ECLI:NL:RBOVE:2023:940
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen intrekking drank- en horecavergunning, speelautomatenvergunning en vrijstelling exploitatievergunning op grond van de Wet Bibob
In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiseres tegen de intrekking van haar drank- en horecavergunning, speelautomatenvergunning en vrijstelling van de plicht om een exploitatievergunning te hebben, behandeld. De intrekking vond plaats op basis van adviezen van het Landelijk Bureau Bibob (LBB), die voldoende aanwijzingen gaven dat eiseres in relatie staat tot strafbare feiten gepleegd door [naam 5]. De rechtbank oordeelt dat de intrekking van de vergunningen niet onevenredig is in verhouding tot de te dienen doelen, zoals de openbare orde en veiligheid.
Eiseres, die een horeca-inrichting exploiteert, had eerder vergunningen verkregen, maar deze werden ingetrokken na een onderzoek naar de betrokkenheid van [naam 5], die op grote schaal strafbare feiten had gepleegd. Eiseres voerde aan dat er ten tijde van het bestreden besluit geen samenwerkingsverband meer was met [naam 5], maar de rechtbank oordeelt dat de adviezen van het LBB voldoende basis bieden voor de conclusie dat er nog steeds een zakelijk samenwerkingsverband bestond. De rechtbank concludeert dat de intrekking van de vergunningen gerechtvaardigd is en dat het beroep ongegrond is.
De rechtbank benadrukt dat de financiële gevolgen voor eiseres inherent zijn aan de beslissing van verweerder en dat het algemeen belang zwaarder weegt dan de belangen van eiseres. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiseres geen recht heeft op proceskostenvergoeding.