4.1.[verzoeker] verzoekt dat de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primairi) de opzegging van de arbeidsovereenkomst vernietigt;
ii) [verweerder] veroordeelt om aan [verzoeker] te betalen het (achterstallig) loon vanaf 10 november 2022 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd.
iii) [verweerder] veroordeelt om aan [verzoeker] te betalen de wettelijke verhoging over het achterstallige loon sub II ex artikel 7:625 BW, alsmede de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening.
Subsidiairiv) [verweerder] veroordeelt om aan [verzoeker] te betalen de verschuldigde transitievergoeding van € 238,31 bruto, te verhogen met de wettelijke rente vanaf 10 december 2022;
v) [verweerder] veroordeelt om aan [verzoeker] te voldoen een billijke vergoeding van € 8.000,00;
vi) [verweerder] veroordeelt om aan [verzoeker] te betalen de uitbetaling van zijn vakantiegeld, alsmede de uitbetaling van de niet genoten vakantie-/verlofdagen en dit te verhogen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging van 7:625 BW;
vii) [verweerder] veroordeelt om aan [verzoeker] een schriftelijke en deugdelijke netto/bruto specificatie te verstrekken, waarin de bedragen van iv) tot en met vi) zijn verwerkt, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 5.000,00 voor elke dag na betekening van de beschikking dat [verweerder] niet voldoet aan de beschikking.
Primair en subsidiair:
ix) [verweerder] veroordeelt om aan [verzoeker] te betalen het (achterstallig) loon vanaf 3 oktober 2022 tot 10 november 2022;
x) [verweerder] veroordeelt om aan [verzoeker] te betalen de wettelijke verhoging over het achterstallige loon sub IX ex artikel 7:625 BW, alsmede de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening;
xi) [verweerder] veroordeelt tot het aanmelden en afdragen van premies/bedragen aan het Pensioenfonds (bpfBouw) vanaf 3 oktober 2022 tot dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd, alsmede hiervan een bewijs aan [verzoeker] te doen toekomen, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag, met een maximum van € 5.000,00 voor elke dag na betekening van de beschikking dat [verweerder] hieraan niet voldoet;
xii) [verweerder] veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na dagtekening van de in deze te wijzen beschikking en eveneens vermeerderd met nakosten.