ECLI:NL:RBOVE:2024:1088

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
08.007006.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onvoorzichtig rijgedrag

Op 29 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 44-jarige man die betrokken was bij een ernstig verkeersongeval op 15 september 2022 te Steenwijk. De verdachte, bestuurder van een bedrijfsauto, veroorzaakte een aanrijding met een motorrijder, die als gevolg van het ongeval overleed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, door niet te stoppen voor de haaientanden en geen voorrang te verlenen aan de motorfiets die van rechts naderde. De officier van justitie had een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke rijontzegging van één jaar geëist. De rechtbank heeft deze strafeisen overgenomen en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke rijontzegging van één jaar met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft in haar overwegingen het ernstige leed van de nabestaanden van het slachtoffer meegewogen, maar ook de omstandigheden van de verdachte, die niet eerder voor een strafbaar feit was veroordeeld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voorzichtigheid en oplettendheid in het verkeer, vooral op drukke kruispunten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.007006.23 (P)
Datum vonnis: 29 februari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1979 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. P.J. Dees en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. T. van der Goot, advocaat in Leeuwarden, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de door mevrouw P.E. [naam] voorgedragen slachtofferverklaring.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte als bestuurder van een bedrijfsauto schuldig is aan het veroorzaken van een verkeersongeval, waardoor [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) is overleden, dan wel dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 15 september 2022 te Steenwijk, in de gemeente
Steenwijkerland, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto),
daarmede rijdende over de weg, de Dolderweg,
zeer, aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden,
hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij de kruising van de door hem bereden weg met de Tukseweg en/of de
Produktieweg naderde en/of een kruisend (vrijliggend) fietspad naderde, welk
fietspad parallel loopt aan de Tukseweg, en/of
-terwijl voor de kruisende weg, de Tukseweg, haaientanden en/of voor voornoemd
fietspad op het wegdek haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang
verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en/of
- terwijl voor de kruisende weg aan de rechterzijde van die weg (de Dolderweg) een
in zijn rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990, inhoudende: "Verleen voorrang aan de bestuurders op de
kruisende weg", was geplaatst,
- (nagenoeg) heeft stilgestaan, althans zeer langzaam heeft gereden, voor de
haaientanden die op het wegdek aangebracht waren voor het kruisende
(vrijliggende) fietspad en/of (vervolgens) is opgetrokken en/of niet is gestopt of
anderszins flink de snelheid heeft geminderd bij het naderen van de (volgende)
haaientanden voor de kruisende weg (de Tukseweg), maar is blijven versnellen
en/of op deze wijze de kruising is opgereden en/of op deze wijze de haaientanden,
die op het wegdek aangebracht waren voor de kruisende weg, heeft gepasseerd
en/of
- zijn snelheid niet heeft aangepast aan de verkeerssituatie ter plaatse en/of in strijd
met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement niet de snelheid van dat door
hem bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat
was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand
waarover hij de door hem bereden weg, kruising en/of die kruisende weg) kon
overzien en waarover deze vrij waren en/of
- alvorens deze kruising op te rijden niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is
blijven opletten op het verkeer op de kruisende weg (de Tukseweg), althans zichzelf
niet in staat heeft gesteld om zich te vergewissen van kruisend verkeer op de
Tukseweg door op voornoemd wijze te rijden, en/of
- terwijl een over die kruisende weg, de Tukseweg, rijdende motorfiets toen dicht
was genaderd, geen voorrang heeft verleend aan de bestuurder van deze motorfiets
en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, de motorfiets en/of de
bestuurder van deze motorfiets,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] )
werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 september 2022 te Steenwijk, in de gemeente
Steenwijkerland, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig
(bedrijfsauto),
daarmede rijdende over de weg, de Dolderweg,
zeer, aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden,
hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij de kruising van de door hem bereden weg met de Tukseweg en/of de
Produktieweg naderde en/of een kruisend (vrijliggend) fietspad naderde, welk
fietspad parallel loopt aan de Tukseweg, en/of
-terwijl voor de kruisende weg, de Tukseweg, haaientanden en/of voor voornoemd
fietspad op het wegdek haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang
verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en/of
- terwijl voor de kruisende weg aan de rechterzijde van die weg (de Dolderweg) een
in zijn rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990, inhoudende: "Verleen voorrang aan de bestuurders op de
kruisende weg", was geplaatst,
- (nagenoeg) heeft stilgestaan, althans zeer langzaam heeft gereden, voor de
haaientanden die op het wegdek aangebracht waren voor het kruisende
(vrijliggende) fietspad en/of (vervolgens) is opgetrokken en/of niet is gestopt of
anderszins flink de snelheid heeft geminderd bij het naderen van de (volgende)
haaientanden voor de kruisende weg (de Tukseweg), maar is blijven versnellen
en/of op deze wijze de kruising is opgereden en/of op deze wijze de haaientanden,
die op het wegdek aangebracht waren voor de kruisende weg, heeft gepasseerd
en/of
- zijn snelheid niet heeft aangepast aan de verkeerssituatie ter plaatse en/of in strijd
met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement niet de snelheid van dat door
hem bestuurde voertuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was
dat voertuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij
de door hem bereden weg, kruising en/of die kruisende weg) kon overzien en
waarover deze vrij waren en/of
- alvorens deze kruising op te rijden niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is
blijven opletten op het verkeer op de kruisende weg (de Tukseweg), althans zichzelf
niet in staat heeft gesteld om zich te vergewissen van kruisend verkeer op de
Tukseweg door op voornoemd wijze te rijden, en/of
- terwijl een over die kruisende weg, de Tukseweg, rijdende motorfiets toen dicht
was genaderd, geen voorrang heeft verleend aan de bestuurder van deze motorfiets
en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, de motorfiets en/of de
bestuurder van deze motorfiets,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval, zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW), in die zin dat sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag. Volgens de officier van justitie kan het primair ten laste gelegde dan ook worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de raadsman moet verdachte worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, omdat volgens vaste rechtspraak het enkel over het hoofd zien van een voorrangsvoertuig onvoldoende is om schuld in de zin van artikel 6 WVW vast te stellen. Het ging in dit geval om een momentane onoplettendheid. Dit is onvoldoende om te spreken van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
Op basis van de inhoud van het dossier en van wat op de terechtzitting besproken is, stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. [1]
Op 15 september 2022 reed verdachte in een bestelauto op de Dolderweg in Steenwijk richting het kruispunt met de Tukseweg. Hij was voornemens om deze kruising rechtdoor over te steken en zijn weg te vervolgen op de Produktieweg. [slachtoffer] reed op dat moment op zijn motor op de Tukseweg. [2]
Aan weerszijden van de Tukseweg ligt een groenstrook, die de parallel lopende fietspaden scheiden van de rijbaan. Voor bestuurders die rijden op de Dolderweg in de richting van de kruising met de Tukseweg, is het bord B.6 (verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg) geplaatst. Daarnaast zijn op de Dolderweg vlak voor de kruising met de Tukseweg twee rijen haaientanden aangebracht. De eerste rij haaientanden is geplaatst voor de kruising met het fietspad, dat parallel aan de Tukseweg loopt, en de tweede rij haaientanden is vlak voor de kruising met de Tukseweg zichtbaar. [3]
Verbalisanten hebben beschreven dat op de camerabeelden is te zien dat de bestelauto van verdachte bij de eerste voor hem zichtbare haaientanden en het bord B.6 nagenoeg tot stilstand komt. Vervolgens is te zien dat verdachte met de bestelauto optrekt en zonder te stoppen en zonder zijn snelheid te verminderen voorbij de tweede haaientanden het kruisvlak oprijdt. Hij verleent geen voorrang aan [slachtoffer] die op dat moment met zijn motor op de Tukseweg vanuit rechts aan komt rijden. De bestelbus van verdachte komt in aanrijding met het motorvoertuig, dat over het kruisvlak glijdt, waarnaar [slachtoffer] tegen een lantaarnpaal aanvalt. [4]
[slachtoffer] is als gevolg van het verkeersongeval overleden. [5]
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
De vraag die voorligt is of verdachte schuld heeft aan dit verkeersongeval, zoals bedoeld in artikel 6 WVW.
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid en/of onoplettendheid van verdachte. Daarbij is van belang dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de hierboven bedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en verder naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het hier gaat om een druk kruispunt, waarbij naast de kruisende Tukseweg ook parallel een vrijliggend fietspad loopt, en dat op de Dolderweg, waarop verdachte reed, naast het verkeersvoorrangsbord, twee rijen haaientanden voor verdachte zichtbaar zijn geweest. Deze verkeerssituatie vergde van verdachte als bestuurder meerdere beoordelingsmomenten om het kruispunt over te steken.
De rechtbank is het niet met de verdediging eens dat in deze situatie alleen sprake is geweest van een momentane onoplettendheid en het enkel niet verlenen van voorrang. Naar het oordeel van de rechtbank valt het verdachte te verwijten dat hij bij de tweede rij haaientanden niet is gestopt voor naderend verkeer en zonder zijn snelheid te verminderen, in een vloeiende beweging, het kruisvlak is opgereden. Tijdens de terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij wel naar links en rechts heeft gekeken, maar dat hij [slachtoffer] op zijn motor niet heeft gezien. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hem echter wel redelijkerwijs had kunnen en moeten zien aankomen als hij vlak voor de tweede rij haaientanden was gestopt of zijn snelheid had verminderd. Verdachte heeft daarom niet de nodige voorzichtigheid en oplettendheid in acht genomen die de situatie ter plekke wel vereiste.
De verdediging heeft in dit verband nog aangevoerd dat niet is onderzocht hoe hard verdachte het kruisvlak opreed, maar dat dit ongeveer net iets meer dan 10 kilometer per uur moet zijn geweest. Dit doet echter niet af aan het oordeel van de rechtbank dat verdachte bij de tweede rij haaientanden niet de vereiste voorzichtigheid heeft betracht. Daarnaast heeft verdachte in strijd met de verkeersregels geen voorrang aan [slachtoffer] verleend.
De rechtbank is daarom van oordeel dat het rijgedrag van verdachte, in de hiervoor geschetste feitelijke situatie, aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest. De rechtbank acht bewezen dat het aan de schuld van verdachte te wijten is dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden en dat [slachtoffer] als gevolg daarvan is overleden.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, namelijk dat:
hij op 15 september 2022 te Steenwijk, als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmede rijdende over de weg, de Dolderweg, aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij de kruising van de door hem bereden weg met de Tukseweg en de
Produktieweg naderde en een kruisend (vrijliggend) fietspad naderde, welk
fietspad parallel loopt aan de Tukseweg, en
- terwijl voor de kruisende weg, de Tukseweg, haaientanden en voor voornoemd
fietspad op het wegdek haaientanden, als bedoeld in artikel 80 van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende: "Bestuurders moeten voorrang
verlenen aan de bestuurders op de kruisende weg", waren aangebracht en
- terwijl voor de kruisende weg aan de rechterzijde van die weg (de Dolderweg) een
in zijn rijrichting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990, inhoudende: "Verleen voorrang aan de bestuurders op de
kruisende weg", was geplaatst,
- (nagenoeg) heeft stilgestaan, voor de haaientanden die op het wegdek aangebracht waren voor het kruisende fietspad en vervolgens is opgetrokken en niet is gestopt bij het naderen van de volgende haaientanden voor de kruisende weg (de Tukseweg), maar is blijven versnellen en op deze wijze de kruising is opgereden en op deze wijze de haaientanden, die op het wegdek aangebracht waren voor de kruisende weg, heeft gepasseerd en
- zijn snelheid niet heeft aangepast aan de verkeerssituatie ter plaatse en in strijd
met het gestelde in artikel 19 van voormeld reglement niet de snelheid van dat door
hem bestuurde motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat
was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand
waarover hij de door hem bereden weg, kruising en/of die kruisende weg) kon
overzien en waarover deze vrij waren en
- alvorens deze kruising op te rijden in onvoldoende mate heeft gelet en is
blijven opletten op het verkeer op de kruisende weg (de Tukseweg), en
- terwijl een over die kruisende weg, de Tukseweg, rijdende motorfiets toen dicht
was genaderd, geen voorrang heeft verleend aan de bestuurder van deze motorfiets
en
- in aanrijding is gekomen met de motorfiets en aldus zich zodanig heeft gedragen
dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer]
werd gedood.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 6 en 175 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
primair
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren. Daarnaast heeft de officier van justitie een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen gevorderd voor de duur van één jaar, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het voor verdachte van belang is om zijn rijbewijs te behouden. Ter onderbouwing heeft hij een brief van de accountant van de ondernemingen van verdachte overgelegd, waarin dit belang wordt uitgelegd.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft een ernstig ongeval veroorzaakt, waardoor [slachtoffer] is overleden. Dit is voor alle betrokkenen een ingrijpende gebeurtenis. Het overlijden van [slachtoffer] heeft een enorme en blijvende impact op zijn nabestaanden. Aan hen is onherstelbaar leed toegebracht en zij zullen moeten leven met het verlies van hun dierbare. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat het hem spijt en dat hij er vaak aan terugdenkt. Mevrouw [naam] heeft in haar slachtofferverklaring tot uitdrukking gebracht hoe groot het verlies voor haar en haar kinderen elke dag voelt. De rechtbank realiseert zich dat geen enkele straf recht zal doen aan het emotionele leed van de familie van [slachtoffer] .
Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en naar de straffen die in soortgelijke gevallen zijn opgelegd. Hieruit volgt dat als uitgangspunt voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van een aanmerkelijke schuld en waarbij het slachtoffer is overleden een taakstraf voor de duur van 240 uren en een rijontzegging voor de duur van één jaar geldt.
De rechtbank is van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 240 uren passend en geboden is. Daarnaast zal de rechtbank ook een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar opleggen. Daarbij volgt de rechtbank de eis van de officier van justitie om deze ontzegging geheel voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaar, gelet op de omstandigheid dat verdachte zijn rijbewijs voor zijn werk nodig heeft en hij niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 179 WVW.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair
het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een
ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
-
ontzegtverdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
1 (één) jaar,
- bepaalt, dat deze bijkomende straf,
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een
proeftijd van 2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. C.J. de Jong en mr. J.G.M. Fluttert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van der Hulst, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 februari 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, nummer PL0600-2022427611. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal Aanrijding misdrijf van 3 november 2022 (pagina 4).
3.Het proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer PD-onderzoek van 29 november 2022, (pagina’s 32, 33 en 34, foto 2 en 3).
4.Het proces-verbaal Forensische Opsporing Verkeer PD-onderzoek van 29 november 2022 (pagina 45).
5.Het proces-verbaal Aanrijding misdrijf van 3 november 2022 (pagina 6) en een schriftelijk bescheid, te weten een verslag betreffende een niet natuurlijke dood van de forensisch arts van 15 september 2022.