ECLI:NL:RBOVE:2023:997

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
20 maart 2023
Zaaknummer
08-996146-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het opzettelijk onjuist en onvolledig doen van aangifte inkomstenbelasting over meerdere jaren

Op 16 maart 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 47-jarige man, die werd beschuldigd van het opzettelijk onjuist en onvolledig doen van aangifte voor de inkomstenbelasting over de jaren 2007 tot en met 2014. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met een medeverdachte, herhaaldelijk onvolledige aangiften had ingediend met als doel minder belasting te betalen. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek van de FIOD, dat leidde tot de ontdekking van een complexe structuur van buitenlandse entiteiten en bankrekeningen die door de verdachte en zijn partner werden gebruikt om dividenduitkeringen te verhullen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk had gehandeld en dat er sprake was van medeplegen, aangezien zijn partner ook actief betrokken was bij de opzet van de constructies. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden op, evenals een taakstraf van 215 uur, waarbij rekening werd gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De verdachte werd schuldig bevonden aan het medeplegen van het opzettelijk onjuist en onvolledig doen van aangifte, wat resulteerde in een fiscaal nadeel van €124.250,00.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-996146-18 (P)
Datum vonnis: 16 maart 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16 februari 2023 en 2 maart 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Lambregts en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. K.D. Smeele, advocaat te 's-Gravenhage, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 16 februari 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander onjuist en/of onvolledig aangifte voor de inkomstenbelasting heeft gedaan over de jaren 2007 tot en met 2014.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode 29 maart 2008 tot en met 19 april 2015 te Lopikerkapel en/of Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen,
opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (of meer) (digitale) aangifte(n) voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar/de jaren:
- 2007 ( DOC-170);
- 2008 ( DOC-027);
- 2009 ( DOC-028);
- 2010 ( DOC-171);
- 2011 ( DOC-172);
- 2012 ( DOC-173);
- 2013 ( DOC-174), en/of
- 2014 ( DOC175)
onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft/hebben doen/laten doen,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s), op/in het/de ingeleverde/ingediende (digitale) aangifte(n ) een onjuist bedrag aan belastbaar inkomen uit arbeid en/of aanmerkelijk belang opgegeven en/of doen/laten opgeven en/of een onvolledige opgave gedaan en/of laten geven van een of meerdere (buitenlandse) aanmerkelijke belangen, bezittingen en/of vermogensbestanddelen, terwijl dat/die feit(en) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven.

3.De voorvragen

3.1
Geldigheid van de dagvaarding
3.1.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat in de dagvaarding geen terugkoppeling wordt gemaakt naar de relevante fiscale kwalificaties en de vereiste artikelen uit de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting 1964. Daardoor is niet duidelijk wat de beschuldiging tegen verdachte inhoudt.
3.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastelegging duidelijk is.
3.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Volgens artikel 261 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) behelst de dagvaarding
een opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het feit begaan zou zijn. Het tweede lid voegt daaraan toe dat de dagvaarding tevens de vermelding behelst van de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan.
De tenlastelegging behelst naar het oordeel van de rechtbank een voldoende duidelijke opgave van de feiten; de tekst van de tenlastelegging is voldoende duidelijk, begrijpelijk, feitelijk en niet tegenstrijdig. De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging aan de vereisten van artikel 261 Sv voldoet en voor verdachte is, mede gelet op de namens hem gevoerde verweren en argumenten, duidelijk wat hem wordt verweten. De rechtbank verwerpt het verweer en stelt vast dat de dagvaarding geldig is.
3.2
De overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Onderzoek Olympic is gestart naar aanleiding van restinformatie uit een onderzoek van de FIOD met gefisnummer 45054. Deze restinformatie heeft betrekking op
transactiegegevens van de rechtspersonen [Bedrijfsnaam 1] (hierna te noemen
[Bedrijfsnaam 1] ) en de ‘ [Bedrijfsnaam 2] ’, een financieel dienstverlener.
De restinformatie had onder andere betrekking op de bankrekening met nummer [bankrekeningnummer 1] op naam van [Bedrijfsnaam 1] bij de VP Bank in Luxemburg. Op deze rekening werden veelvuldig gelden geboekt met de omschrijving ‘dividend’, terwijl bedragen van (nagenoeg) dezelfde grootte korte tijd later onder de noemer ‘gift’ van de rekening werden afgeschreven. Bij deze transacties waren veelvuldig personen met de Nederlandse nationaliteit betrokken.
Het vermoeden is ontstaan dat de bankrekening van [Bedrijfsnaam 1] werd gebruikt om de herkomst van gelden te verhullen.
Uit de transactiegegevens van de bankrekening van [Bedrijfsnaam 1] kwam naar voren dat in 2008 en 2009 bedragen werden bijgeschreven die afkomstig waren van [Bedrijfsnaam 3] . De bedragen werden telkens korte tijd daarna overgeboekt naar bankrekening met nummer [bankrekeningnummer 2] op naam van verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte] bij diezelfde VP Bank.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
Feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank stelt op basis van het dossier en van hetgeen ter terechtzitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
Rechtshulpverzoek aan Luxemburg
Op 7 november 2014 heeft het openbaar ministerie in een rechtshulpverzoek aan Luxemburg om toestemming verzocht om de restinformatie afkomstig uit het onderzoek met gefisnummer 45054 vrij te geven voor een op te starten onderzoek naar [Bedrijfsnaam 1] en alle hierbij betrokken personen, hierbij inbegrepen, maar niet beperkt tot de personen die via [Bedrijfsnaam 1] onder de noemer ‘gift’ bedragen hebben ontvangen. [2] Die toestemming is op 24 maart 2015 door de Luxemburgse autoriteiten gegeven. [3]
[Bedrijfsnaam 4]
Op 24 maart 2005 is [Bedrijfsnaam 4] opgericht. [Bedrijfsnaam 4] is gevestigd in [vestigingsplaats 1] . Het [Bedrijfsnaam 5] is geregistreerd als
agent, company secretaryen
directorvan [Bedrijfsnaam 4] [4] Verdachte is
ultimate beneficial owner(hierna: UBO) van [Bedrijfsnaam 4] [5]
[bedrijfsnaam 6]
Op 7 februari 2006 is [bedrijfsnaam 6] opgericht. [bedrijfsnaam 7] en [bedrijfsnaam 8] zijn geregistreerd als
company secretaryen
directorvan deze rechtspersoon [6]
[Bedrijfsnaam 3] .
Op 20 april 2006 is [Bedrijfsnaam 3] . opgericht. [bedrijfsnaam 9] is geregistreerd als agent. Op 26 april 2006 is besloten om verdachte een volmacht te geven om namens [Bedrijfsnaam 3] . een bankrekening te openen en te beheren. [bedrijfsnaam 10] is aandeelhouder met één aandeel van [Bedrijfsnaam 3] . [7]
Op 3 juli 2006 heeft verdachte voor [Bedrijfsnaam 3] . een bankrekening geopend bij de
VP Bank in Luxemburg, onder nummer [bankrekeningnummer 3] . Verdachte is UBO en gemachtigde van deze bankrekening. [8] Verdachte is ook UBO van [bedrijfsnaam 10] . [9]
[bedrijfsnaam 11]
Op 4 mei 2006 is [bedrijfsnaam 11] opgericht. [bedrijfsnaam 11] is gevestigd aan de [vestigingsplaats 2] . Verdachte is bestuurder van [bedrijfsnaam 11] . Zijn partner en medeverdachte
[medeverdachte] , is vanaf 1 december 2010 gevolmachtigde. Vanaf 6 september 2006 is [bedrijfsnaam 6] enig aandeelhouder van [bedrijfsnaam 11] . [10] Vanaf 23 februari 2017 is [bedrijfsnaam 12] enig aandeelhouder. [11]
VP Bank in Luxemburg
Op 11 juli 2006 hebben verdachte en zijn partner [medeverdachte] een bankrekening geopend bij de VP Bank, met nummer [bankrekeningnummer 2] . [12]
De dividendstructuren
2007 tot en met 2009
In de jaren 2007 tot en met 2009 werd in vier transacties een bedrag van in totaal
€ 242.000,00 aan dividenden door [bedrijfsnaam 11] uitgekeerd aan [bedrijfsnaam 6] Steeds boekte [bedrijfsnaam 6] enkele dagen later een nagenoeg vergelijkbaar bedrag aan dividend over naar de bankrekening van [Bedrijfsnaam 4] , in totaal € 240.000,00. [13] Vervolgens keerde ook [Bedrijfsnaam 4] dividenden uit aan [Bedrijfsnaam 3] ., in totaal € 238.845,00. De dividenden werden gestort op bankrekening met nummer [bankrekeningnummer 3] van [Bedrijfsnaam 3] . bij de VP Bank in Luxemburg. [14] , [15] en [16]
Op verzoek van verdachte [17] , [18] , [19] , [20] , [21] en [22] werden kort na de ontvangst van de dividenden op de rekening van [Bedrijfsnaam 3] . steeds bedragen overgeboekt naar bankrekening met nummer [bankrekeningnummer 1] van [Bedrijfsnaam 1] en bankrekening met nummer [bankrekeningnummer 2] van verdachte en [medeverdachte] . In totaal is € 174.981,32 ontvangen op de bankrekening van verdachte en [medeverdachte] . Door verdachte en/of zijn vader is in de jaren 2007 tot en met 2009 in totaal € 238.427,93 contant opgenomen van de bankrekeningen van [Bedrijfsnaam 3] ., [Bedrijfsnaam 1] en zijn eigen bankrekening. [23]
Eind 2009 heeft verdachte kenbaar gemaakt de bankrekening van [Bedrijfsnaam 3] . op te willen heffen in verband met een structuurwijziging. [24]
Verdachte en zijn partner [medeverdachte] waren betrokken bij de uitkering van de dividenden door de verschillende ondernemingen. Verdachte ondertekende notulen van aandeelhoudersvergaderingen van [bedrijfsnaam 11] [25] Ook ondertekende hij de schriftelijke besluiten van [Bedrijfsnaam 4] om dividend uit te keren aan [Bedrijfsnaam 3] . [26] , [27] en [28]
De agenda’s voor de jaarlijkse algemene vergadering van [bedrijfsnaam 6] in de jaren 2008 en 2009 werden opgesteld door [medeverdachte] . [29] , [30] en [31]
Ook stelde [medeverdachte] notulen op van de algemene vergadering van [bedrijfsnaam 6] op 31 januari 2009. Tijdens deze vergadering werd verdachte benoemd als directeur van [bedrijfsnaam 6] [32]
2010 tot en met 2012
Eind 2009 heeft verdachte besloten om deel te nemen aan de SBS-structuur (
succes by sharing) die door het [Bedrijfsnaam 5] werd aangeboden. [33] Hiervoor werd een nieuwe structuur opgezet. Honderd aandelen van [Bedrijfsnaam 4] werden overgedragen aan [bedrijfsnaam 13] , waarmee [bedrijfsnaam 13] de plaats van [Bedrijfsnaam 3] . in de structuur overnam. Verdachte ontving vijf aandelen van [bedrijfsnaam 13] Ook gaf [bedrijfsnaam 13] vijf aandelen uit aan [naam stichting] , die daarmee als nieuwe stichting boven de structuur kwam te hangen.
In deze structuur konden verdachte en [medeverdachte] op basis van een zogenoemde
Letter of Wishesbij [bedrijfsnaam 15] verzoeken om een gift, gebaseerd op de gerealiseerde winsten van [Bedrijfsnaam 4] [34]
In de jaren 2010 tot begin 2012 werd in drie transacties in totaal een bedrag van
€ 178.000,00 aan dividenden door [bedrijfsnaam 11] uitgekeerd aan [bedrijfsnaam 6] Steeds boekte [bedrijfsnaam 6] enkele dagen later een nagenoeg vergelijkbaar bedrag aan dividend over naar de bankrekening van [Bedrijfsnaam 4] , in totaal € 175.000,00. [35]
In januari 2012 heeft [Bedrijfsnaam 4] € 175.000,00 overgeboekt naar de bankrekening van [bedrijfsnaam 16] , met de omschrijving ‘Interim Dividend’. [36]
Eind 2011 heeft verdachte aan [bedrijfsnaam 15] verzocht om een gift van
€ 175.000,00. Eind januari 2012 heeft [bedrijfsnaam 15] € 174.899,65 overgemaakt naar bankrekening [bankrekeningnummer 4] ten name van verdachte en
[medeverdachte] . Van dit bedrag is € 80.000,00 overgemaakt naar de spaarrekening van verdachte en € 90.000,00 naar de spaarrekening van [medeverdachte] . [37]
2014
In 2014 heeft [bedrijfsnaam 11] € 119.000,00 aan dividend uitgekeerd aan [bedrijfsnaam 6] heeft hiervan € 118.000,00 overgemaakt aan [Bedrijfsnaam 4] [38] [Bedrijfsnaam 4] heeft vervolgens € 118.000,00 uitgekeerd aan [bedrijfsnaam 16] [39] Kort daarna is op bankrekening [bankrekeningnummer 4] t.n.v. verdachte en [medeverdachte]
€ 117.903,96 ontvangen van [bedrijfsnaam 16]
De door [bedrijfsnaam 17] verstrekte leningen
Op 17 oktober 2012 werd [bedrijfsnaam 17] opgericht. [bedrijfsnaam 16] werd enig aandeelhouder. [bedrijfsnaam 17] is een houdstermaatschappij die de aandelen van [Bedrijfsnaam 4] houdt en heeft als doel dividenden van [Bedrijfsnaam 4] te ontvangen. Verdachte is UBO van [bedrijfsnaam 17] .
Op 19 november 2012 heeft verdachte als economisch belanghebbende van [bedrijfsnaam 17] de [bedrijfsnaam 18] te [vestigingsplaats 3] gemachtigd om namens verdachte diensten te verlenen of uit te voeren en om namens hem te handelen overeenkomstig de inhoud van de overeenkomst zoals is vastgesteld in de ‘Service Overeenkomst’. [medeverdachte] is op deze overeenkomst vermeld als getuige. [40]
2012
Eind 2012 heeft [bedrijfsnaam 11] € 332.500,00 aan dividend uitgekeerd aan [bedrijfsnaam 6] heeft dit bedrag overgemaakt aan [Bedrijfsnaam 4] [41]
Op 3 december 2012 is een leningovereenkomst opgemaakt tussen verdachte en [bedrijfsnaam 17] voor een bedrag van € 55.000,00.
Op 13 december 2012 is € 275.000,00 overgemaakt op bankrekening met nummer [bankrekeningnummer 4] ten name van verdachte en [medeverdachte] , afkomstig van [bedrijfsnaam 17] , met als omschrijving ‘
Loan Agreement’. [42]
Contante stortingen
Naast de genoemde overboekingen naar de gezamenlijke bankrekening van verdachte en
[medeverdachte] , hebben in de periode van oktober 2008 tot en met april 2013 contante stortingen plaatsgevonden, die gebruikt werden voor extra hypotheekaflossingen. [43]
Aangiften inkomstenbelasting 2007-2014
Verdachte en [medeverdachte] hebben de aangiften voor de inkomstenbelasting over de jaren 2007 tot en met 2014 gezamenlijk, als fiscale partners, ingediend [44] , in de periode van
29 maart 2008 (aangifte over 2007 [45] ) tot en met 19 april 2015 (aangifte over 2014 [46] ).
In de aangiften inkomstenbelasting over 2007 [47] , 2008 [48] en 2009 [49] hebben verdachte en
[medeverdachte] niet opgegeven dat zij de beschikking hadden over een buitenlandse bankrekening, te weten de Luxemburgse bankrekening met nummer [bankrekeningnummer 2] . Ook hebben zij niet opgegeven dat zij dividenduitkeringen op hun Luxemburgse bankrekening hebben ontvangen, dat verdachte de UBO is van [Bedrijfsnaam 4] , [Bedrijfsnaam 3] . en [bedrijfsnaam 10] .
In de aangiften inkomstenbelasting over 2010 [50] , 2011 [51] , 2012 [52] , 2013 [53] en 2014 [54] hebben verdachte en [medeverdachte] niet opgegeven dat verdachte aandeelhouder is van [bedrijfsnaam 15] en dat hij UBO is van [Bedrijfsnaam 4]
In de aangifte inkomstenbelasting over 2012 is evenmin opgegeven dat verdachte en [medeverdachte] een dividenduitkering van € 175.000,00 hebben ontvangen van [bedrijfsnaam 15]
In de aangiften inkomstenbelasting over 2012 tot en met 2014 is bovendien niet opgegeven dat verdachte UBO is van [bedrijfsnaam 17] [55]
4.4.2
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden volgt dat verdachte de aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2007 tot en met 2014 onjuist en onvolledig heeft gedaan, waardoor telkens te weinig belasting is geheven.
Daar waar het de door [bedrijfsnaam 17] verstrekte lening betreft, is de rechtbank van oordeel dat het om een zogenoemde loanbackconstructie (back to back) gaat. Deze constructie komt er in de regel op neer dat de leningnemer voor het oog een leningsovereenkomst aangaat met een onafhankelijke partij, terwijl in werkelijkheid deze onafhankelijke partij het geld verkrijgt van de betrokkene die dus in feite eigen vermogen ‘leent’, dit met de bedoeling dat de herkomst van het vermogen wordt verhuld.
Gelet op het feit dat de lening is verstrekt door een niet-financiële instelling waar verdachte UBO van is, en niet aannemelijk is gemaakt dat daadwerkelijk zekerheden zijn gevestigd en rente en aflossingen zijn betaaldis de rechtbank van oordeel dat het om een fictieve lening gaat. Het ‘uitgeleende’ geld is feitelijk dividend van [bedrijfsnaam 11] dat uiteindelijk via [bedrijfsnaam 17] bij verdachten terechtkomt en door hen als inkomsten had moeten worden opgegeven.
Opzet
Verdachte en [medeverdachte] leidden de dividenden van [bedrijfsnaam 11] via [bedrijfsnaam 6] en [Bedrijfsnaam 4] weg naar het buitenland. Via verschillende structuren van andere buitenlandse ondernemingen lieten verdachte en [medeverdachte] de dividenden onder het mom van gift of lening aan zichzelf uitkeren. Het kan daarom niet anders zijn, dan dat voor verdachte duidelijk was dat de giften respectievelijk lening die hij ontving gemaskeerde, uit eigen onderneming afkomstige dividenduitkeringen waren. Daarmee had hij opzet op het onjuist en onvolledig doen van aangifte voor de inkomstenbelasting. De structuren van vennootschappen dienden geen enkel ander doel dan de werkelijke aard van de transacties aan het oog van de Belastingdienst te onttrekken.
Medeplegen
Hoewel verdachte het initiatief lijkt te hebben genomen voor de opgezette constructies en de tenlastegelegde gedragingen, komt uit de vastgestelde feiten en omstandigheden naar voren dat ook de partner van verdachte, [medeverdachte] , betrokken was bij het opzetten van de structuren en het doorsluizen van de dividenden. Zij heeft samen met verdachte de bankrekening bij de VP Bank in Luxemburg geopend. Ook stelde zij agenda’s en notulen op van jaarlijkse algemene vergaderingen van [bedrijfsnaam 6] De dividenden werden, al dan niet contant, op de gezamenlijke bankrekening van verdachte en [medeverdachte] gestort.
Verdachte en [medeverdachte] waren fiscale partners en hebben aldus de belastingaangiften gezamenlijk ingediend.
De rechtbank is op basis van het vorenstaande van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn partner, en dat zij beiden een bijdrage van voldoende gewicht hebben geleverd om van medeplegen te kunnen spreken.
Het overige door de verdediging aangevoerde is onvoldoende duidelijk, niet met argumenten geschraagd en niet voorzien van ondubbelzinnige conclusies, zodat dit niet kwalificeert als uitdrukkelijk onderbouwde standpunten. Dit behoeft derhalve geen verdere bespreking, behoudens het hierna te bespreken gedane beroep op de afwezigheid van alle schuld en de overschrijding van de redelijke termijn.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode 29 maart 2008 tot en met 19 april 2015 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten digitale aangiften voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren:
- 2007;
- 2008;
- 2009;
- 2010;
- 2011;
- 2012;
- 2013, en
- 2014
onjuist en onvolledig heeft gedaan,
immers hebben verdachte en zijn mededader, in de ingediende digitale aangiften een onjuist bedrag aan aanmerkelijk belang opgegeven en een onvolledige opgave gedaan van (buitenlandse) aanmerkelijke belangen, bezittingen en vermogensbestanddelen, terwijl die feiten ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

5.1
Beroep op afwezigheid van alle schuld
Verdachte heeft verklaard dat hij op advies van het [Bedrijfsnaam 5] is begonnen met de dividendstructuur. Voor zover verdachte daarmee een beroep heeft willen doen op rechtsdwaling neemt, overweegt de rechtbank als volgt.
Voor het slagen van een beroep op dwaling ten aanzien van de wederrechtelijkheid van het bewezenverklaarde feit, is vereist dat aannemelijk is dat een verdachte heeft gehandeld in een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van de hem verweten gedraging. Daarvan kan sprake zijn indien de verdachte is afgegaan op het advies van een persoon of instantie aan wie of waaraan zodanig gezag valt toe te kennen dat de verdachte in redelijkheid op de deugdelijkheid van het advies mocht vertrouwen. Bij de beoordeling van een daartoe strekkend verweer kunnen verschillende aspecten van belang zijn, waaronder in een geval als het onderhavige:
- de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de adviseur;
- de specifieke deskundigheid van de adviseur;
- de complexiteit van de materie waarover advies wordt ingewonnen;
- de precieze inhoud van de adviezen.
Niet duidelijk is geworden om welk advies verdachte bij het [Bedrijfsnaam 5] heeft verzocht en wat de precieze inhoud van het gegeven advies is geweest. Nu (de inhoud van) het (gegeven) advies niet bekend is en niet getoetst kan worden of verdachte op dat advies mocht vertrouwen, kan een beroep op rechtsdwaling alleen al om die reden niet slagen. Daar komt bij dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij niet heeft gevraagd naar de juridische houdbaarheid van de constructie en dat hij evenmin een second opinion heeft gevraagd, hetgeen wel van hem had mogen worden verwacht gelet op de complexiteit van de materie. Ook dit staat aan het beroep op rechtsdwaling in de weg.
5.2
Kwalificatie
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Het misdrijf
:het medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 240 uren, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met een proeftijd van 1 jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om toepassing van artikel 9a Sr, en subsidiair om te volstaan met een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte en zijn partner hebben gedurende acht jaren door hen ontvangen dividenden niet opgegeven bij het doen van de aangifte inkomstenbelasting. Zij hebben geen melding gemaakt van verdachtes betrokkenheid bij buitenlandse entiteiten, een trustfonds en een buitenlandse bankrekening. Verdachte en zijn partner hebben opzettelijk een constructie opgezet van buitenlandse entiteiten, waardoor zij buiten beeld van de Belastingdienst konden komen en blijven. Daardoor hebben zij minder inkomstenbelasting betaald dan zij verschuldigd waren. Op deze manier hebben zij misbruik gemaakt van het vertrouwen en het beginsel van solidariteit waarop het belastingstelsel is gestoeld en waar de samenleving, in het kader van algemeen maatschappelijk belang en een behoorlijk functioneren van het financieel-economisch stelsel, op moet kunnen rekenen.
Verdachte heeft ter terechtzitting geen enkele vorm van zelfreflectie getoond.
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 13 januari 2023 volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De handelswijze van verdachte en zijn partner in de tenlastegelegde periode hebben een fiscaal nadeel van € 124.250,00 opgeleverd. [56] De rechtbank houdt rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, die bij dit benadelingsbedrag wijzen op een gevangenisstraf van vijf tot negen maanden of een taakstraf met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft acht geslagen op het feit dat de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid EVRM is overschreden. Als uitgangspunt heeft immers te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van verdachte en/of zijn raadsman en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Op 29 augustus 2018 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van verdachte. Op deze datum is de redelijke termijn aangevangen. Op 16 februari 2023 is de inhoudelijke behandeling aangevangen en de rechtbank doet uitspraak op 16 maart 2023, zodat de termijn dan eindigt. De totale tijdsduur van deze zaak bedraagt dus ruim vier jaren en zes maanden. Een deel van deze tijdsduur, door de rechtbank begroot op negen maanden, is toe te schrijven aan het verzoek van de verdediging aan de rechter-commissaris om onderzoekshandelingen te verrichten, het standpunt van de officier van justitie, de reacties van partijen op elkaars standpunt en de uiteindelijke beslissing van de rechter-commissaris. De redelijke termijn is dan ook met 21 maanden overschreden. De rechtbank zal deze overschrijding verdisconteren in de strafmaat en de op te leggen taakstraf verminderen met 25 uren.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 240 uren, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van een jaar, een passende straf is. Gelet op voorgaande zal de rechtbank, vanwege overschrijding van de redelijke termijn, een taakstraf opleggen van 215 uren.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de op de beslaglijst vermelde ordner met administratie terug kan worden gegeven aan verdachte.
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen.
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de aan verdachte toebehorende op de beslaglijst vermelde ordner met administratie, aangezien het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
het medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 1 (een) jaarde navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
215 (tweehonderdvijftien) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
107 (honderdzeven) dagen;
het in beslag genomen voorwerp
- gelast de teruggave van de op de beslaglijst vermelde ordner met documenten aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. de Waard, voorzitter, mr. D. van den Berg en
mr. F.M.A. ‘t Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2023.
Buiten staat
Mr. F.M.A. ‘t Hart is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de FIOD, onderzoeksnummer 60670 (onderzoek Olympic). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Een geschrift, te weten een rechtshulpverzoek van de Nederlandse autoriteiten aan de Luxemburgse autoriteiten van 7 november 2014 (RHV-001), p. 604.
3.Een geschrift, te weten een brief van de Luxemburgse autoriteiten van 24 maart 2015 (DOC-001),
4.Het proces-verbaal dividendconstructie [verdachte] van 20 maart 2019 (AMB-005), p. 127, paragraaf 3.2.
5.Het proces-verbaal bevindingen EOB Cyprus (AMB-009), p. 176-177.
6.Het proces-verbaal dividendconstructie [verdachte] van 20 maart 2019 (AMB-005), p. 127, paragraaf 3.2.
7.Het proces-verbaal dividendconstructie [verdachte] van 20 maart 2019 (AMB-005), p. 127 en 128, paragraaf 3.2.
8.Het proces-verbaal onderzoek uitvoering RHV-001 van 19 juli 2018 (AMB-002), p. 105.
9.Het proces-verbaal bevindingen EOB Cyprus (AMB-009), p. 176.
10.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel betreffende [bedrijfsnaam 11] van 3 januari 2017 (DOC-022), p. 1054 en 1055.
11.Een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel betreffende [bedrijfsnaam 11] van 21 augustus 2018 (DOC-022a), p. 1057.
12.Het proces-verbaal onderzoek uitvoering RHV-001 van 19 juli 2018 (AMB-002), p. 109.
13.Een geschrift, te weten een overzicht van dividenduitkeringen van en naar [bedrijfsnaam 6] (DOC-061), p. 1325.
14.Een geschrift, te weten een rekeninguittreksel van rekening [bankrekeningnummer 3] bij de VP Bank (DOC-035),
15.Een geschrift, te weten een rekeninguittreksel van rekening [bankrekeningnummer 3] bij de VP Bank (DOC-036),
16.Een geschrift, te weten een rekeninguittreksel van rekening [bankrekeningnummer 3] bij de VP Bank (DOC-037),
17.Een geschrift, te weten een brief van verdachte aan de VP Bank van 9 februari 2007 (DOC-035),
18.Een geschrift, te weten een fax-bericht van verdachte aan de VP Bank van 21 februari 2008
19.Een geschrift, te weten een brief van verdachte aan de VP Bank van 10 februari 2008 (DOC-036), p. 1177.
20.Een geschrift, te weten een brief van verdachte aan de VP Bank van 10 februari 2008 (DOC-036), p. 1183.
21.Een geschrift, te weten een brief van verdachte aan de VP Bank van 10 juli 2009 (DOC-037),
22.Een geschrift, te weten een brief van verdachte aan de VP Bank van 13 oktober 2009 (DOC-037),
23.Het proces-verbaal onderzoek uitvoering RHV-001 (AMB-002), p. 110-112.
24.Een geschrift, te weten een brief van verdachte aan de VP Bank van 13 oktober 2009 (DOC-037),
25.Een geschrift, te weten notulen van de buitengewone vergadering van aandeelhouders van [bedrijfsnaam 11] van 29 januari 2007 (DOC-084), p. 1591).
26.Een geschrift, te weten een schriftelijk besluit van [Bedrijfsnaam 4] van 15 februari 2008 (DOC-090), p. 1603.
27.Een geschrift, te weten een schriftelijk besluit van [Bedrijfsnaam 4] van 16 oktober 2008 (DOC-095), p. 1612.
28.Een geschrift, te weten een schriftelijk besluit van [Bedrijfsnaam 4] van 8 juli 2009 (DOC-100),
29.Een geschrift, te weten de agenda voor de jaarlijkse algemene vergadering van [bedrijfsnaam 6] op 31 januari 2008 (DOC-087), p. 1597.
30.Een geschrift, te weten de agenda voor de jaarlijkse algemene vergadering van [bedrijfsnaam 6] op 8 oktober 2008 (DOC-092), p. 1606.
31.Een geschrift, te weten de agenda voor de jaarlijkse algemene vergadering van [bedrijfsnaam 6] op 31 januari 2009 (DOC-096), p. 1613.
32.Een geschrift, te weten de notulen van de jaarlijkse algemene vergadering van [bedrijfsnaam 6] op 31 januari 2009 (DOC-097), p. 1614 en 1615.
33.Het proces-verbaal dividendconstructie [verdachte] van 20 maart 2019 (AMB-005), p. 130.
34.Het proces-verbaal dividendconstructie [verdachte] van 20 maart 2019 (AMB-005), p. 131.
35.Een geschrift, te weten een overzicht van dividenduitkeringen van en naar [bedrijfsnaam 6] (DOC-061), p. 1325.
36.Het proces-verbaal bevindingen EOB Cyprus (AMB-009), p. 178.
37.Het proces-verbaal dividendconstructie [verdachte] van 20 maart 2019 (AMB-005), p. 133.
38.Een geschrift, te weten een overzicht van dividenduitkeringen van en naar [bedrijfsnaam 6] (DOC-061), p. 1325.
39.Het proces-verbaal bevindingen EOB Cyprus (AMB-009), p. 178.
40.Het proces-verbaal loanbackconstructie [verdachte] (AMB-006), p. 140 en 141.
41.Een geschrift, te weten een overzicht van dividenduitkeringen van en naar [bedrijfsnaam 6] (DOC-061), p. 1325.
42.Het proces-verbaal loanbackconstructie [verdachte] (AMB-006), p. 142.
43.Het proces-verbaal bevindingen bankrekeningen (AMB-004), p. 117, paragraaf 2.3.
44.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 16 februari 2023, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
45.De ambtsedige verklaring inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen van 14 mei 2019 (DOC-170a), p. 2076.
46.De ambtsedige verklaring inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van de Belastingdienst/Centrale administratieve processen van 15 maart 2019 (DOC-074), p. 1382.
47.Een geschrift, te weten de aangifte inkomstenbelasting over 2007 van verdachte en [medeverdachte] (DOC-170), p. 2059-2074.
48.Een geschrift, te weten de aangifte inkomstenbelasting over 2008 van verdachte en [medeverdachte] (DOC-027), p. 1076-1091.
49.Een geschrift, te weten de aangifte inkomstenbelasting over 2009 van verdachte en [medeverdachte] (DOC-028), p. 1092-1106.
50.Een geschrift, te weten de aangifte inkomstenbelasting over 2010 van verdachte en [medeverdachte] (DOC-171), p. 2089-2104.
51.Een geschrift, te weten de aangifte inkomstenbelasting over 2011 van verdachte en [medeverdachte] (DOC-172), p. 2105-2119.
52.Een geschrift, te weten de aangifte inkomstenbelasting over 2012 van verdachte en [medeverdachte] (DOC-173), p. 2120-2136.
53.Een geschrift, te weten de aangifte inkomstenbelasting over 2013 van verdachte en [medeverdachte] (DOC-174), p. 2137-2153.
54.Een geschrift, te weten de aangifte inkomstenbelasting over 2014 van verdachte en [medeverdachte] (DOC-175), p. 2154-2170.
55.Het proces-verbaal onderzoek aangiften inkomstenbelasting van 23 september 2019 (AMB-007), p. 160-163.
56.De ambtsedige verklaring Belastingdienst fiscaal nadeel (DOC-183), p. 2246-2261.