ECLI:NL:RBOVE:2024:1042
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van facturen in het kader van een overeenkomst voor pakketverzending
In deze zaak vorderde eiser, [eiser] B.V., betaling van twee openstaande facturen van in totaal € 4.778,42 van gedaagde, [gedaagde] B.V. De vorderingen zijn gebaseerd op een overeenkomst waarbij [eiser] verantwoordelijk was voor het ophalen en verzenden van pakketten voor [gedaagde]. De samenwerking werd door [gedaagde] per e-mail beëindigd, waarbij zij klachten uitte over de dienstverlening van [eiser], waaronder het verlies van 36 pakketten. Eiser betwistte de claims van [gedaagde] en stelde dat de facturen nog openstonden, ondanks dat de betaling van de grootste factuur eerder was gestorneerd. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 januari 2024, maakte [gedaagde] bezwaar tegen de producties van [eiser] en deed zij een beroep op opschorting van haar betalingsverplichtingen, gebaseerd op de vermeende ondeugdelijkheid van de geleverde diensten. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] onvoldoende bewijs had geleverd voor haar claims en dat de opschorting van betaling niet gerechtvaardigd was. De vordering van [eiser] werd toegewezen, inclusief rente en kosten, en [gedaagde] werd veroordeeld tot betaling van in totaal € 5.615,78, plus proceskosten van € 1.436,44.