ECLI:NL:RBOVE:2024:1029

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
08.144173.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot TBS met dwangverpleging voor poging tot doodslag na steekincident

Op 29 februari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 23-jarige man, die werd beschuldigd van meermalen poging tot doodslag. De verdachte heeft op 13 juni 2023 in een zorgboerderij in Hardenberg twee personen met een mes gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn psychische stoornissen, zich bewust was van de aanmerkelijke kans op de dood van de slachtoffers en dat hij deze kans ook heeft aanvaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot TBS met dwangverpleging, omdat hij volledig ontoerekeningsvatbaar werd geacht ten tijde van het delict. Daarnaast is de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, die in totaal € 49.060,98 bedraagt. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen in hun geheel toegewezen, inclusief wettelijke rente, en heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging voor het bewezenverklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.144173.23 (P)
Datum vonnis: 29 februari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. Zwolle, afdeling PPC.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 14 september 2023, 23 november 2023 en van 15 februari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.C. Waterman en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. R.J. Jager, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door [slachtoffer 1] en namens [slachtoffer 2] voorgedragen slachtofferverklaringen en van wat namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door mr. [naam 1] is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 23 november 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 13 juni 2023 in [plaats] [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
primairopzettelijk heeft geprobeerd van het leven te beroven
dan welhen zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door hen met een mes in het lichaam te steken.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 13 juni 2023 te [plaats] , gemeente Hardenberg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met kracht, met een of meer mes(sen), althans een scherp en/of puntig voorwerp,- in het hoofd, de borst, rug, buik, arm(en), hand(en) en/of het ( linker) been, althans in het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of- in het hoofd, borst, rug, buik, bekken, arm(en), hand(en) en/of be(e)n(en), althans in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of gesneden terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 juni 2023 te [plaats] , gemeente Hardenberg, aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten- meerdere, althans een of meer, ontsierende wond(en) in het gezicht, althans het gelaat en/of blijvend(e) litteken(s) en/of ontsieringen, in het gezicht en/of over het gehele lichaam van die [slachtoffer 2] en/of- ( grote kans op) ( langdurige en/of blijvende) buikklachten door verklevingen, ( inwendige) littekenvorming en/of samenhangende functieproblemen van de buikorganen bij die [slachtoffer 2] en/of- meerdere, althans een of meer, ontsierende wond(en) in het gezicht, althans het gelaat en/of blijvend(e) litteken ( s) en/of ontsieringen, in het gezicht en/of over het gehele lichaam van die [slachtoffer 1] en/of- pees- en zenuwletsel ( met blijvende beperkingen) aan het (rechter)been van die [slachtoffer 1] heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal, met kracht met een of meer mes(sen), althans een scherp en/of puntig voorwerp- in het hoofd, de borst, rug, buik, arm(en), hand(en) en/of het ( linker) been, althans in het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of- in het hoofd, borst, rug, buik, bekken, arm(en), hand(en) en/of be(e)n(en), althans in het lichaam van die [slachtoffer 1] te steken en/of snijden.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de primair tenlastegelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken, wegens het ontbreken van opzet. De raadsvrouw heeft ten aanzien van het primair en subsidiair ten laste gelegde betoogd dat er bij verdachte geen sprake is geweest van opzet in welke vorm dan ook, aangezien er geen enkel inzicht aanwezig was bij verdachte in de reikwijdte van zijn handelen en de mogelijke gevolgen daarvan.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag
BeoordelingDe rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. [1]
Op 13 juni 2023 omstreeks 17:00 uur kregen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] melding om naar zorgboerderij ‘
[locatie] ’in [plaats] te gaan, vanwege een steekincident met meerdere slachtoffers. [2] Ter plaatse troffen zij onder meer de slachtoffers [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) aan, onder het bloed met meerdere steekverwondingen. [3] Verdachte werd op het perceel van de zorgboerderij aangehouden. Verdachte bleek zelf 112 gebeld te hebben. [4]
[slachtoffer 1] is op 13 juni 2023 in het ziekenhuis gehoord. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op 13 juni 2023 in de keuken van de zorgboerderij aan het koken was met bewoonster [naam 2] . Verdachte kwam bij hen in de keuken staan en vroeg aan [naam 2] of hij haar mocht helpen. [naam 2] antwoordde dat dat niet nodig was, waarop [slachtoffer 1] zei dat hij haar wel mocht helpen door een maatbeker uit de kast te pakken. Verdachte pakte toen uit het niets een mes van het aanrecht en begon op [slachtoffer 1] in te steken. [5] [slachtoffer 1] gleed uit en schreeuwde hard om hulp, waarop bewoner [slachtoffer 2] uit zijn kamer kwam om haar te hulp te schieten. Verdachte begon toen ook op [slachtoffer 2] in te steken. [slachtoffer 1] vluchtte de keuken uit, waarop verdachte achter haar aan kwam en wederom op haar in begon te steken. [6] [slachtoffer 1] bleef roepen dat verdachte moest ophouden. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat toen zij verdachte bij zijn naam noemde en smeekte hem te stoppen, zij tot hem leek door te dringen, waarop verdachte zijn mes liet vallen en is weggelopen. [7] [slachtoffer 1] heeft op 21 juni 2023 aangifte gedaan. [8]
Uit de forensisch-geneeskundige letselbeschrijving van 10 augustus 2023 blijkt dat er bij [slachtoffer 1] sprake was van meerdere snij-, scheur- en steekverwondingen aan het hoofd, de borst, rug, buik, bekken, armen, handen en benen. [9] Aan de benen van [slachtoffer 1] zijn een aantal diepe steekverwondingen aangetroffen, waarbij er diverse slagaders zijn doorgesneden. Bij het ontbreken van medisch ingrijpen kunnen deze verwondingen dodelijk zijn. [10]
[slachtoffer 2] heeft op 17 juni 2023 aangifte gedaan. Hij heeft verklaard dat er op 13 juni 2023 een man op de zorgboerderij kwam. Die man wilde een van de begeleiders steken met een mes. [slachtoffer 2] wilde de begeleider helpen en het mes afpakken. Verdachte begon toen op hem in te steken met een mes.
Uit de forensisch-geneeskundige letselbeschrijving van 18 juli 2023 blijkt dat er bij [slachtoffer 2] sprake was van meerdere snij-, schaaf-, scheur- en steekverwondingen aan het hoofd, de borst, rug, buik, armen, handen en linkerbeen. [11] In de buikstreek van [slachtoffer 2] zijn diepe steekverwondingen aangetroffen, waarbij verschillende organen zwaar beschadigd zijn geraakt en een maagslagader is geperforeerd. Er was sprake van zeer fors levensbedreigend inwendig bloedverlies waarvoor een spoedoperatie nodig was om de inwendige bloedingen te kunnen stelpen. Bij het ontbreken van medisch ingrijpen had dit hem fataal kunnen zijn. [12]
Er zijn twee bebloede messen aangetroffen in de zorgboerderij, zijnde een vleesmes (SIN: AAOC0264NL) en een aardappelschilmes (SIN: AAOC0265NL). [13] Van het wangslijmvlies van [slachtoffer 1] en van [slachtoffer 2] is een bemonstering genomen. Van verschillende onderdelen van beide messen zijn tevens bemonsteringen genomen. Er is DNA-onderzoek verricht, waaruit onder meer de volgende resultaten volgen. [14] Uit de bemonstering van een bloedspoor halverwege het lemmet van het vleesmes (AAOC0264NL#05) is een DNA-mengprofiel van minimaal twee personen verkregen. De DNA-profielen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] komen overeen met dit DNA-mengprofiel. [15] Uit de bemonstering van een bloedspoor op het heft van het aardappelschilmes (AAOC0265NL#03) is een DNA-mengprofiel van minimaal twee personen verkregen. De DNA-profielen van verdachte en [slachtoffer 2] komen overeen met dit DNA-mengprofiel. [16]
Verdachte heeft bij de politie op 14 juni 2023 en 15 juni 2023 en ter terechtzitting op 15 februari 2024 bekend dat hij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] meermalen heeft gestoken. Op de terechtzitting heeft hij bekend dat hij hierbij gebruik heeft gemaakt van twee messen. [17]
Bewijsoverwegingen
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 13 juni 2023 in zorgboerderij ‘
[locatie] ’te [plaats] [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] meermalen met kracht heeft gestoken met een mes. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of dit handelen gekwalificeerd kan worden als een poging tot doodslag.
Voorwaardelijk opzet
De rechtbank overweegt dat zij niet kan vaststellen dat bij verdachte sprake is geweest van vol opzet. De rechtbank zal daarom beoordelen of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet.
Aanmerkelijke kans op de dood
De rechtbank is van oordeel dat zowel ten aanzien van [slachtoffer 1] als ten aanzien van [slachtoffer 2] sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de eigen verklaring van verdachte blijkt dat verdachte met een mes meermalen in het hoofd en lichaam van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gestoken. Beide slachtoffers hebben slagaderlijke bloedingen opgelopen en moesten met spoed geopereerd worden. Geconcludeerd is ten aanzien van beide slachtoffers dat de verwondingen dodelijk hadden kunnen zijn als zij niet met spoed geopereerd waren.
Ten aanzien van de vraag of verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans op de dood en deze kans ook bewust heeft aanvaard, overweegt de rechtbank het volgende.
Ontbreken opzet in verband met psychische stoornis?
Door de raadsvrouw is betoogd dat verdachte geen opzet heeft gehad op het ten laste gelegde, omdat er in het rapport van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) onder meer beschreven is dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde volledig overspoeld was door gevoelens en emoties en dat hij dus de context van zijn handelen niet kon overzien. Derhalve ontbrak het bij hem aan elk inzicht in de reikwijdte van zijn gedragingen en de gevolgen daarvan.
De rechtbank overweegt dat ingevolge vaste jurisprudentie van de Hoge Raad geldt dat (volledige) ontoerekeningsvatbaarheid niet uitsluit dat een verdachte opzettelijk heeft gehandeld. [18] Voor de bewijsbaarheid van opzet in juridische zin moet worden gekeken naar de concrete gedragingen van verdachte, waarbij het in beginsel niet van belang is of die gedragingen hun grondslag vinden in een onjuiste realiteitstoetsing of in wanen of een stoornis van andere aard. Uit de omstandigheid dat een verdachte niet de vrijheid had om zijn wil te bepalen en keuzes te maken, volgt op zichzelf niet dat bij hem ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. Daarvan zal slechts bij hoge uitzondering sprake zijn, aldus de Hoge Raad.
Op basis van de beschikbare bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting is niet aannemelijk geworden dat bij verdachte geen enkel inzicht aanwezig was in de reikwijdte van zijn handelen en de mogelijke gevolgen daarvan. Verdachte heeft op de terechtzitting het een en ander verklaard over de aanloop naar het feit. [19] Aannemelijk is geworden dat verdachte zeer gefrustreerd was over zijn plaatsing bij ‘
[locatie] ’. Dit heeft hij zelf ook verklaard op de terechtzitting. Verdachte heeft zeer kort voor de geweldshandelingen zijn vader en mentor geprobeerd te bellen over zijn wens om weg te gaan, maar er werd tot zijn grote frustratie niet opgenomen. Verdachte heeft ook op de terechtzitting verklaard dat dit “de boosdoener” was voor wat er daarna zou gebeuren. Verdachte voelde zich geïsoleerd en had het gevoel dat niemand naar hem luisterde. Ook had verdachte geen drank of drugs tot zijn beschikking om daarmee zijn gevoelens te onderdrukken. Vervolgens is verdachte naar de keuken gelopen en heeft hij na een korte interactie met begeleidster [slachtoffer 1] en een medebewoonster een mes gepakt, waarna hij is begonnen met steken. Ondanks de afwerende bewegingen van [slachtoffer 1] , haar trappende bewegingen, haar geschreeuw en anderszins flink verzet is hij doorgegaan met het steken. Toen [slachtoffer 2] te hulp kwam schieten heeft verdachte ook op hem veelvuldig ingestoken met een mes. Vast is komen te staan dat verdachte ook een tweede mes heeft gepakt toen het eerste mes door ombuiging onbruikbaar was geworden.
Dit alles levert een doelgericht handelen van verdachte op, waarvan – mede gelet op de verklaringen van verdachte bij de politie en ter terechtzitting over de aanloop naar het feit en het steekincident zelf – moet worden aangenomen dat hij daarbij in elk geval enig inzicht heeft gehad in de reikwijdte van zijn handelen en de mogelijke gevolgen daarvan.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de conclusie van het PBC, dat verdachte geen controle meer over zijn gedrag had en geen enkele keuzevrijheid had en niet de mogelijkheid had om een alternatieve en meer gezondere gedragskeuzes te maken, niet maakt dat bij verdachte ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsvrouw.
Gelet op het hiervoor overwogene gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en dat hij deze kans ook bewust heeft aanvaard. De rechtbank is daarom van oordeel dat er op zijn minst sprake is geweest van voorwaardelijk opzet bij verdachte. De rechtbank acht de primair tenlastegelegde poging tot doodslag op beide slachtoffers dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 juni 2023 te [plaats] , gemeente Hardenberg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven met dat opzet meermalen, met kracht, met messen,- in het hoofd, de borst, rug, buik, armen, handen en het linker been van die [slachtoffer 2] en- in het hoofd, borst, rug, buik, bekken, armen, handen en benen van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van verdachte

5.1
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en de raadsvrouw hebben beiden, onder verwijzing naar de conclusies van de deskundigen verbonden aan het PBC, het standpunt ingenomen dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard voor het ten laste gelegde bij bewezenverklaring.
5.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de over verdachte opgemaakte PBC-rapportage van 4 januari 2024, opgemaakt door R. Haveman, GZ-psycholoog, en D.C.W.H. Naus, psychiater.
De PBC-rapportage houdt - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende in.
Bij verdachte is sprake van een ernstige ontwikkelingsstoornis, een matig ernstige verstandelijke beperking, een autismespectrumstoornis niveau 1 en een stoornis in het gebruik van crack en alcohol (in remissie sinds detentie).
De ontwikkelingsstoornis is structureel van aard en daarmee altijd aanwezig. De stoornis was ook aanwezig ten tijde van het gepleegde feit. Het is duidelijk dat in de aanloop naar het feit sprake was van een ernstige draagkracht- draaglast-overschrijding. Factoren als zijn gebrek aan interne regulatie, overzichtsverlies, impulsiviteit, regulatieproblemen, ontbrekende centrale coherentie, hoge angstniveau, de ontbrekende coping en het snelle gevoel van onveiligheid hebben hierin een rol gespeeld. Evenals het feit dat hij geen beschikking had over externe regulatiemiddelen (ouders, alcohol) en hij gevoelsmatig niet uit de situatie kon en zich in de steek gelaten voelde. De psycholoog en psychiater concluderen dat verdachte op het moment van het feit volledig was overspoeld door gevoelens en emoties en dat hij de context van zijn handelen niet kon overzien. Er lijkt sprake te zijn geweest van een plotselinge overspoeling van woede en agressie bij een desintegratie van zijn persoon waarbij verdachte in een verlaagde staat van bewustzijn kwam, te verklaren vanuit een ernstige draagkracht-draaglastoverschrijding.
De psycholoog en psychiater concluderen dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde, geen controle lijkt te hebben gehad over zijn gedrag en derhalve had hij geen enkele keuzevrijheid. Zij adviseren dan ook om het tenlastegelegde in zijn geheel niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt voornoemde conclusies van de psychiater en psycholoog over en maakt die tot de hare. Gelet op de inhoud hiervan stelt de rechtbank vast dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is ten aanzien van de primair bewezenverklaarde pogingen tot doodslag. Het vorenstaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte
niet strafbaaris voor het bewezenverklaarde. De rechtbank zal verdachte ten aanzien van de primair bewezenverklaarde pogingen tot doodslag daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.

6.De op te leggen maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met dwangverpleging wordt opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging, indien de rechtbank wel komt tot opzet op het primair dan wel subsidiair ten laste gelegde.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Omdat verdachte niet strafbaar is, kan hem voor het gepleegde feit geen straf worden opgelegd. Wel zal aan verdachte de tbs-maatregel worden opgelegd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De ernst van het strafbare feit
Op 12 juni 2023 is verdachte bij zorgboerderij
‘ [locatie] ’gekomen voor de duur van een week om voor beide partijen uit te zoeken of dit een passende woonplek voor hem zou zijn. Op 13 juni 2023 ging het rond het einde van de middag ernstig mis. Verdachte bood in de keuken aan om [slachtoffer 1] , werkzaam als begeleidster bij de zorgboerderij, te helpen met koken. Op het moment dat verdachte voor haar een maatbeker zou pakken, greep verdachte opeens naar een keukenmes dat op het kookeiland lag. Verdachte heeft geprobeerd de begeleidster te doden door meermalen met een mes op haar in te steken. Enkel door de moedige poging van bewoner [slachtoffer 2] om verdachte te stoppen heeft zij kunnen wegkomen. Verdachte heeft vervolgens geprobeerd bewoner [slachtoffer 2] te doden door meermalen met een mes op hem in te steken. Hierna heeft hij zich wederom tot [slachtoffer 1] gekeerd en is hij voor een tweede keer op haar in gaan steken. Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] hebben hierdoor tientallen verwondingen over hun hele lichaam opgelopen, waarvan een aantal zeer ernstig en (potentieel) levensbedreigend waren. Het onverwachte gewelddadige handelen van verdachte is, zo heeft slachtoffer [slachtoffer 1] zelf ook tijdens de zitting verwoord, zeer beangstigend voor haar geweest. Als [slachtoffer 1] er niet in was geslaagd tot verdachte door te dringen door hem meermaals bij de naam te noemen en hem te smeken om te stoppen, had het heel anders met haar en [slachtoffer 2] kunnen aflopen. De rechtbank overweegt dat slachtoffers van misdrijven als deze nog lang hinder kunnen ondervinden in hun dagelijks leven. Uit de slachtofferverklaringen is gebleken dat het feit een groot effect op het (dagelijkse) leven van de slachtoffers heeft gehad en nog steeds heeft.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 17 januari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte op 28 juli 2023 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld is wegens betrokkenheid bij brandstichting.
Zoals hiervoor onder het kopje strafbaarheid van verdachte al is uiteengezet, volgt uit de deskundigenrapportages dat verdachte is gediagnostiseerd met onder andere een ernstige ontwikkelingsstoornis, waardoor hij geheel ontoerekeningsvatbaar is voor het bewezenverklaarde.
Op 4 januari 2024 is er door het PBC gerapporteerd. Verdachte is een zeer kwetsbare man met een zeer beperkte draagkracht. Het risico op herhaling van gewelddadig delictgedrag is gerelateerd aan de mate van spanning en stress in relatie tot de al dan niet geboden externe regulatie. Hoewel vanuit de beperkte instrumenten het risico van toekomstig gewelddadig gedrag als matig verhoogd wordt gescoord, zien de psychiater en psycholoog dat vanuit de voorgeschiedenis de ernst van het potentiële geweld naar zowel zichzelf als anderen ernstig is en er sprake is van escalatie. De psychiater en psycholoog achten een gedwongen behandeling noodzakelijk. De forse problematiek van verdachte, de volledige doorwerking van deze problematiek en het hoge risico op herhaling van gewelddadig delictgedrag in ongunstige omstandigheden maken dat het van belang is dat sprake is van een grote mate van voorspelbaarheid en duidelijkheid. Binnen de tbs-maatregel kan de meeste rust en duidelijkheid voor langere tijd worden gecreëerd, waarmee het risico op ernstig delictgedrag duurzaam kan worden verlaagd.
Op 24 januari 2024 is er door de reclassering gerapporteerd. Verdachte is vanwege voornoemde problematiek zeer kwetsbaar. Hij is voorafgaand aan het feit chronisch overvraagd, waardoor sprake was van een ernstige draagkracht-draaglastoverschrijding. Verdachte heeft op sociaal emotioneel niveau een ontwikkelingsleeftijd van zeven jaar. Bij veranderingen en onduidelijkheid voelt betrokkene zich snel onveilig en angstig waarbij spanningen kunnen oplopen. Een voorwaardelijk kader zal veel onduidelijkheid en stress met zich meebrengen. Verdachte zal vanwege de chronische aard van de forse problematiek zijn leven lang zorg nodig hebben. Binnen de tbs-maatregel met dwangverpleging zal de meeste rust en duidelijkheid voor langere tijd geboden kunnen worden, waarmee langdurig geïntervenieerd kan worden op het recidiverisico.
De tbs-maatregel
Gelet op de hiervoor genoemde adviezen is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een tbs-maatregel moet worden opgelegd. Gezien de ernst en blijvendheid van de problematiek van verdachte, het verhoogde recidiverisico in stressvolle situaties en de benodigde intensieve behandeling in een gedwongen kader is naar het oordeel van de rechtbank een langdurige behandeling binnen een dwingend kader noodzakelijk.
Aan de wettelijke vereisten voor oplegging op grond van artikel 37a Sr is voldaan. Poging tot doodslag is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Verder eisen de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel. Daarnaast is de rechtbank op basis van de hiervoor genoemde rapportages van oordeel dat zonder adequate begeleiding en behandeling er een reële kans op herhaling bestaat. Een intensieve behandeling in een gedwongen kader, hetgeen ook stabiliteit en rust biedt, is noodzakelijk voor het terugdringen van het recidiverisico.
De rechtbank overweegt verder dat
de tbs-maatregelzal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaar.
De rechtbank zal tevens bevelen dat verdachte
van overheidswege wordt verpleegd, omdat uit het voorgaande – in het bijzonder gezien de omvang van het gevaar dat verdachte wederom ernstige geweldsdelicten pleegt in onzekere periodes en stressvolle situaties – de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen die verpleging eist.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vordering van de benadeelde partij
7.1.1.
De vordering van [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 40.741,20, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- reiskosten: € 394,88;
- parkeerkosten: € 22,40;
- daggeldvergoeding: € 175,00;
- medische kosten: € 1.245,99;
- schoenen: € 99,99;
- compressiekousen: € 34,97;
- eiwitrijke voeding € 10,14;
- huishoudelijke hulp: € 1.951,00;
- verlies aan verdienvermogen: € 6.806,83.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 30.000,00 gevorderd.
7.1.2.
De vordering van [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 22.691,40, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- reis -en parkeerkosten: € 946,40;
- daggeldvergoeding: € 875,00;
- medische kosten: € 770,00;
- sandalen, broek en shirt: € 100,00.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 20.000,00 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen in zijn geheel inclusief wettelijke rente toewijsbaar zijn.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 1] heeft de raadsvrouw bepleit dat het verlies aan verdienvermogen onvoldoende aannemelijk is gemaakt. [slachtoffer 1] had een contract voor bepaalde tijd bij de zorgboerderij en het was onduidelijk of dit contract überhaupt zou worden verlengd, nu er geen stukken zijn aangeleverd die dat onderbouwen. Dit geldt ook voor de gemiste inkomenscomponenten in de tijd dat zij nog in dienst was, zijnde onder andere de onregelmatigheidstoeslagen. De raadsvrouw heeft al met al bepleit dat de omvang van het verlies aan verdienvermogen onvoldoende is komen vast te staan. De raadsvrouw verzoekt daarom om de benadeelde partij ten aanzien van dat deel van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht het bedrag aan immateriële schade te matigen, gezien de hoogte van het bedrag aan toegewezen immateriële schade in soortgelijke zaken.
Met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 2] heeft de raadsvrouw bepleit dat de reis -en parkeerkosten van de ouders van [slachtoffer 2] in het kader van ziekenhuisbezoeken niet toewijsbaar zijn, aangezien dit geen rechtstreekse schade betreft. Daarnaast heeft de raadsvrouw bepleit dat de toekomstige kosten van 2024, zoals het eigen risico van de zorgverzekering, onvoldoende gespecificeerd zijn. De raadsvrouw verzoekt daarom om de benadeelde partij ten aanzien van dat deel niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht het bedrag aan immateriële schade te matigen, gezien de hoogte van het bedrag aan toegewezen immateriële schade in soortgelijke zaken.
Voor wat betreft de overige posten van de vorderingen refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte met het primair bewezenverklaarde feit rechtstreekse schade aan de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft toegebracht.
7.4.1.
De vordering van [slachtoffer 1]
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat bij [slachtoffer 1] sprake is van verlies aan verdienvermogen. Echter, de rechtbank oordeelt dat onvoldoende vast is komen te staan dat het contract van [slachtoffer 1] wel was verlengd als het strafbare feit zich niet had voorgedaan. De verdediging heeft dit gemotiveerd betwist en [slachtoffer 1] heeft dit standpunt niet met nadere stukken onderbouwd. De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat [slachtoffer 1] vanaf 13 juni 2023 tot 1 oktober 2023 minder inkomen heeft genoten dan gemiddeld genomen in de periode voorafgaand aan het strafbare feit. De exacte omvang staat niet vast. De rechtbank zal gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid om de omvang van de schade naar billijkheid vast te stellen. De rechtbank zal de bedragen verdiend in de maanden juni, juli, augustus en september van het jaar 2023 gelijk trekken aan het gemiddeld genomen verdiende inkomen in de periode ervoor, dit betreft een bedrag van € 1.585,97. De rechtbank stelt de schade voor wat betreft het verlies aan verdienvermogen op basis daarvan vast op € 2.435,21. Het gevorderde bedrag aan materiële schade is voor het overige niet betwist. De overige posten zijn voldoende onderbouwd, zodat de vordering ook voor dat deel zal worden toegewezen.
De rechtbank zal de vordering aan materiële schade voor een totaalbedrag van
€ 6.369,58toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf
13 juni 2023 (de datum waarop het strafbare feit is gepleegd).
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Gelet op wat de rechtbank eerder in dit vonnis in de bewijsmotivering en de motivering van de maatregel heeft vastgesteld over het handelen van verdachte waarvan de benadeelde het slachtoffer is geworden, is de rechtbank van oordeel dat zowel het letsel als de aard en de ernst van de door verdachte begane normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde in dit geval onmiskenbaar met zich brengen dat de benadeelde op andere wijze in haar persoon is aangetast. Er is fors inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 1] .
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het primair bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan [slachtoffer 1] . De rechtbank houdt rekening met de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen worden toegekend. Dit geeft aanleiding tot het lager vaststellen van het aan haar toe te kennen bedrag aan immateriële schade. Dat neemt niet weg dat wel is komen vast te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden. De exacte omvang staat niet vast. De rechtbank zal gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid om de omvang van de schade naar billijkheid vast te stellen. Zij stelt de schade vast op € 20.000,00. De rechtbank zal de vordering voor dat deel toewijzen.
De rechtbank wijst de vordering wat betreft de immateriële schade toe tot een bedrag van
€ 20.000,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 13 juni 2023 (de datum waarop het strafbare feit is gepleegd).
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
7.4.2.
De vordering van [slachtoffer 2]
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat uit de vordering afdoende blijkt dat de ouders van benadeelde partij [slachtoffer 2] , tevens zijn wettelijk vertegenwoordigers, meermalen naar het ziekenhuis zijn gereisd om hem te bezoeken of te brengen naar afspraken. Op grond van artikel 6:107 BW en vaste jurisprudentie kan deze schade worden aangemerkt als verplaatste schade, wat voor toewijzing vatbaar is. De rechtbank zal het bedrag aan reis -en parkeerkosten daarom ook geheel toewijzen. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat uit de vordering afdoende blijkt [slachtoffer 2] op 16 januari 2024 wederom een operatie heeft ondergaan aan de buikwand, waarvoor hij zeven dagen in het ziekenhuis heeft moeten verblijven. Aannemelijk is dat de kosten van een dergelijke operatie en ziekenhuisopname de hoogte van het eigen risico fors overschrijden. De toekomstige kosten aan eigen risico in het jaar 2024 zijn daarom ook voldoende aannemelijk. De rechtbank zal dat bedrag geheel toewijzen. De overige posten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd waardoor de rechtbank ook deze zal toewijzen.
Het gevorderde totaalbedrag aan materiële schade zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van
€ 2.691,40, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 13 juni 2023 (de datum waarop het strafbare feit is gepleegd).
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b BW heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Gelet op wat de rechtbank eerder in dit vonnis in de bewijsmotivering en de motivering van de maatregel heeft vastgesteld over het handelen van verdachte waarvan de benadeelde het slachtoffer is geworden, is de rechtbank van oordeel dat zowel het letsel als de aard en de ernst van de door verdachte begane normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde in dit geval onmiskenbaar met zich brengen dat de benadeelde op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Er is fors inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 2] .
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het primair bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan [slachtoffer 2] . De rechtbank is van oordeel dat de vordering van [slachtoffer 2] toegewezen kan worden voor het gehele bedrag. De hoogte van de vordering is door de raadsvrouw betwist. De rechtbank komt de hoogte van de gevorderde immateriële schade billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De rechtbank houdt daarbij rekening met de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen worden toegekend.
De rechtbank wijst de vordering wat betreft de immateriële schade toe tot het gevorderde bedrag van
€ 20.000,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf 13 juni 2023 (de datum waarop het strafbare feit is gepleegd).
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De raadsvrouw heeft zich hier niet tegen verzet, maar heeft verzocht om het aantal dagen gijzeling op nul vast te stellen. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte de schadevergoedingen niet binnen afzienbare tijd zal kunnen voldoen en dat het onwenselijk is dat verdachte dan het risico loopt gegijzeld te worden, gezien zijn psychische gesteldheid. De officier van justitie heeft zich niet verzet tegen dit verzoek van de raadsvrouw.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De rechtbank acht toepassing van de gijzeling in het geval van verdachte onwenselijk, gezien zijn psychische gesteldheid en het komende behandeltraject. De rechtbank zal daarom het aantal dagen gijzeling ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vaststellen op nul (0) dagen als door verdachte niet (volledig) wordt betaald, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37a en 37b van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
poging tot doodslag, meermalen gepleegd
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het primair bewezenverklaarde en
ontslaatverdachte daarvoor
van alle rechtsvervolging;
maatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van
overheidswege zal worden verpleegd;
schadevergoeding
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van
de benadeelde partij [slachtoffer 1]toe tot een bedrag van € 26.369,58
,bestaande uit € 6.369,58 aan materiële schade en € 20.000,00 aan immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van €
26.369,58, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2023;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het primair bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 26.369,58te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
0 (nul) dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor
het overige deelvan de vordering
niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van
de benadeelde partij [slachtoffer 2]toe tot een bedrag van
€ 22.691,40
,bestaande uit € 2.691,40 aan materiële schade en € 20.000,00 aan immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 22.691,40, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2023;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het primair bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 22.691,40,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
0 (nul) dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J. de Jong, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. J.G.M. Fluttert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Drenth, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 februari 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche IJsselland, onderzoek Kustotter met registratienummer ON1R023040. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 257, de eerste alinea, de eerste tot en met derde regel.
3.Pagina 257, de tweede alinea, de eerste tot en met vierde regel en de vierde alinea, de eerste tot en met vierde regel.
4.Het proces-verbaal van bevindingen ON1R023040-17 van 6 september 2023.
5.Pagina 173, de derde alinea, de eerste tot en met achtste regel en de elfde regel.
6.Pagina 173, de vierde alinea, de eerste, zevende en achtste regel.
7.Pagina 173, de vijfde alinea, de eerste tot en met derde regel.
8.Pagina 181.
9.Pagina 209 tot en met 213.
10.Pagina 253, de achtste alinea, de eerste en tweede regel.
11.Pagina 131 tot en met 134.
12.Pagina 165, de derde alinea, de tweede en derde regel.
13.Pagina 345, de twintigste en achtentwintigste regel.
14.Het rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek van 13 juni 2023 van het NFI.
15.Pagina 8 van het rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek van 13 juni 2023 van het NFI.
16.Pagina 8 van het rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek van 13 juni 2023 van het NFI.
17.Zie het proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige strafkamer van 15 februari 2024.
18.HR, 9 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2775.
19.Zie het proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige strafkamer van 15 februari 2024.