ECLI:NL:RBOVE:2024:1135

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 januari 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
10839556 BM VERZ 23-2011
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van bewindvoerder en benoeming opvolgend bewindvoerder na onregelmatigheden in financiële administratie

In deze beschikking heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 22 januari 2024 een bewindvoerder ontslagen en een opvolgend bewindvoerder benoemd. De zaak betreft een bewind dat was ingesteld over het vermogen van een rechthebbende vanwege diens lichamelijke of geestelijke toestand. De bewindvoerder, die tot 14 december 2023 in functie was, werd geschorst na meldingen van onregelmatigheden in zijn financiële administratie. Tijdens een zitting op 15 december 2023 werden tekortkomingen in de werkzaamheden van de bewindvoerder aan de orde gesteld, waaronder het in rekening brengen van te hoge bewindvoerderskosten en het niet tijdig doorgeven van wijzigingen in het inkomen van de rechthebbende aan de gemeente.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bewindvoerder in meerdere dossiers onterecht hoge kosten in rekening heeft gebracht, wat heeft geleid tot een gebrek aan vertrouwen in zijn functioneren. De kantonrechter oordeelde dat de bewindvoerder niet de zorgvuldigheid heeft betracht die van hem verwacht mag worden, vooral gezien de kwetsbare positie van de rechthebbenden. De kantonrechter heeft daarom besloten om de bewindvoerder te ontslaan en Vechtstede Bewindvoerders B.V. te benoemen als opvolgend bewindvoerder. De rechthebbende is in de gelegenheid gesteld om een vervangend bewindvoerder aan te dragen, en er zijn geen kosten toegestaan voor het opmaken van de eindrekening.

De beschikking benadrukt het belang van zorgvuldigheid en transparantie in de rol van de bewindvoerder, vooral in situaties waarin rechthebbenden zich in een kwetsbare financiële positie bevinden. De kantonrechter heeft ook aangegeven dat de opvolgend bewindvoerder de nodige stappen moet ondernemen om rechthebbenden schadeloos te stellen voor de onterecht in rekening gebrachte kosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht - Bewindsbureau
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer : 10839556 BM VERZ 23-2011
dossiernummer : BM 18187
datum : 22 januari 2024
Ambtshalve beschikking van de kantonrechter
inzake:
[bewindvoerder]postadres: [postadres]
[postadres]
hierna te noemen: [bewindvoerder]
bewindvoerder voor:
[rechthebbende]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
wonende [adres]
hierna te noemen: rechthebbende

1.De procedure

1.1
Bij beschikking van de kantonrechter is een bewind ingesteld over het vermogen van rechthebbende. De grondslag van het bewind is de lichamelijke of geestelijke toestand van rechthebbende. Het bewind is ingeschreven in het register zoals bedoeld in artikel 1:391 BW.
[bewindvoerder] was tot 14 december 2023 bewindvoerder. Bij beschikking van de kantonrechter van 13 december 2023, waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, is [bewindvoerder] geschorst als bewindvoerder in dit dossier en met ingang van 14 december 2023 een tijdelijke bewindvoerder benoemd.
1.2
Vanwege termijnoverschrijdingen in meerdere dossiers is [bewindvoerder] opgeroepen te verschijnen ter zitting van 17 november 2023 teneinde hierover te worden gehoord. Hoewel behoorlijk te zijn opgeroepen bij brief d.d. 23 oktober 2023, is [bewindvoerder] niet verschenen.
1.3
[bewindvoerder] is bij brief van 22 november 2023 (opnieuw) opgeroepen om ter zitting van 15 december 2023 te verschijnen. In dezelfde brief is [bewindvoerder] ook verzocht om in al zijn dossiers, alle bankafschriften uit de periode dat hij het beheer voerde tot en met 1 november 2023, vóór 5 december 2023 in te dienen, om zodoende een beter beeld te krijgen van de feitelijke bij- en afschrijvingen.
1.4
Op 11 december 2023 heeft het bewindsbureau de bankafschriften van [bewindvoerder] ontvangen. Na onderzoek van deze bankafschriften is onder meer gebleken dat [bewindvoerder] bedragen incasseerde voor budgetbeheer terwijl de rechthebbenden telefonisch aan een medewerker van het bewindsbureau hebben verklaard dat er geen sprake is geweest van budgetbeheer. Bovendien bleek dat [bewindvoerder] in een aantal dossiers teveel bewindvoerderskosten in rekening bracht. Gelet op de meldingen van de rechtbank Noord-Nederland en de geïncasseerde bedragen door [bewindvoerder] bij de rechthebbenden, kon naar het oordeel van de kantonrechter de zitting van 15 december 2023 niet worden afgewacht. Bij beschikking d.d. 13 december 2023 is [bewindvoerder] ingevolge het bepaalde in artikel 1:448 lid 2 BW geschorst als bewindvoerder en is Vechtstede Bewindvoerders B.V. benoemd tot tijdelijke bewindvoerder.
1.5
Op 15 december 2023 zijn ter zitting de onregelmatigheden in de bankafschriften en de aanvullende stukken besproken in alle dossiers van [bewindvoerder] als bewindvoerder bij deze rechtbank. Ook zijn (een aantal) opheffingsverzoeken en een aansprakelijkstelling behandeld. [bewindvoerder] is op deze zitting verschenen. De kantonrechter heeft [bewindvoerder] onder meer voorgehouden dat er teveel bewindvoerderskosten in rekening zijn gebracht. Bovendien heeft [bewindvoerder] naast bewindvoerderskosten veel kosten voor budgetbeheer in rekening gebracht. In meerdere dossiers is gebleken dat [bewindvoerder] binnen een korte periode tweemaal intakekosten in rekening bracht. Ter zitting heeft [bewindvoerder] in verschillende dossiers -een door rechthebbende ondertekende- ‘Budgetbeheer overeenkomst’ overgelegd.
1.6
Bij de beschikkingen van 19 december 2023 van deze rechtbank zijn de bewinden met de nummers: BM 21652, BM 21228 en BM 23382 opgeheven.
1.7
Op 20, 22 en 29 december 2023 heeft het bewindsbureau aanvullende stukken van [bewindvoerder] ontvangen.

2.De beoordeling

2.1
Het kantoor van [bewindvoerder] is gevestigd in [plaats] en zodoende is de rechtbank Noord-Nederland als standplaatshouder belast met het toezicht op deze bewindvoerder. [bewindvoerder] was tot 14 december 2023 bewindvoerder over de vermogens van negen rechthebbenden in Overijssel. Op [bewindvoerder] rust de taak om zijn werkzaamheden met de grootste zorgvuldigheid uit te voeren. Voor de uitvoering van deze werkzaamheden is [bewindvoerder] gerechtigd om ten laste van het vermogen van de rechthebbenden een beloning in rekening te brengen conform de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (verder te noemen: regeling). Op grond van artikel 1:445 lid 1 en 2 BW is [bewindvoerder] verplicht jaarlijks rekening en verantwoording af te leggen. De kantonrechter is belast met het toezicht op de dossiers en toetst onder meer aan de hand van de rekening en verantwoording of de bewindvoerder zijn taak naar behoren vervult. De kantonrechter controleert onder meer of de bewindvoerder zijn beloning op de juiste wijze in rekening brengt en of hij de maximumtarieven uit de regeling niet overschrijdt. Vanwege de genoemde meldingen van de rechtbank Noord-Nederland heeft de kantonrechter ook bankafschriften betrokken bij haar onderzoek. Het onderzoek ziet op de periode dat [bewindvoerder] het beheer voerde over de vermogens van de rechthebbenden tot en met 1 november 2023. Bij de controle van de overgelegde bankafschriften zijn onregelmatigheden geconstateerd. De onregelmatigheden zien met name op het teveel in rekening brengen van bewindvoerderskosten en het (teveel) in rekening brengen van budgetbeheerkosten.
De kantonrechter heeft om die reden onderzocht of [bewindvoerder] de belangen van zijn cliënten op een deugdelijke manier behartigt en zo niet, of zijn ontslag gerechtvaardigd is wegens gewichtige redenen als bedoeld in artikel 1:448 lid 2 BW.
2.2
Ter zitting van 15 december 2023 heeft de kantonrechter de geconstateerde tekortkomingen aan [bewindvoerder] voorgehouden. Ten aanzien van de teveel in rekening gebrachte bewindvoerderskosten bericht [bewindvoerder] dat hij dit uit moet zoeken. [bewindvoerder] is in de gelegenheid gesteld om na de zitting hierop schriftelijk te reageren. Wat betreft de in rekening gebrachte budgetbeheerkosten voert [bewindvoerder] aan dat hij gerechtigd was om deze kosten in rekening te brengen. [bewindvoerder] verklaart hierover dat in vrijwel alle dossiers een budgetbeheerovereenkomst met de rechthebbenden is afgesloten. Ter zitting dient [bewindvoerder] de getekende budgetbeheerovereenkomsten in. In meerdere dossiers is gebleken dat [bewindvoerder] tweemaal een intakevergoeding in rekening heeft gebracht. Over de kosten van het budgetbeheer is in de overeenkomst opgenomen dat de maandelijkse beheerkosten, eenmalige opstartvergoeding en extra werkzaamheden (optioneel) gelijk zijn aan de kosten van bewindvoering conform de regeling. [bewindvoerder] verklaart over de budgetbeheerkosten dat het soms langer duurt voor er een bewindsmaatregel door een rechtbank wordt uitgesproken. Vanaf de indiening van het verzoekschrift wordt daarom alvast door [bewindvoerder] budgetbeheer opgestart. Hieronder zal de kantonrechter de bevindingen in de verschillende dossiers bespreken en daar vervolgens een oordeel over geven.
Bevindingen per dossier
2.3
Uit de bankafschriften inzake dossier BM 21652 is gebleken dat [bewindvoerder] vanaf de onderbewindstelling op 21 maart 2022 tot aan de schorsing op 13 december 2023 een bedrag van € 5.322,11 aan bewindvoerderskosten in rekening heeft gebracht. Op grond van de regeling had [bewindvoerder] maar recht op een bedrag van € 3.708,77 zodat [bewindvoerder] in totaal
€ 1.613,34 aan bewindvoerderskosten in deze periode teveel in rekening heeft gebracht. Deze constatering komt overeen met de (eigen) berekening van [bewindvoerder] inzake de bewindvoerderskosten. [bewindvoerder] verrekent echter de bewindvoerderskosten met de kosten van de nog in rekening te brengen kosten voor budgetbeheer en kosten voor het opmaken van de eindrekening. Ten aanzien van de opgevoerde kosten voor het opmaken van de eindrekening van € 266,20 in de berekening van [bewindvoerder] , merkt de kantonrechter op dat deze kosten niet gemaakt zijn en dat die kosten als een vordering op [bewindvoerder] kunnen worden beschouwd. De vermeende vordering van [bewindvoerder] in zijn berekening aan nog niet geïnde intakekosten betreffende het bedrag van € 529,98 voor budgetbeheer in februari 2022 kan naar het oordeel van de kantonrechter niet verrekend worden met de bewindvoerderskosten. De kantonrechter oordeelt dat deze vordering ongegrond is en zal hierover in de conclusie een nadere toelichting geven. Naar aanleiding van de zitting heeft [bewindvoerder] op 22 december 2023 stukken in het geding gebracht met een betaalbewijs dat er een bedrag van € 597,41 op de rekening van rechthebbende is teruggestort. Dit is opmerkelijk omdat hij, conform zijn eigen overgelegde berekening, een bedrag had moeten terugstorten van € 598,62. De kantonrechter vindt het onbegrijpelijk dat een professionele bewindvoerder zoveel meer in rekening brengt dan wat is toegestaan.
Naast de bewindvoerderskosten heeft [bewindvoerder] € 350,00 in rekening gebracht voor budgetbeheer. Deze kosten van € 350,00 zijn ook opmerkelijk te noemen, aangezien er nauwelijks vijf weken budgetbeheer is gevoerd voorafgaand het bewind. Conform de tarieven genoemd in de budgetbeheerovereenkomst zou [bewindvoerder] maar recht hebben op een bedrag van € 203,50.
Met betrekking tot de teveel in rekening gebrachte bewindvoerderskosten zal de kantonrechter (ambtshalve) een afzonderlijke beslissing nemen aangezien het bewind bij beschikking van 19 december 2023 is opgeheven.
2.4
In het dossier met nummer BM 21228 is gebleken dat [bewindvoerder] voor budgetbeheer kosten in rekening bracht, terwijl in het overgelegde plan van aanpak bij het verzoekschrift expliciet is aangegeven dat het budgetbeheer kosteloos zou zijn. Pas nadat [bewindvoerder] op de zitting hiermee geconfronteerd wordt, biedt hij aan deze kosten te vergoeden. Ten aanzien van de kosten voor het opmaken van de eindrekening van € 266,20 in de berekening van [bewindvoerder] , merkt de kantonrechter op dat deze kosten niet gemaakt zijn en niet als een vordering kunnen worden beschouwd. Daarnaast blijkt uit het dossier dat rechthebbende op 9 maart 2023 een aansprakelijkstelling heeft ingediend jegens [bewindvoerder] . Kort samengevat ontving rechthebbende een brief van het Stichting Pensioenfonds ABP dat haar ex-man is overleden en dat zij extra inkomen zou ontvangen. Deze brief heeft rechthebbende doorgestuurd aan [bewindvoerder] met de bedoeling dat de gemeente hiervan verwittigd zou worden. [bewindvoerder] heeft volgens rechthebbende nagelaten om het extra inkomen door te geven aan de gemeente, waardoor rechthebbende geconfronteerd werd met een terugvordering van ongeveer € 4.000,00 en een boete van € 630,00. Hoewel [bewindvoerder] aanvoert dat hij de wijziging heeft doorgegeven aan de gemeente, is het zijn taak als bewindvoerder om te controleren of de wijziging daadwerkelijk is doorgevoerd. Van een professionele bewindvoerder mag worden verwacht dat hij tijdig fluctuaties in het inkomen doorgeeft en erop toeziet dat eventuele wijzigingen tijdig door de gemeente worden opgepakt. Met betrekking tot de teveel in rekening gebrachte budgetbeheerkosten en de aansprakelijkstelling van rechthebbende zal de kantonrechter (ambtshalve) een afzonderlijke beslissing nemen aangezien het bewind bij beschikking van 19 december 2023 is opgeheven.
2.5
In het dossier met nummer BM 19351 heeft [bewindvoerder] een bedrag van € 2.034,29 geïncasseerd voor budgetbeheer. Het verzoekschrift tot onderbewindstelling is gedateerd op 25 april 2023 en door de rechtbank op 1 mei 2023 ontvangen. Bij beschikking d.d. 11 mei 2023 is het bewind uitgesproken. Omdat [bewindvoerder] ter zitting verklaart dat budgetbeheer wordt gevoerd vanaf indiening van het verzoek tot aan het instellen van de maatregel kan de kantonrechter het hoge bedrag van € 2.034,29 niet rijmen. Het zou namelijk betekenen dat [bewindvoerder] een bedrag van € 2.034,29 in rekening brengt voor het voeren van amper twee weken budgetbeheer. Het door [bewindvoerder] ingediende stuk d.d. 29 december 2023 geeft hierover geen uitsluitsel. Wel constateert [bewindvoerder] volgens zijn eigen berekeningen dat er een bedrag van € 1.178,53 teveel aan kosten is geïnd. De kantonrechter vindt het erg kwalijk dat [bewindvoerder] vervolgens niet bericht of rechthebbende hiervoor schadeloos zal worden gesteld.
2.6
In het dossier met nummer BM 18187 is het bewind uitgesproken vanwege de lichamelijke of geestelijke toestand van rechthebbende. [bewindvoerder] heeft blijkens het dossier geen machtiging verzocht om de hogere beloning in verband met problematische schulden in rekening te mogen brengen. [bewindvoerder] gaat in zijn berekening uit van de normale beloning, zodat de kantonrechter ook hiervan uit zal gaan. Uit de bankafschriften is gebleken dat [bewindvoerder] in totaal € 4.808,50 in rekening heeft gebracht aan bewindvoerderskosten.
[bewindvoerder] had op grond van de regeling maar een bedrag van € 2.989,22 in rekening mogen brengen. Hieruit volgt dat [bewindvoerder] een bedrag van € 1.819,28 teveel aan bewindvoerderskosten in rekening heeft gebracht. Verder blijkt uit de bankafschriften dat [bewindvoerder] op 24 maart 2022 een bedrag heeft afgeschreven van € 531,19 met als omschrijving: ‘intake bewind’. Vervolgens wordt er op 2 oktober 2023 een bedrag afgeschreven van € 531,19 met als omschrijving: ‘intake bewind’. Het is kwalijk dat [bewindvoerder] tweemaal intakekosten voor het bewind in rekening brengt. De schade voor rechthebbende aan teveel in rekening gebrachte bewindvoerderskosten bedraagt daardoor in totaal € 2.350,47. Het is voor de kantonrechter onbegrijpelijk dat een professionele bewindvoerder een bedrag van € 2.350,47 teveel in rekening brengt. Hoewel [bewindvoerder] in zijn berekening (ook) constateert dat er teveel kosten in rekening zijn gebracht, maar dan voor een bedrag van € 1.817,90, bericht [bewindvoerder] niet op welke manier rechthebbende schadeloos wordt gesteld. Het verschil in de bedragen zit met name in de hierboven genoemde intakekosten. Ook is gebleken dat de in rekening gebrachte bewindvoerderskosten in 2022 niet overeenkomen met de bewindvoerderskosten in de rekening en verantwoording over het hetzelfde jaar. Van een professionele bewindvoerder mag worden verwacht dat de teveel in rekening gebrachte kosten direct worden teruggestort. Tenslotte blijkt uit de bankafschriften dat [bewindvoerder] op 19 maart 2023 een correctie doet voor het bedrag van € 77,44 met als omschrijving: ‘Budgetbeheerkosten (correctie december 2021)’. Opmerkelijk is dat de budgetbeheerovereenkomst door rechthebbende getekend is op 6 januari 2022. Hoewel deze constatering ter zitting is voorgehouden aan [bewindvoerder] , geeft hij geen verklaring hiervoor.
2.7
In de partnerdossiers met nummers BM 21481 en BM 21482 is het niet onaannemelijk dat rechthebbenden gelet op hun inkomen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor de bewindvoerderskosten in 2022. Ter zitting is deze vraag voorgelegd aan [bewindvoerder] . [bewindvoerder] verklaart hierover dat de aanvraag is afgewezen vanwege voldoende draagkracht van rechthebbenden. Ter zitting is daarom afgesproken dat [bewindvoerder] binnen twee weken het (afwijzings)besluit van de gemeente zal indienen. [bewindvoerder] dient vervolgens op 29 december 2023 een besluit van de gemeente in van 15 juni 2023. Uit dit besluit blijkt het tegenovergestelde, want de bijzondere bijstand is toegewezen, waarbij rekening is gehouden met de eigen draagkracht. De aanvraag dateert van 25 april 2023. Hoewel door de kantonrechter ter zitting is verzocht om een besluit uit 2022 in te dienen heeft [bewindvoerder] dit nagelaten. De kantonrechter acht het aannemelijk dat bijzondere bijstand zou zijn toegekend indien hiervoor tijdig een aanvraag zou zijn gedaan. Van een professionele bewindvoerder mag worden verwacht dat hij proactief is en tijdig een aanvraag doet voor bijzondere bijstand. De kantonrechter gaat er vooralsnog vanuit dat rechthebbenden schade hebben geleden door het handelen van [bewindvoerder] . Verder is opmerkelijk dat [bewindvoerder] op 30 oktober 2023 een bedrag van € 955,26 in rekening brengt met de omschrijving: ‘Budgetbeheerkosten achterstallig’, terwijl in het plan van aanpak van rechthebbende (met nummer BM 21481) stond dat het budgetbeheer kosteloos zou zijn. Op 14 december 2021 heeft een medewerker van het bewindsbureau gebeld met [bewindvoerder] of dit ook voor de andere rechthebbende gold. [bewindvoerder] heeft toen verklaard dat budgetbeheer voor beiden kosteloos zou zijn, aangezien rechthebbenden geen middelen hebben om deze kosten te voldoen. Het is onbegrijpelijk dat [bewindvoerder] , ondanks deze afspraak, zeer hoge kosten ten bedrage van € 955,26 in rekening brengt voor het budgetbeheer.
Conclusie
2.9
Uit bovenstaande bevindingen is gebleken dat [bewindvoerder] in meerdere dossiers veel meer bewindvoerderskosten in rekening brengt dan is toegestaan op grond van de regeling. Het gaat in deze gevallen niet enkel om een maand teveel bewindvoerderskosten, maar om grote bedragen (zoals bijvoorbeeld het bedrag van € 1.613,34 in het dossier BM 21652 en
€ 1.870,80 in het dossier BM 18187). Dit is erg kwalijk, temeer ook omdat het gaat om rechthebbenden in een kwetsbare financiële positie. Van een professionele bewindvoerder mag worden verwacht dat hij op de hoogte is van de in de regeling genoemde tarieven en deze op de juiste wijze toepast. Het is laakbaar dat [bewindvoerder] pas na de zitting erachter komt dat hij teveel bewindvoerderskosten in rekening heeft gebracht. De kantonrechter vindt het onbegrijpelijk dat [bewindvoerder] , ook na zijn eigen bevindingen, geen compensatie aanbiedt aan de rechthebbenden.
2.1
[bewindvoerder] voert in een aantal dossiers budgetbeheer uit vanaf indiening van het verzoekschrift tot aan de instelling van het bewind. [bewindvoerder] verklaart ter zitting hierover dat het enige tijd kan duren alvorens het bewind bij beschikking wordt uitgesproken. Naar het oordeel van de kantonrechter is het kwalijk dat [bewindvoerder] vervolgens tweemaal intakekosten (voor budgetbeheer en bewindvoering) in rekening brengt bij rechthebbenden die in een financieel kwetsbare positie zitten. In beide gevallen gaat het om het beheren van de financiën. Na het voeren van budgetbeheer zou in beginsel geen (uitgebreide) intake voor bewind nodig zijn. Bovendien is gebleken dat er in meerdere dossiers slechts enkele weken budgetbeheer is gevoerd alvorens het bewind is uitgesproken. Rechthebbenden hebben daardoor in een korte periode tweemaal intakekosten betaald. De kantonrechter is van oordeel dat [bewindvoerder] niet gerechtigd is om tweemaal intakekosten in rekening te brengen. Ook is het niet fraai dat voor het budgetbeheer de in de regeling genoemde kosten voor bewind in rekening worden gebracht, terwijl budgetbeheer minder verstrekkend is. Bovendien zijn de kosten van budgetbeheer geen noodzakelijke kosten waarvoor eventueel bijzondere bijstand kan worden aangevraagd. Daarenboven stelt de kantonrechter vast dat [bewindvoerder] hiermee, gelet op de (extra) intakekosten voor budgetbeheer en de hoge maandelijkse budgetbeheerkosten, ander voordeel (dan zijn standaardbeloning) heeft genoten uit zijn positie als bewindvoerder zoals bedoeld in artikel 9 Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren. Hoewel uit de overgelegde budgetbeheerovereenkomsten gebleken is dat rechthebbenden deze ondertekend hadden was het hen niet allemaal duidelijk of er in praktijk budgetbeheer is gevoerd. Gebleken is dat meerdere rechthebbenden niet op de hoogte waren dat er sprake was van een budgetbeheerovereenkomst. Ook was het de rechthebbenden niet duidelijk hoe hoog de kosten zouden zijn en of er überhaupt kosten in rekening zouden worden gebracht. Het verwijt dat de kantonrechter [bewindvoerder] maakt, is dat hij in zijn handelen geen oog heeft gehad voor de kwetsbare positie waarin rechthebbenden verkeren, terwijl dit van een professionele bewindvoerder wel mag worden verwacht.
2.11
Ook heeft [bewindvoerder] geen blijk gegeven dat hij nauwkeurig zijn kosten in rekening brengt en hiervoor tijdig bijzondere bijstand aanvraagt zoals van een professionele bewindvoerder verwacht mag worden. Als een professionele bewindvoerder constateert dat er teveel kosten in rekening zijn gebracht, of wanneer hij hierop gewezen is door de kantonrechter, dan dient hij dit zo spoedig mogelijk te herstellen. In meerdere dossiers heeft [bewindvoerder] dit (tot op heden) nagelaten.
2.12
Gelet op bovenstaande tekortkomingen en onregelmatigheden in de verschillende dossiers heeft de kantonrechter geen vertrouwen meer in [bewindvoerder] als bewindvoerder. De kantonrechter komt tot de conclusie dat [bewindvoerder] wegens gewichtige redenen als bedoeld in artikel 1:448 lid 2 BW moet worden ontslagen als bewindvoerder in alle in Overijssel lopende dossiers.
2.13
De opvolgend bewindvoerder zal worden gevraagd om de nodige stappen te zetten jegens [bewindvoerder] teneinde rechthebbenden schadeloos te stellen in de dossiers waarin dat niet of onvoldoende is gebeurd.
2.14
Desgevraagd heeft Vechtstede Bewindvoerders B.V., Kvkno. 57921814, Postbus 62, 7770AB Hardenberg, zich bereid verklaard om tot opvolgend bewindvoerder te worden benoemd.
2.15
Het ontslag van de bewindvoerder en de benoeming van een opvolgend bewindvoerder raakt de rechthebbende rechtstreeks in zijn/haar belangen. Ingevolge artikel 1:435 lid 3 BW dient de kantonrechter bij de benoeming van een bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende te volgen, tenzij gegronde redenen zich hiertegen verzetten. Nu er bij beschikking d.d. 13 december 2023 een tijdelijke bewindvoerder is benoemd en reeds met de werkzaamheden aangevangen is, zal de kantonrechter rechthebbende achteraf, binnen twee weken na de datum van deze beschikking, in de gelegenheid stellen om – indien hij/zij dit wenst – zelf een vervangend bewindvoerder aan te dragen en hier eventueel over te worden gehoord.
2.16
[bewindvoerder] zal worden vrijgesteld van de verplichting om eindrekening en -verantwoording af te leggen. Gelet op de beschikking van 13 december 2023 waarin [bewindvoerder] is geschorst als bewindvoerder en de dossiers direct zijn overgedragen, is de kantonrechter van oordeel dat de eindrekening en – verantwoording achterwege kan blijven. Indien [bewindvoerder] er toch voor kiest om eindrekening en -verantwoording af te leggen, dan mag [bewindvoerder] hier geen kosten voor in rekening brengen gelet op de tekortkomingen en onregelmatigheden zoals hierboven verwoord.
De beslissing
De kantonrechter:
- ontslaat met ingang van 12 februari 2024
[bewindvoerder],Kvkno. [kvk-nummer] , [postadres] , als bewindvoerder;
- benoemt met ingang van 12 februari
Vechtstede Bewindvoerders B.V., Kvkno. 57921814, Postbus 62, 7770AB Hardenberg, tot opvolgend bewindvoerder;
- stelt rechthebbende in de gelegenheid om vóór 5 februari 2024 een vervangend bewindvoerder aan te dragen;
- bepaalt dat geen kosten in rekening mogen worden gebracht voor het opmaken van de eindrekening;
- bepaalt dat de opvolgend bewindvoerder voor zijn/haar (aanvangs)werkzaamheden en voor de met het bewind gemoeide kosten de in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren vastgestelde forfaitaire tarieven ten laste van het vermogen van de rechthebbende mag brengen.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2024, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beschikking kan, behoudens berusting, hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dagtekening van deze eindbeschikking door indiening van een beroepschrift (door een advocaat) ter griffie van het
gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.