hem de enveloppe met pasje meegegeven. Toen het telefonische gesprek beëindigd was, waren de bankpasjes dus al opgehaald. Ik heb direct de bank gebeld en heb daarna de rekeningen geblokkeerd. Ik was op tijd, er was geen geld opgenomen.
2. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], van 16 augustus 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 554 tot en met 556):
Op 16 augustus 2023 werd ik in [plaats 8] gebeld door een man. Ik hoorde dat de man zich uitgaf als een medewerker van de Rabobank. Hij vertelde mij dat er vannacht om 02.30 uur een cyberaanval was geweest. Hij vroeg aan mij of mijn man toevallig € 1.300,00 van mijn rekening had gehaald. De man stelde voor om mijn bankpas in een witte envelop te doen. Op de witte envelop moest ik ter controle de code schrijven en dichtplakken. Hij gaf mij telefonisch door dat er al een medewerker van de Rabobank onderweg was om de witte envelop op te halen. Tijdens het gesprek zag ik een jongeman voor mijn raam lopen en hoorde dat hij aanbelde. Ik vroeg aan de jongeman wat de code was en ik gaf hem de witte envelop inclusief mijn bankpasje mee. Vervolgens werd de verbinding verbroken. Het gesprek heeft ongeveer 25 minuten geduurd.
Bij de Rabobank werd mij medegedeeld dat er al een bedrag van € 60,00 euro van mijn rekening was gepind en een bedrag van € 900,00 waar Broekhuis Almelo achter stond.
3. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3], van 10 augustus 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 564 tot en met 567):
Op 4 augustus 2023 werd ik in [plaats 2] gebeld door een zekere [alias 2], een bankmedewerker van de Rabobank in Rijssen. Ik hoorde dat deze man mij over de telefoon vertelde dat er om 02:00 uur ' s nachts door fraudeurs geprobeerd was om geld van mijn rekening te halen en dat er onmiddellijk actie nodig was. Volgens deze man van de bank waren mijn passen geblokkeerd en zouden deze naar het hoofdkantoor gestuurd moeten worden. Ik vertelde dat ik graag mijn zoon om advies wilde vragen. Ik hoorde dat de man aan de telefoon zei dat zij mijn zoon al gebeld hadden. Mijn beide bankpasjes moesten in een enveloppe gedaan worden. Hier moest ik een code op zetten. Er zou een medewerker van de bank langs komen om de pas op te halen. Er werd bij mijn woning aangebeld. Hier stond een andere man zogenaamd van de Rabobank. Deze jongeman vertelde mij de code waardoor ik wist dat ik hem de enveloppe kon geven. Ik gaf de jongeman de enveloppe met mijn twee pinpassen er in. Al deze tijd moest ik aan de telefoon blijven met de man van de bank. Ook terwijl de jongeman de pas ging ophalen.
In totaal is er € 4.200,00 + € 3.030,00 = € 7.230,00 euro gestolen.
4. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4], van 9 augustus 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 605 en 606):
Op 8 augustus (de rechtbank begrijpt: 2023) werd ik gebeld. Ik ben van iemand van de ABN AMRO bank en ik wil even bij u komen want er is een groot bedrag van uw rekening afgeschreven. U hebt nog geluk want uw rekening is geblokkeerd waardoor er geen geld meer kan worden opgenomen. U kunt nu niet meer pinnen en er komt iemand uw bankpasje op halen. Binnen een half uur zeker weten was er iemand aan de deur in [plaats 1]. De persoon stond op de gang en ik wachtte hem op. Ik moest de hele tijd de telefoon open laten staan omdat de persoon aan de lijn de code moest horen van de persoon die de bankpas moest ophalen. De persoon op de gang riep direct al de code op. De bankpas moest ik in de envelop stoppen en daar moest ik die code opschrijven. De persoon had ik nog steeds aan de telefoon.
5. Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 1], van 8 augustus 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 636 tot en met 639):
Op 8 augustus 2023 is mijn moeder, mevrouw [slachtoffer 5] in [plaats 2], gebeld door een man. Zij kreeg te horen dat hij van de ABN AMRO in Zwolle was en dat hij had gezien dat iemand afgelopen nacht om 03:30 uur had geprobeerd om € 1.300,00 op te nemen. Hij belde om verdere schade te voorkomen. De man had haar gevraagd of ze een nieuw pinpasje met een nieuwe pincode wilde. Mijn moeder kreeg de opdracht om haar pinpas in een witte envelop te doen met daarop een beveiligingscode. Hij zei: "Er komt een medewerker van de bank uit Zwolle bij u, wilt u dan de bankpas in een witte envelop doen met daarop de code, dan komt hij daarna de bankpas halen onder vermelding van die code". Er stond een jonge man aan de deur die inderdaad de code noemde en de bankpas kwam ophalen.
Uiteindelijk hoorde ik dat er € 2.760,00 van mijn moeder gestolen was, bestaande uit 16 keer een VVV-kadokaart van € 150,00 per stuk bij een winkel en drie keer een geldopname van € 120,00 bij een geldautomaat.
6. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6], van 9 augustus 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 700 tot en met 703):
Ik werd gebeld op 8 augustus (de rechtbank begrijpt 2023) in [plaats 1] door een man. Hij deed zich voor als een bankmedewerker van de Rabobank te Rijssen. Hij vroeg mij of ik connecties had in België. Er zou iemand een paar duizend euro van mijn rekening halen. [alias 3] vertelde mij dat er op dit moment contact werd gezocht met mijn dochter. Hij vroeg aan mij of mijn pincode [code] was, ik zei dat dat inderdaad klopt. Ik ging ervan uit dat het beter was om een nieuw pasje aan te vragen. Hij vertelde mij dat er iemand langs zou komen om het pasje op te komen halen. Ik vroeg aan de man hoe ik hem kon vertrouwen om mijn pasje af te geven. De man vertelde daar hebben wij onze codes voor. Hierop hebben we het contact verbroken. Een paar minuten later ging deurbel.
Mijn dochter en ik hebben direct de bank gebeld om mijn pas te blokkeren. Wij zagen online dat er meerdere transacties waren geweest. In totaal negen transacties, totaalbedrag € 3.690,00.
7. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 7], van 3 augustus 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 714 tot en met 717):
Op maandag 24 juli (de rechtbank begrijpt 2023) werd ik in [plaats 4] gebeld door een man die mij vertelde dat hij een medewerker van de Rabobank was. De man vertelde mij dat er frauduleuze handelingen plaatsvonden op mijn bankrekening. De bank wilde dit voorkomen. Vervolgens vertelde de man mij dat mijn bankpas opgehaald zou worden door een medewerker van de Rabobank. Het verzoek van de man was om mijn bankpas in een envelop te stoppen. Op de envelop moest ik letters opschrijven. De medewerker die mijn bankpas zou komen ophalen, moest eerst de letters opnoemen. Als dit klopte, mocht ik de bankpas meegeven. Ik heb gehandeld zoals de man mij vroeg. Ik heb de man ongeveer 10 minuten aan de telefoon gehad.
In de middag verscheen er een jongeman bij mijn woning. Het enige wat de man zei waren de letters waarna ik de envelop, waarin mijn bankpas zat, heb afgegeven. Hierna vertrok de man direct.
Uit het bankafschrift blijkt dat op 24 juli 2023 een betaling van € 4.500,00 in Hoogeveen heeft plaatsgevonden met mijn bankpas en pincode. Vervolgens is er zesmaal gepind en bij iedere pintransactie is er € 120,00 van mijn rekening afgeschreven.
8. Het proces-verbaal van aangifte door [aangever 2], van 29 juli 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 782 tot en met 785):
Op 26 juli 2023 uur logde ik in op het internetbankieren van de Rabobank. Ik ben gemachtigd voor de rekening van mijn moeder, [slachtoffer 9]. Mijn moeder woont in [plaats 5], is op leeftijd en dementerend. Ik zag dat er een pintransactie had plaats gevonden ter hoogte van € 900,00 bij de Jumbo in Vroomshoop. Ik heb contact opgenomen met de Rabobank om haar pas en bankrekening te laten blokkeren.
Ik ben naar mijn moeder gegaan en ik hoorde dat mijn moeder zei dat er een zeer nette man aan deur was geweest, welke haar bankpas was komen ophalen. Mijn moeder zei dat ze haar pincode niet had afgegeven. Ik vermoed dat mijn moeder op 26 juli 2023 gebeld is door een zogenaamde medewerker van de bank en dat er later een persoon bij haar thuis is gekomen om de pas op te halen.
9. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 10], van 26 juli 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 826 tot en met 829):
Op woensdag 26 juli (de rechtbank begrijpt 2023) werd ik gebeld. Ik hoorde ik een mannenstem en die vertelde mij dat er in de afgelopen nacht wat met mijn bankrekening fraude zou zijn gepleegd. Op een gegeven moment werd mij verteld door de " medewerker" dat ik een envelop moest klaarmaken met hierin de Rabobank reader en mijn 2 bankpassen. Verder werd er verteld dat ook mijn mobiele telefoon nodig was voor het fraude onderzoek. Dit heb ik vervolgens gedaan. Er kwam er inderdaad een jongeman aan de deur in [plaats 9], hij heeft de envelop in ontvangst genomen evenals mijn telefoon met in het hoesje nog € 100,00. Ik had de helpdeskmedewerker nog steeds aan de telefoon. Mijn zoon heeft ons zakelijk contact van de Rabobank gebeld en de rekeningen laten blokkeren.
10. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 11], van 1 augustus 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 866 tot en met 869):
Op dinsdag 1 augustus 2023 werd ik gebeld. Ik hoorde een mannenstem. De persoon aan de telefoon stelde zich voor als [alias 4] van de Rabobank. Hij vertelde mij dat er vannacht gepoogd was om geld van mijn rekening te halen, hierdoor moest nu mijn bankpas geblokkeerd worden. Deze bankpas zou opgehaald worden door een medewerker van de Rabobank. Ik zou de medewerker herkennen aan de kleding van de Rabobank. Op verzoek van de man aan de telefoon heb ik mijn bankpas in een envelop gestopt en moest ik hier een code op schrijven. Er stond een persoon voor mijn deur in [plaats 6] die zich voorstelde als medewerker van de Rabobank. Al die tijd was ik nog met de persoon van de Rabobank aan de telefoon. Ik vroeg aan de man of hij mij de code kon noemen. Hij noemde deze code. Ik heb de man aan de deur vervolgens de envelop met hierin de bankpas afgegeven. Hij nam deze envelop aan en is hierop direct vertrokken.
Ik zag in de Rabo-app dat er diverse afschrijvingen in Dordrecht gedaan waren van mijn bankrekening. Dit zijn de volgende bedragen: driemaal € 120, 00, zesmaal € 90,00 en tweemaal € 1.350,00. Mijn pincode heb ik zowel aan de telefoon als aan de man aan de deur niet genoemd.
11. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 12], van 15 augustus 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 891 tot en met 893):
Op 11 augustus 2023 ging de telefoon. Ik hoorde dat ik [alias 5] aan de telefoon had van de Rabobank. Ik hoorde hem zeggen dat er was geprobeerd om ‘ s nachts € 1.600,00 van de rekening af te schrijven. Hij vertelde dat de bankrekening moest worden geblokkeerd en er zou dan iemand komen om mijn bankpas op te halen. Ook gaf hij mij een code door die ik op de enveloppe moest schrijven en deze code wist de man ook die dan de bankpas op kwam halen. En dat bleek ook zo te zijn, deze man (de rechtbank begrijpt: die bij aangeefster in [plaats 2] aan de deur kwam en van wie zij een beschrijving geeft) wist de code. Ik heb contact gelegd met de Rabobank en mijn bankrekening is geblokkeerd.
Na contact met de bank bleek dat er in totaal zo'n € 4.950,00 is afgeschreven. Er is vijfmaal € 120,00 euro opgenomen. Eenmaal € 750,00 en viermaal € 900,00. Hoe men aan mijn pincode is gekomen kan ik u niet vertellen.
12. Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1], van 6 oktober 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 200 tot en met 203, 214 en 215):
Ik zou aan de deur gaan bij de mensen. Het was de bedoeling dat de mensen een code op de enveloppe zouden schrijven, ik zou dan aan de deur komen en de code noemen om de pinpas mee te krijgen.
[medeverdachte 2] was op dat moment de enige met een geldig rijbewijs. Haar rol was het besturen van de auto.
[verdachte] was tussenpersoon met mensen die er weer achter zitten. Ik kreeg van [verdachte] de instructies wat ik moest doen, dus waar ik de enveloppe op moest halen. De adressen kreeg [verdachte] door. Ik kreeg dan het adres van [verdachte] door, de auto werd een stukje verder op geparkeerd, en dan liep ik er heen. Ik moest een ophaalcode opnoemen waarop de mensen mij de enveloppe met pinpas gaven. De code kreeg ik door van [verdachte]. De pincode kreeg ik van [verdachte].
Het grootste gedeelte van het geld ging naar [verdachte]. De VVV-bonnen gaf ik af aan [verdachte]. Als ik de pas had ging ik terug naar de auto. En dan kreeg ik van [verdachte] te horen wat en waar ik moest pinnen.
13. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 februari 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik liet [medeverdachte 1] niet alleen in mijn huis achter. Wanneer [medeverdachte 2] en ik een keer wegwilden ging hij met ons mee. We waren toen de feiten werden gepleegd alle keren met ons drieën.