ECLI:NL:RBOVE:2023:993

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
20 maart 2023
Zaaknummer
08.996248-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor schuldwitwassen van luxegoederen en een personenauto

De rechtbank Overijssel heeft op 20 maart 2023 een 30-jarige vrouw veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur voor schuldwitwassen. De verdachte had een Skoda Octavia en luxueuze artikelen aangeschaft met geld waarvan zij redelijkerwijs moest vermoeden dat het afkomstig was uit strafbare feiten gepleegd door haar echtgenoot. De rechtbank oordeelde dat de verdachte had moeten onderzoeken waar het geld vandaan kwam, gezien de extravagante uitgaven en de financiële situatie van haar partner, die eerder was veroordeeld voor een misdrijf. De rechtbank verklaarde de dagvaarding geldig en oordeelde dat de verdachte in ernstige mate tekort was geschoten in haar onderzoeksplicht. De taakstraf werd opgelegd met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank verklaarde ook de in beslag genomen Skoda Octavia verbeurd, omdat deze was aangeschaft met geld dat uit misdrijf afkomstig was. De vorderingen van 48 benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen direct verband was tussen het handelen van de verdachte en de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.996248-18 (P)
Datum vonnis: 20 maart 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1992 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 10 november 2022, 15 februari 2023 en 6 maart 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M. Ruige en van wat door verdachte en haar raadsvrouw mr. C.W. Dirkzwager, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich in de periode van 12 januari 2017 tot en met 21 november 2018 in Lelystad en/of Apeldoorn samen met anderen of alleen schuldig heeft gemaakt aan het schuldwitwassen van een personenauto, tassen en/of schoenen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 januari 2017 tot en met 21 november 2018, in Lelystad en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland,
alleen, althans tezamen en in vereniging met een of meer ander(en),
zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen, hierin bestaande dat zij,
verdachte,
(sub b)
(telkens) een voorwerp, bestaande uit een personenauto en/of één of meerdere tassen en/of schoenen (vindplaats: AMB-035, p. 251-263),
heeft verworven en/of voorhanden heeft (gehad) en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van dit/deze voorwerp(en) gebruik heeft/hebben gemaakt,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) redelijkerwij(s) (ze) moest(en) vermoeden dat dit/deze geldbedrag(en) en/of voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (deels) afkomstig was/waren uit enig(e) misdrij(f)ven.

3.De voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
3.1.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de dagvaarding op een onderdeel nietig te verklaren. Het gaat om het volgende zinsdeel in de tenlastelegging: “een personenauto”. De raadsvrouw heeft betoogd dat de tenlastelegging op dit punt niet voldoet aan de eisen die de wet stelt. De tenlastelegging is onvoldoende feitelijk, nu niet duidelijk is welk voertuig met “een personenauto” wordt bedoeld. Dit zinsdeel betreft op geen enkele wijze een inkadering of inperking van het ten laste gelegde, zodat het volgens de raadsvrouw volstrekt onduidelijk blijft wat nu onder het bereik van het ten laste gelegde valt.
3.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding geldig is, omdat het voor verdachte op basis van het procesdossier voldoende duidelijk is waar zij zich tegen moet verdedigen.
3.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De maatstaf
De rechtbank stelt voorop dat de eisen waar een tenlastelegging aan moet voldoen, zijn opgenomen in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). In de tenlastelegging moeten de beschrijving van het feit, de tijd, de plaats en de wettelijke voorschriften voldoende specifiek zijn vermeld. De tenlastelegging dient een verdachte immers te informeren over het voorval waarvoor hij/zij terecht moet staan, zodat de verdachte weet waar hij/zij zich tegen moet verdedigen.
Een geldige dagvaarding
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier [1] vast dat de zwarte personenauto van het merk Skoda, type Octavia, met het kenteken [kenteken] , bij de doorzoeking van de woning van verdachte en [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) aan [adres 2] op 21 november 2018 op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering door een opsporingsambtenaar onder verdachte in beslag is genomen. [2] Daartoe is een bewijs van ontvangst aan verdachte overgelegd, wat op 22 oktober 2018 door een verbalisant is ondertekend. [3] Deze Skoda Octavia was eigendom van verdachte, want deze is op 21 juni 2018 door verdachte aangeschaft en op haar naam gesteld. Het was ook verdachte die garantie had op de personenauto. [4] Bovendien is verdachte op 1 oktober 2019 door de FIOD over één personenauto gehoord, namelijk de genoemde Skoda Octavia. [5]
Aan verdachte is – kort samengevat – ten laste gelegd dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan het schuldwitwassen van onder meer “een personenauto”. De rechtbank is van oordeel dat deze tenlastelegging, in samenhang met het procesdossier bezien, voldoende duidelijk en bepaald is en ook overigens voldoet aan de in de wet daaraan gestelde eisen. Het is de rechtbank op basis van het procesdossier geenszins gebleken dat onder verdachte een andere personenauto in beslag is genomen dan haar Skoda Octavia en evenmin is de rechtbank anderszins een reden gebleken op grond waarvan verdachte redelijkerwijs mocht veronderstellen dat met het zinsdeel “een personenauto” een andere personenauto dan de Skoda Octavia wordt bedoeld. Verdachte was op de hoogte van de inbeslagneming van de Skoda Octavia die haar eigendom was en is door de FIOD ook enkel over deze personenauto gehoord. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat inbeslagneming van een voorwerp op basis van artikel 94 Sv dient om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen, dan wel ter verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer. Het is voor verdachte helder waartegen zij zich te verdedigen heeft. Dat in het procesdossier wordt gesproken over andere personenauto’s die niet aan verdachte toebehoorden, doet daar niets aan af. De rechtbank verklaart de dagvaarding in haar geheel geldig en verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
3.2
De overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht – overeenkomstig een overgelegd schriftelijk requisitoir – het ten laste gelegde medeplegen van schuldwitwassen wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat verdachte volledig moet worden vrijgesproken, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de personenauto, de tassen en de schoenen aangeschaft waren uit de opbrengsten van enig misdrijf. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte geen verwijt kan worden gemaakt, nu geen sprake is van grovelijk of aanmerkelijk onvoorzichtig handelen aan de zijde van verdachte en dat verdachte evenmin in ernstige mate tekort is geschoten in een op haar rustende onderzoeksplicht.
Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde pleegperiode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017, wat maakt dat in de visie van de verdediging enkel het schuldwitwassen van de personenauto (Skoda Octavia) wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van redengevende feiten en omstandigheden, die in de hierna genoemde bewijsmiddelen zijn vervat en waarop de bewezenverklaring steunt, tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde schuldwitwassen. De rechtbank overweegt als volgt.
De feiten en omstandigheden
De relatie van verdachte met [medeverdachte]
Verdachte en [medeverdachte] hebben sinds 1 januari 2016 een relatie en zij zijn volgens de Nederlandse wet sinds 29 januari 2019 met elkaar gehuwd. [6] Verdachte en [medeverdachte] hebben twee kinderen, te weten: [naam 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2016) en
[naam 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2018). Verdachte heeft dit op de terechtzitting van
15 februari 2023 bevestigd. [7]
Het vermogen van verdachte en [medeverdachte]
Verdachte had eind 2016 de volgende saldi op haar bankrekeningen staan:
  • [rekeningnummer 1] : € 2,--;
  • [rekeningnummer 2] : € 975,--.
Haar echtgenoot, [medeverdachte] , had op zijn bankrekening [rekeningnummer 3] op dat moment het volgende saldo staan: € 8,--. Er stond geen saldo op de bankrekeningen van hun zoontje [naam 1] . [8]
Verdachte had in 2017 een bruto jaarinkomen van € 27.114,--. In 2018 was dit € 30.584,--. De woning aan [adres 3] is op 2 augustus 2016 aangekocht voor een bedrag van
€ 143.351,--, met een hypothecaire lening van € 145.670,--. Het bruto jaarinkomen van
[medeverdachte] bedroeg in 2017 € 52.165,-- en in 2018 € 9.784,--. [9]
[medeverdachte] is op 6 maart 2015 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld voor onder meer een mislukte plofkraak. [10] Verdachte heeft op 1 oktober 2019 daarover bij de FIOD verklaard: ‘
Dat was volgens mij iets met een plofkraak ofzo’. [11] Toen [medeverdachte] op
2 december 2016 op vrije voeten kwam, kwam hij bij verdachte wonen. [12] [medeverdachte] had toen geen inkomen. [13] Voor zover verdachte dacht, had [medeverdachte] evenmin spaargeld. ‘
Alles is toen bij hem in beslag genomen’. [14] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij de vaste lasten betaalde. [15]
De tijdlijn met de voor deze strafzaak verdere redengevende feiten en omstandigheden
Op 12 januari 2017 wordt [bedrijf 1] B.V. door [medeverdachte] opgericht. De oprichting van [bedrijf 2] B.V. heeft plaatsgevonden op 14 februari 2017. [16]
Verdachte heeft bij de FIOD verklaard: ‘
Hij had het idee om zo’n miningbedrijf op te starten. [17]
Hij verkocht miners en als die miners zouden gaan minen, dan zou hij uitkeren’. [18] Verdachte hielp [medeverdachte] wel eens met het schrijven van teksten voor de website van [bedrijf 1] B.V. en het opmaken van standaardcontracten, om bijvoorbeeld de spelling te controleren. [19]
Hoewel verdachte en [medeverdachte] sinds 29 januari 2019 volgens de Nederlandse wet met elkaar zijn gehuwd, hebben zij eerder, op 14 september 2017, een trouwerij op Mallorca gehad. De vliegtickets van de bruiloftsgasten werden door hen betaald. Het bedrijf [bedrijf 3] heeft deze dag georganiseerd, voor een bedrag van € 14.507,--. [20]
[naam 3] (hierna: [naam 3] ), de administratief medewerkster van de bedrijven, heeft op
21 september 2021 tegenover de rechter-commissaris verklaard dat er na de zomer van 2017 een gesprek in de woning van verdachte en [medeverdachte] heeft plaatsgevonden, omdat het niet goed ging met [bedrijf 1] B.V. Dit was een gesprek tussen verdachte, [medeverdachte] en [naam 3] . [21] Op 14 november 2017 wordt [medeverdachte] persoonlijk failliet verklaard. [22] [medeverdachte] heeft op 7 september 2021 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij tegen verdachte heeft gezegd dat het iets ouds betrof en dat hij er met de schuldeiser niet uitkwam. [23] Hoewel op 28 november 2017 in de Volkskrant een artikel verschijnt met de titel ‘
Een Bitcoin is nu 10.000 dollar waard. [medeverdachte] ontdekte hoe je Bitcoins zelf kunt maken’, [24] wordt [bedrijf 2] B.V. op 7 december 2017 in kort geding veroordeeld. Dit vonnis is op 8 december 2017 aan verdachte betekend. [25] Dit heeft verdachte er evenwel niet van weerhouden om [medeverdachte] behulpzaam te zijn bij het opstellen van nieuwe contracten voor klanten. ‘
Zij heeft letterlijk in het weekend van 10 en 11 december 2017 op kantoor gezeten. Om zo snel mogelijk nog heel veel overeenkomsten te maken, terwijl het heel slecht ging en er geen voorraad was. Met het doel om geld binnen te halen. De voorraad werd dubbel verkocht. Serienummers werden dubbel uitgegeven. (…) [medeverdachte] had mij verteld dat ‘we in het weekend hebben gewerkt’, dat wil zeggen [medeverdachte] en [verdachte] en dat [verdachte] hem geholpen had met het opstellen van contracten’, aldus de verklaring van [naam 3] . [26] Op 22 december 2017 worden [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V. (nogmaals) in kort geding veroordeeld. [27]
Op 10 januari 2018 verschijnt er uiteindelijk een artikel in de Volkskrant, met als titel: ‘
Aangifte tegen ‘eerste Nederlandse Bitcoinfabrikant’ wegens oplichting’. [28] [medeverdachte] heeft op 7 september 2021 bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte op enig moment wist dat hij niet aan
minerskon komen, namelijk ‘
toen het artikel in de Volkskrant had gestaan over klanten die niet tevreden waren en [verdachte] dit artikel las’. [29]
De FIOD komt op basis van het door haar verrichte onderzoek tot de conclusie dat [medeverdachte] via de bankrekening van [bedrijf 2] B.V. naar schatting in totaal een bedrag van € 1.298.377 privé heeft aangewend. Dit geld werd onder meer uitgegeven aan casinobezoeken, de genoemde trouwerij op Mallorca, auto’s en motoren, sponsoring van de motorsport en luxegoederen. [30] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard: ‘
Hij ( [medeverdachte] ) moest geregeld weg en vaak ging ik met hem mee. We gingen dan ook wel eens naar het casino. Hier speelde hij altijd het zelfde en won hij vaak geld en met dit geld gingen we dan ook wel eens samen winkelen en kochten we mooie spullen’. [31]
De in beslag genomen voorwerpen van verdachte
De rechtbank heeft reeds eerder in dit vonnis vastgesteld dat op 21 november 2018 onder verdachte een zwarte personenauto van het merk Skoda, type Octavia, met het kenteken
[kenteken] , in beslag is genomen en dat deze personenauto eigendom van verdachte was.
De Skoda Octavia is op 21 juni 2018 door verdachte aangeschaft voor een bedrag van
€ 22.650,--. Op diezelfde datum heeft zij haar Volkswagen Polo ingeruild voor een bedrag van € 11.300,--, wat maakt dat verdachte voor de aankoop van de Skoda Octavia nog een bedrag van € 11.350,-- moest (bij)betalen. [32] De verkoper van [bedrijf 4] B.V., de garage waar de Skoda Octavia is aangeschaft, heeft op 6 december 2018 bij de FIOD verklaard dat op 22 juni 2018 een bedrag van € 11.350,-- is overgemaakt vanaf het rekeningnummer [rekeningnummer 2] . [33]
Uit het onderzoek van de FIOD volgt dat op 21 juni 2018 door [bedrijf 5] een bedrag van
€ 19.000,-- is overgemaakt naar die bankrekening van verdachte, vanwege de verkoop van een [bedrijf 6] door [medeverdachte] . [34] Verdachte heeft dit in de door haar bij de FIOD afgelegde verklaring bevestigd. [35] Over het doel van de aankoop van de Skoda Octavia heeft verdachte bij de FIOD verklaard: ‘
Toen was het volgens mij al niet meer je van het. Ik wilde dat dat werd uitgekeerd aan de familie. (…) Als het dan mis was gegaan, kon ik mijn familie betalen met de verkoop van de Skoda’. [36]
Tijdens de genoemde doorzoeking op 21 november 2018 is ook beslag gelegd op een aanzienlijke hoeveelheid luxueuze handtassen en schoenen. [37] De voorwerpen die van verdachte waren, vertegenwoordigen een getaxeerde waarde van € 23.236,--. [38]
Verdachte heeft bij de FIOD verklaard dat deze goederen zijn aangeschaft met geld van
[medeverdachte] . [39] Ook ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij deze spullen samen met [medeverdachte] heeft gekocht, zij het van geld dat was gewonnen in het casino. [40]
Schuldwitwassen
Het beoordelingskader
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling voor schuldwitwassen in de zin van artikel 420quater lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) tenminste vereist is dat de verdachte ‘redelijkerwijs moest vermoeden’ dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk –uit enig misdrijf afkomstig was. Het gaat hierbij om de vraag of de verdachte ten tijde van het verwerven en/of voorhanden hebben van het voorwerp, gelet op de omstandigheden van het geval, onderzoek had moeten doen naar de herkomst van dit voorwerp. Wanneer de omstandigheden van het geval maken dat er op de verdachte een dergelijke onderzoekplicht rustte en de verdachte daarin in ernstige mate tekort is geschoten, is sprake van de voor schuldwitwassen vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid die maakt dat de verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat het voorwerp van enig misdrijf afkomstig was. Dit vermoeden kan ook op een later moment opkomen. Blijft een persoon dit voorwerp dan toch onder zich houden, dan maakt deze zich ook schuldig aan schuldwitwassen.
‘Afkomstig uit enig misdrijf’
De rechtbank heeft in het vonnis in de strafzaak tegen [medeverdachte] , gewezen op 20 maart 2023, geoordeeld dat hij in de periode van 12 januari 2017 tot en met 21 november 2018 geldbedragen (in totaal € 2.533.231,88) heeft witgewassen en daar een gewoonte van heeft gemaakt, dan wel zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan eenvoudig witwassen van die geldbedragen. De geldbedragen waren uit een door hem gepleegd misdrijf afkomstig, namelijk ponzifraude (feitelijk leidinggeven aan (medeplegen van) oplichting, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd). [41] De voorwerpen die in deze periode (deels) met geld ‘van’ [medeverdachte] zijn aangeschaft, hebben dus geen legale herkomst.
De rechtbank stelt op basis daarvan en de eerder weergegeven bewijsmiddelen vast dat verdachte in de periode van 12 januari 2017 tot en met 21 november 2018 in Nederland een personenauto (Skoda Octavia), tassen en schoenen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl deze – middellijk – uit
enig misdrijfafkomstig waren. Immers, de geldbedragen die voor de aanschaf van deze voorwerpen zijn aangewend zijn (deels) uit enig misdrijf afkomstig en dit brengt met zich dat de voorwerpen middellijk (deels) uit enig misdrijf afkomstig zijn. Dat een deel van de goederen is aangeschaft met geld dat volgens de verklaring van verdachte is gewonnen met gokken in het casino, doet daaraan niet af, nu de inzet in het casino is bekostigd door [medeverdachte] met geld dat, al dan niet middellijk, van misdrijf afkomstig was.
‘Redelijkerwijs moest vermoeden’
De rechtbank kan op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting op
15 februari 2023 niet vaststellen dat verdachte in de ten laste gelegde periode daadwerkelijk op de hoogte was van het reilen en zeilen van de zaken van [medeverdachte] en de door hem gepleegde strafbare feiten. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat de enkele omstandigheid dat verdachte samen met [medeverdachte] een huishouden vormde op zichzelf niet met zich brengt dat verdachte in de ten laste gelegde periode op de hoogte was van de (herkomst van de) inkomsten van [medeverdachte] . De rechtbank is echter van oordeel dat verdachte ten tijde van het verwerven en voorhanden hebben van de Skoda Octavia en het voorhanden (blijven) hebben van de tassen en de schoenen redelijkerwijs moest vermoeden dat deze voorwerpen – middellijk – (deels) uit enig misdrijf afkomstig waren.
De rechtbank overweegt daartoe dat [medeverdachte] niet of nauwelijks over geld beschikte toen hij bij verdachte kwam wonen en dat verdachte daarom de vaste lasten betaalde. Het kan daarom niet anders zijn dan dat verdachte, nadat [medeverdachte] zijn bedrijven had opgezet, iets heeft gemerkt van het exorbitant toegenomen bestedingspatroon van haar en haar echtgenoot. Uit de voormelde tijdlijn volgt vervolgens in het bijzonder dat in het bijzijn van verdachte zeer extravagante uitgaven zijn gedaan, zulks terwijl het een feit van algemene bekendheid is dat een persoon met een modaal inkomen die uitgaven normaliter niet kan doen. Daarnaast is [medeverdachte] op 14 november 2017 persoonlijk failliet verklaard. Tijdens dat faillissement heeft verdachte toch een auto weten aan te schaffen waarvoor zij €11.350 moest bijbetalen, waarbij [medeverdachte] ervoor heeft gezorgd heeft dat dit bedrag voor verdachte beschikbaar was. Bovendien heeft verdachte over het doel van de aankoop van die Skoda Octavia op 22 juni 2018 verklaard dat het al niet meer het ‘
je van het’ was. Afgezet tegen het legaal besteedbare gezinskomen en ‘de omstandigheden van het geval’ die uit de eerder in dit vonnis beschreven tijdlijn volgen, had verdachte, naar het oordeel van de rechtbank, ten minste na het persoonlijke faillissement van [medeverdachte] (en dus niet pas zoals de verdediging subsidiair heeft betoogd op het moment van de publicatie van het Volkskrant-artikel op 10 januari 2018) op grond van haar eigen waarnemingen onderzoek moeten doen naar de herkomst van de geldbedragen die voor de aanschaf van de Skoda Octavia, de tassen en de schoenen zijn aangewend. Vanaf dat moment had zij kunnen weten dat het niet goed ging met de zaken van [medeverdachte] en dat de door hem gehanteerde handelwijze niet zuiver was. Zij heeft echter nagelaten daar voldoende onderzoek naar te doen. Verdachte is dan ook in ernstige mate tekortgeschoten in de op haar rustende onderzoeksplicht, wat maakt dat zij aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld. Het subsidiaire betoog van de verdediging dat niet kan worden vastgesteld dat de luxueuze tassen en schoenen in de ten laste gelegde periode zijn aangeschaft, staat niet in de weg aan een bewezenverklaring van ‘het voorhanden hebben’ van deze voorwerpen nu vaststaat dat deze bekostigd zijn met geld dat – middellijk – (deels) uit enig misdrijf afkomstig was en verdachte deze voorwerpen onder zich is blijven houden nadat zij dit redelijkerwijs moest vermoeden. De rechtbank acht het ten laste gelegde schuldwitwassen wettig en overtuigend bewezen vanaf het moment dat [medeverdachte] failliet is verklaard op 14 november 2017.
Individuele pleger
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting op 15 februari 2023 geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om vast te kunnen stellen verdachte het schuldwitwassen ‘tezamen en in vereniging met een of meer ander(en)’ heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 14 november 2017 tot en met 21 november 2018 in Nederland,
zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen, hierin bestaande dat zij, verdachte,
(telkens) een voorwerp, bestaande uit een personenauto, tassen en schoenen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl zij, verdachte, redelijkerwijs moest vermoeden dat deze voorwerpen - middellijk - (deels) afkomstig waren uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 420quater lid 1 aanhef en onder b Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
schuldwitwassen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van honderdtachtig uren, te vervangen door negentig dagen hechtenis, indien zij deze niet of niet naar behoren verricht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat, indien verdachte wordt veroordeeld, aan verdachte een taakstraf moet worden opgelegd van kortere duur dan de officier van justitie heeft gevorderd, omdat in sterkere mate rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van het gepleegde feit
De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij heeft weggekeken van de herkomst van de geldbedragen die zijn aangewend om haar Skoda Octavia en luxueuze artikelen aan te kunnen schaffen. Zij heeft haar partner geen vragen gesteld over de herkomst van zoveel geld. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan schuldwitwassen. De gebruikte geldbedragen waren afkomstig uit door haar echtgenoot gepleegde stafbare feiten en verdachte moest dit ten tijde van het verwerven en voorhanden hebben van de Skoda Octavia en het voorhanden (blijven) hebben van de luxueuze tassen en schoenen redelijkerwijs vermoeden. Verdachte heeft zich echter totaal niet kritisch opgesteld en geprofiteerd van de door haar echtgenoot gepleegde strafbare feiten. Door crimineel geld in het legale betalingsverkeer te brengen, heeft verdachte schuld aan het meewerken aan het verhullen van criminele activiteiten en de inkomsten daaruit.
De persoon van verdachte
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 13 februari 2023 volgt dat verdachte niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is geweest. De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op wat verdachte en haar raadsvrouw ter terechtzitting hebben toegelicht. Verdachte heeft samen met haar partner twee (minderjarige) kinderen en zij werkt parttime als chemisch analist in een ziekenhuis.
De strafoplegging
De straf
De rechtbank neemt bij het bepalen van de strafmodaliteit en de strafmaat de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor fraude als uitgangspunt, waarbij het bedrag dat met de fraude gemoeid is in grote mate bepalend is voor de hoogte van de straf. Het bedrag dat – in het licht van het procesdossier – gemoeid is gegaan met het schuldwitassen van de Skoda Octavia en de luxueuze artikelen, betreft een bedrag van naar schatting € 34.586,--. Voor een dergelijk fraudebedrag hanteert het LOVS als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee tot vijf maanden, dan wel de oplegging van een taakstraf. De rechtbank neemt in strafmatigende zin in aanmerking dat ook verdachte in zekere zin door haar partner in het ootje is genomen. Verdachte heeft bovendien, in tegenstelling tot haar partner, verantwoordelijkheid genomen door ter terechtzitting te verschijnen en verantwoording af te leggen, waarbij zij zich ook schuldbewust heeft getoond. De rechtbank zal voorts rekening houden met de hierna nog te bespreken verbeurdverklaring als bijkomende straf, hetgeen voor verdachte een flinke financiële sanctie is.
De redelijke termijn
De rechtbank zal in stafmatigende zin rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM. De doorzoeking van de woning van verdachte heeft op 21 november 2018 plaatsgevonden. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat verdachte rekening kon houden met strafrechtelijke vervolging. De datum dat vonnis wordt gewezen is 20 maart 2023, wat een overschrijding van de redelijke termijn betekent van twee jaren en vier maanden. De rechtbank zal deze overschrijding verdisconteren in de strafmaat.
In beginsel acht de rechtbank, alles afwegende, een taakstraf van honderdtachtig uren passend en geboden, maar de rechtbank zal, in sterke mate rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en alle (persoonlijke) omstandigheden afwegende, de door de officier van justitie gevorderde taakstraf met een derde verminderen en verdachte veroordelen tot een onvoorwaardelijke taakstraf van honderdtwintig uren. De rechtbank acht deze straf, gelet op het hiervoor overwogene, passend en geboden.
7.4
Het in beslag genomen voorwerp
De standpunten
De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder verdachte in beslag genomen personenauto verbeurd wordt verklaard. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het in beslag genomen voorwerp aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring: personenauto (Skoda Octavia)
De rechtbank is op basis van wat zij eerder in dit vonnis heeft beschreven van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen Skoda Octavia op grond van de artikelen 33 en 33a vatbaar is voor verbeurdverklaring, omdat dit een voorwerp is dat aan verdachte toebehoort (zowel ten tijde van de inbeslagneming als het onderzoek ter terechtzitting op 15 februari 2023) en dat geheel of grotendeels uit de baten van enig strafbaar feit zijn verkregen nu de Skoda Octavia middellijk (deels) uit de opbrengst van enig misdrijf afkomstig is. De rechtbank zal de personenauto verbeurd verklaren.

8.De schade van benadeelden

De vorderingen
In deze strafzaak hebben zich 48 personen als benadeelde partij in het strafproces gevoegd. Zij vorderen verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen, te vermeerderen met de daartoe geldende wettelijke rente, vanwege het feit dat zij zijn opgelicht door het handelen van of namens [bedrijf 1] B.V. en/of [bedrijf 2] B.V.. De betreffende benadeelde partijen en de door hen gevorderde bedragen zijn in de hierna weergegeven tabel vermeld.
Benadeelde partij
Totaal gevorderde bedrag aan schadevergoeding
1
[benadeelde 1]
€ 43.809,--
2
[benadeelde 2]
€ 97.420,15
3
[benadeelde 3]
€ 54.600,--
4
[benadeelde 4]
€ 13.450,--
5
[benadeelde 5]
€ 399.968,76
6
[benadeelde 6]
€ 6.100,--
7
[benadeelde 7]
€ 23.400,--
8
[benadeelde 8] ,
namens de eenmanszaak [bedrijf 7]
€ 79.832,73
9
[benadeelde 9]
€ 55.174,97
10
[benadeelde 10]
€ 147.111,40
11
[benadeelde 11]
€ 6.220,--
12
[benadeelde 12] ,
namens [bedrijf 8]
€ 50.913,--
13
[benadeelde 13]
€ 19.009,18
14
[benadeelde 14]
€ 13.395,22
15
[benadeelde 15]
€ 347.598,33
16
[benadeelde 16]
€ 43.809,--
17
[benadeelde 17] ,
namens [bedrijf 9] B.V.
€ 12.310,--
18
[benadeelde 18]
€ 6.155,--
19
[benadeelde 19]
€ 8.930,--
20
[benadeelde 20]
€ 68.230,--
21
[benadeelde 21]
€ 14.038,84
22
[benadeelde 22]
€ 19.417,24
23
[benadeelde 23]
€ 17.390,44
24
[benadeelde 24]
€ 13.207,50
25
[benadeelde 25]
€ 140.653,26
26
[benadeelde 26] ,
namens [bedrijf 10] B.V.
€ 199.091,--
27
[benadeelde 27]
€ 23.331,84
28
[benadeelde 28]
€ 348.935,47
29
[benadeelde 29]
€ 31.029,--
30
[benadeelde 30]
€ 25.000,--
31
[benadeelde 31]
€ 4.755,--
32
[benadeelde 32]
€ 30.774,99
33
[benadeelde 33]
€ 17.860,--
34
[benadeelde 34] , namens de eenmanszaak [bedrijf 11]
€ 18.544,70
35
[benadeelde 35]
€ 87.087,61
36
[benadeelde 36] ,
namens de eenmanszaak [bedrijf 12] en de eenmanszaak [bedrijf 13]
€ 250.000,--
37
[benadeelde 37]
€ 32.400,--
38
[benadeelde 38]
€ 72.374,15
39
[benadeelde 39]
€ 6.166,55
40
[benadeelde 40]
€ 22.319,08
41
[benadeelde 41] ,
namens [bedrijf 14] B.V.
€ 12.310,--
42
[benadeelde 42]
€ 343.443,33
43
[benadeelde 43]
€ 19.020,--
44
[benadeelde 44]
€ 12.200,--
45
[benadeelde 45]
€ 6.155,--
46
[benadeelde 46]
€ 52.943,56
47
[benadeelde 47]
€ 73.466,90
48
[benadeelde 48]
€ 70.200,--
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is – met de officier van justitie en de verdediging – van oordeel dat de vorderingen van alle benadeelde partijen in deze strafzaak niet-ontvankelijk moeten verklaard. Immers, niet kan worden vastgesteld dat tussen het bewezen verklaarde handelen van verdachte en de door de benadeelde partijen geleden schade voldoende rechtstreeks verband bestaat om te kunnen aannemen dat de benadeelde partijen door dit handelen rechtstreeks schade hebben geleden.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust naast de hiervoor genoemde wetsartikelen ook op de artikelen 9, 22c en 22d Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
geldigheid dagvaarding
- verklaart de dagvaarding geldig;

bewezenverklaring

- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
schuldwitwassen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, en beveelt voor het geval dat verdachte de taakstraf niet (naar behoren) verricht dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
het in beslag genomen voorwerp
-
verklaart verbeurdde in beslag genomen
personenauto (Skoda Octavia);
de vorderingen van de benadeelde partijen
- bepaalt
ten aanzien van de in de hierna weergegeven tabel genoemdebenadeelde partijen (genummerd als 1 tot en met 48), die ten aanzien van het aan verdachte ten laste gelegde een vordering tot schadevergoeding hebben ingediend, in het geheel
niet-ontvankelijkzijn in de vordering en dat elk van de benadeelde partij zijn/haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Benadeelde partij
1
[benadeelde 1]
2
[benadeelde 2]
3
[benadeelde 3]
4
[benadeelde 4]
5
[benadeelde 5]
6
[benadeelde 6]
7
[benadeelde 7]
8
[benadeelde 8] ,
namens de eenmanszaak [bedrijf 7]
9
[benadeelde 9]
10
[benadeelde 10]
11
[benadeelde 11]
12
[benadeelde 12] ,
namens [bedrijf 8]
13
[benadeelde 13]
14
[benadeelde 14]
15
[benadeelde 15]
16
[benadeelde 16]
17
[benadeelde 17] ,
namens [bedrijf 9] B.V.
18
[benadeelde 18]
19
[benadeelde 19]
20
[benadeelde 20]
21
[benadeelde 21]
22
[benadeelde 22]
23
[benadeelde 23]
24
[benadeelde 24]
25
[benadeelde 25]
26
[benadeelde 26] ,
namens [bedrijf 10] B.V.
27
[benadeelde 27]
28
[benadeelde 28]
29
[benadeelde 29]
30
[benadeelde 30]
31
[benadeelde 31]
32
[benadeelde 32]
33
[benadeelde 33]
34
[benadeelde 34] , namens de eenmanszaak [bedrijf 11]
35
[benadeelde 35]
36
[benadeelde 36] ,
namens de eenmanszaak [bedrijf 12] en de eenmanszaak [bedrijf 13]
37
[benadeelde 37]
38
[benadeelde 38]
39
[benadeelde 39]
40
[benadeelde 40]
41
[benadeelde 41] ,
namens [bedrijf 14] B.V.
42
[benadeelde 42]
43
[benadeelde 43]
44
[benadeelde 44]
45
[benadeelde 45]
46
[benadeelde 46]
47
[benadeelde 47]
48
[benadeelde 48]
Dit vonnis is gewezen door mr. D. ten Boer, voorzitter, mr. H. Manuel en mr. J.T. Pouw, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Klunder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2023.

Voetnoten

1.Indien hierna wordt verwezen naar documenten/dossierpagina’s, zijn dit documenten of (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier van de Belastingdienst/FIOD, kantoor Zwolle, genaamd Geppetto, met onderzoeksnummer 62627. Er wordt steeds verwezen naar documenten/bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld.
2.IBN-001-05, pagina’s 467 en 468, inhoudende een kennisgeving van inbeslagneming van de Skoda Octavia.
3.IBN-001-05a, pagina’s 469 en 470, inhoudende een bewijs van ontvangst van de Skoda Octavia.
4.DOC-064, pagina’s 726 tot en met 731, inhoudende een verkoopfactuur en een orderbevestiging van de Skoda Octavia, een machtiging/wilsverklaring van het RDW, een tenaamstellingsverslag van het RDW en een garantiecertificaat van Autotrust.
5.V-002-01, pagina’s 627 tot en met 638.
6.AMB-040, pagina 1, de eerste, de tweede en de derde zin onder het kopje ‘Relatie [verdachte] en [medeverdachte] ’, en V-002-01, pagina 629, de derde alinea van onderen.
7.Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting op 15 februari 2023, met de door verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting afgelegde verklaring.
8.AMB-040, pagina 2, de derde alinea en de vierde alinea (met de tabel waarin een overzicht is weergegeven van de saldi).
9.AMB-040, pagina 1, de alinea’s onder het kopje ‘Financiële situatie [verdachte] en [medeverdachte] bij aanvang van de onderzoeksperiode, en pagina 2, de eerste drie alinea’s.
10.Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting op 15 februari 2023, met de feiten en omstandigheden die in het schriftelijk requisitoir van de officier van justitie zijn gesteld en die in zoverre niet zijn betwist.
11.V-002-01, pagina 630, de vierde alinea van onderen.
12.V-002-01, pagina 630, de tweede alinea van onderen.
13.V-002-01, pagina 630, de laatste alinea.
14.V-002-01, pagina 631, de eerste alinea.
15.Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting op 15 februari 2023, met de door verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting afgelegde verklaring.
16.DOC-001 en DOC-002, inhoudende uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.
17.V002-01, pagina 632, de eerste zin van het antwoord op de vraag in de zesde alinea.
18.V002-01, pagina 632, de zevende alinea.
19.V002-01, pagina 633, de achtste en negende alinea.
20.AMB-040, pagina 4, de alinea onder het kopje ‘De trouwerij op Mallorca’.
21.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] door de rechter-commissaris op 21 september 2021, de vierde pagina.
22.G-002-01, pagina 662.
23.Het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte] door de rechter-commissaris op
24.DOC-004, inhoudende een artikel van de Volkskrant van 28 november 2017.
25.Het vonnis in kort geding van 7 december 2017, pagina’s 1266 tot en met 1272, en het exploot van de deurwaarder, pagina’s 1273 tot en met 1275.
26.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] door de rechter-commissaris op 21 september 2021, de tweede en derde pagina.
27.Het vonnis in kort geding van 22 december 2017, pagina’s 1930 tot en met 1934.
28.DOC-101 en de daarbij gevoegde bijlagen met het vonnis in kort geding van 7 december 2017 en het exploot van de deurwaarder.
29.Het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte] door de rechter-commissaris op
30.AMB-035, inhoudende het proces-verbaal van onderzoek naar de geldstromen, en AMB-040, inhoudende een proces-verbaal van bevindingen over de wetenschap van [verdachte] bij (schuld)witwassen.
31.Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting op 15 februari 2023, met de door verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting afgelegde verklaring.
32.DOC-064, pagina’s 726 tot en met 731, inhoudende een verkoopfactuur en een orderbevestiging van de Skoda Octavia.
33.G-009-01.
34.AMB-036, inhoudende het onderzoek naar de aankoop van de Soda Octavia.
35.V-002-01, pagina’s 638, de eerste alinea.
36.V-002-01, pagina 638, de tweede alinea.
37.AMB-025, pagina’s 198 tot en met 200, inhoudende een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, met daaraan gehecht de beslaglijst met de vermelding van de voorwerpen die de rechter-commissaris tijdens de doorzoeking in beslag heeft genomen (pagina’s 201 tot en met 203).
38.AMB-041.
39.V-002-01, pagina’s 636 en 637.
40.Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting op 15 februari 2023, met de door verdachte tijdens het onderzoek ter terechtzitting afgelegde verklaring.
41.Het vonnis van de rechtbank Overijssel van 20 maart 2021, inhoudende een vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen [medeverdachte] (parketnummer: 08.996147-18).