In deze procedure vordert de verhuurder, [partij A], betaling van achterstallige huur en ontbinding van de huurovereenkomst met [partij B]. De huurster, [partij B], verweert zich door te stellen dat het gehuurde gebreken vertoont, wat haar recht geeft op huurprijsvermindering en schadevergoeding. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 januari 2024 hebben partijen een afspraak gemaakt over de beëindiging van de huurovereenkomst per 1 mei 2024, maar de kantonrechter moet nog oordelen over de gebreken, de hoogte van de achterstallige huur, en de gevorderde huurprijsvermindering en schadevergoeding.
De huurovereenkomst tussen partijen is op 1 augustus 2022 ingegaan, waarbij [partij B] een woon- en bedrijfsruimte huurt voor € 1.800,00 per maand. [partij B] heeft echter vanaf december 2022 tot en met december 2023 elf maandelijkse huurtermijnen en de borg van € 1.800,00 niet betaald. [partij A] heeft [partij B] meerdere keren aangemaand om de achterstallige huur te betalen. [partij B] heeft herhaaldelijk geklaagd over gebreken aan het gehuurde, zoals lekkage en defecte installaties, en heeft herstelwerkzaamheden laten uitvoeren.
De kantonrechter oordeelt dat [partij B] recht heeft op huurprijsvermindering van 50% voor de periode van augustus 2022 tot augustus 2023, en 25% voor de periode daarna, vanwege de gebreken. Daarnaast wordt [partij A] veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan [partij B] van € 821,18, en de contractuele boete wordt gematigd tot nihil. De proceskosten worden toegewezen aan [partij B].