ECLI:NL:RBOVE:2023:868

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
ak_22_1853
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag definitieve berekening tegemoetkoming NOW-1; Hero-subsidie gerekend tot omzet

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van [naam vennootschap] B.V. tegen de afwijzing van haar aanvraag om een definitieve berekening van de tegemoetkoming op grond van de eerste Noodmaatregel Overbrugging voor behoud van Werkgelegenheid (NOW-1). De aanvraag werd door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid afgewezen, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden van de NOW-1, waarbij een omzetverlies van 20% of meer vereist is. De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

Eiseres had eerder een tegemoetkoming van € 11.413 ontvangen, maar verweerder stelde dat de Hero-subsidie die eiseres had ontvangen, tot de omzet moest worden gerekend. Eiseres betwistte dit en stelde dat de subsidie in mindering moest worden gebracht op de omzet, omdat het een kostensubsidie betreft. De rechtbank oordeelde echter dat de Hero-subsidie terecht tot de omzet is gerekend, en dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor de NOW-1. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was, wat betekent dat eiseres geen tegemoetkoming ontvangt en ook geen griffierecht of proceskosten vergoed krijgt.

De rechtbank benadrukte dat de NOW-1 is bedoeld om werkgevers te ondersteunen bij loonkosten in geval van een acute terugval in de omzet van ten minste 20%. In dit geval was er geen sprake van een dergelijke terugval, waardoor de afwijzing van de aanvraag door verweerder terecht was.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 22/1853

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam vennootschap] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: L. ten Bokum),
en
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,(verweerder)
(gemachtigde: mr. E. van den Brink).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een definitieve berekening van de tegemoetkoming op grond van de eerste Noodmaatregel Overbrugging voor behoud van Werkgelegenheid (NOW 1).
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 18 november 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 7 september 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, [naam 2] en [naam 3] (directeur van [naam vennootschap] ) en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

Op 20 mei 2020 heeft eiseres een aanvraag gedaan voor een tegemoetkoming op grond van de NOW-1 voor de maanden maart, april en mei 2020. Bij besluit van 26 mei 2020 heeft verweerder aan eiseres een tegemoetkoming toegekend van € 11.413, waarvan een voorschot van € 9.129 wordt uitbetaald in drie termijnen. Dit bedrag is een tegemoetkoming in de loonkosten, op basis van het verwachte omzetverlies over de periode van 1 mei 2020 tot en met 31 juli 2020. Op een later moment wordt de definitieve tegemoetkoming vastgesteld. Eiseres heeft voor deze definitieve tegemoetkoming onderhavige aanvraag ingediend. Dat heeft geleid tot de besluitvorming weergegeven onder het kopje ‘inleiding.’
Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van de NOW-1. Er is volgens verweerder sprake van 17% omzetverlies. Om recht te hebben op een definitieve tegemoetkoming is een omzetverlies van 20% of meer vereist. Hier is geen sprake van. Het voorschot dat eiseres heeft ontvangen moet zij dan ook terugbetalen.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een definitieve berekening van de tegemoetkoming op grond van de NOW-1. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Beroepsgronden
2. Eiseres stelt primair dat verweerder uitgaat van een onjuist omzetbegrip. Verweerder heeft ten onrechte de subsidie die eiseres heeft ontvangen van Hero/Eurostars (Hero-subsidie) tot de omzet gerekend. Dit is onterecht omdat deze subsidie in mindering gebracht moet worden op de omzet. Het is namelijk een kostensubsidie. Als deze in mindering wordt gebracht op de omzet dan voldoet eiseres aan de voorwaarden van de NOW 1.
Subsidiair stelt eiseres dat, als deze subsidie wel tot de omzet gerekend moet worden, het niet behoort tot omzet voortkomende uit de reguliere bedrijfsactiviteiten. Volgens artikel 377, zesde lid van boek 2 BW kunnen opbrengsten alleen tot de omzet worden gerekend als deze afkomstig zijn uit levering van goederen en diensten. Eiseres stelt dat het ontvangen van een subsidie daartoe niet gerekend kan worden.
Meer subsidiair stelt eiseres dat als de subsidie wel tot de reguliere bedrijfsactiviteiten behoort, zij van mening is dat deze in dit geval moet worden uitgezonderd. De TVL (tegemoetkoming vaste lasten) wordt vanaf NOW 3 immers ook niet meer als omzet gezien. De WBSO (Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk) is ook uitgezonderd.
Ten slotte stelt eiseres dat zij de NOW nodig heeft gehad om de lonen van haar medewerkers te kunnen voldoen, waarvoor de NOW ook bedoeld is. De subsidie van Hero/Eurostars kon en mocht hiervoor niet gebruikt worden.
Oordeel van de rechtbank
3. Niet in geschil is de berekening die aan het bestreden besluit ten grondslag ligt. Partijen zijn verdeeld over de vraag of de Hero-subsidie tot de omzet behoort zoals bedoeld in de NOW 1.
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht de Hero-subsidie tot de omzet, zoals bedoeld in de NOW-1, heeft gerekend. Het beroep is daarom ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5.1
Ten eerste verwijst de rechtbank naar de bewoordingen van de NOW-1.
“In artikel 1, tweede lid, van de NOW-1 is bepaald dat onder omzet in deze regeling wordt verstaan de netto-omzet zoals gedefinieerd in artikel 377, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, gecorrigeerd voor de in de winst-en-verliesrekening verantwoorde wijziging in onderhanden projecten en bepaald op basis van grondslagen en detailtoepassingen die consistent zijn met de grondslagen en detailtoepassingen zoals deze door de werkgever zijn gehanteerd in de laatste voor 1 maart 2020 vastgestelde jaarrekening, mits deze conform de wet- en regelgeving is opgesteld. Voor natuurlijke personen is dit de omzetbepaling die de basis is geweest voor de laatst vastgestelde aangifte voor de Wet inkomstenbelasting 2001, mits deze conform de wet- en regelgeving is opgesteld. Alle baten die voortkomen uit de uitvoering van normale activiteiten van een organisatie, ook als deze gewoonlijk met een andere term dan omzet worden aangeduid, vallen onder omzet in de zin van deze regeling.”
Voorts verwijst de rechtbank naar twee passages in de Nota van Toelichting bij de NOW-1. [1]
“Kern is dat het omzetbegrip in deze regeling zo dicht mogelijk aansluit bij het activiteitenniveau van de onderneming, instelling, of het concern.(…) Op grond van de begrippen in het Burgerlijk Wetboek (artikel 377, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek) en de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving (RJ 940) wordt uitgegaan van de netto-omzet, waarbij het gaat om de opbrengst uit levering van goederen en diensten uit het bedrijf van de rechtspersoon onder aftrek van kortingen en dergelijke van over de omzet geheven belasting. Opbrengsten zijn baten die ontstaan bij de uitvoering van de normale activiteiten van een onderneming. Dit betekent dat omzet wordt verantwoord als de activiteiten betrekking hebben op de levering van goederen of diensten voor een specifieke klant waarmee een (verkoop)contract is gesloten”.
en
“Bij sommige werkgevers is het ‘normale’ omzetbegrip van opbrengsten uit goederen en diensten niet goed toepasbaar. Hierbij kan worden gedacht aan diverse not-for-profit organisaties waar in plaats van een winst-en-verliesrekening een exploitatierekening of staat van baten en lasten wordt opgesteld. Baten die voortvloeien uit normale activiteiten van deze rechtspersoon worden in veel gevallen met een andere benaming aangeduid. De opbrengsten uit de reguliere bedrijfsactiviteiten worden hier ook wel aangeduid als baten. Deze worden voor het doel van deze regeling meegenomen met de omzet. Deze werkgevers krijgen namelijk financiering vanuit (semi)publieke middelen en dat zorgt natuurlijk ook voor opbrengsten van waaruit de loonkosten worden betaald. Daarom worden de baten, opbrengsten en andere voordelen, zoals uitkeringen, subsidies, renteopbrengsten en bijdragen vanuit een overheidsinstelling of andere opbrengsten, zoals giften, of declaraties vanuit zorgverzekeraars ook als omzet gezien voor deze regeling. Indien er sprake is van een (meer-)jaarlijkse subsidie (of andere baten) of langer tijdvak dan het aanvraagtijdvak moeten deze inkomsten naar rato worden verdeeld over die maanden voor zover de grondslagen die worden gehanteerd in de jaarrekening hier niet reeds in voorzien.”
5.2
Dit in samenhang gelezen leidt de rechtbank tot de conclusie dat er voor de NOW-1 een breder omzetbegrip wordt gehanteerd dan alleen het omzetbegrip uit Boek 2 BW, namelijk met de uitbreiding van de baten die voortkomen uit de uitvoering van normale activiteiten van een organisatie. In de nota van toelichting wordt zoals hierboven aangegeven, in het bijzonder ook gewezen op subsidies en deze zijn bewust niet uitgezonderd van het omzetbegrip.
5.3
Doorslaggevend is in dat geval of deze baten zijn voortgekomen uit de uitvoering van de normale activiteiten van de organisatie. De rechtbank is van oordeel dat daar sprake van is.
Verweerder heeft het rapport van bevindingen van 8 november 2021 van het onderzoek dat is uitgevoerd door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mede aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegd. Hieruit blijkt dat de Hero-subsidie is ontvangen ter dekking van (een deel van) de kosten, voor het ontwikkelen van een nieuw type robot. Het ontwikkelen van schoonmaakrobots behoort tot de normale activiteiten van eiseres. Eiseres heeft ter zitting ook toegelicht dat het ontwikkelen van dit nieuwe type anders op een later moment zou hebben plaatsgevonden vanwege de hoge kosten, maar zij zou dit dus wel hebben gedaan. Dankzij de subsidie kon dit eerder uitgevoerd worden. Zij beoogde daarmee tevens om haar concurrentiepositie op de Europese markt te kunnen behouden. De Hero-subsidie kwam hiermee het bedrijf van eiseres ten goede, omdat met dit type robot op den duur extra omzet wordt behaald.
De rechtbank volgt eiseres verder niet in haar betoog dat deze subsidie van het omzetbegrip zou moeten worden uitgezonderd. Er zijn een aantal uitzonderingen gemaakt op het omzetbegrip. Daar is deze subsidie er echter niet één van.
Dat de TVL vanaf de NOW-3 niet meer tot de omzet wordt gerekend is een bewuste keuze van de wetgever geweest. Dit is echter geen reden om daar in de NOW-1 op te anticiperen. Ditzelfde geldt voor de uitzondering van de WSBO. Dit is een fiscale regeling die er op gericht is om door middel van een subsidie zelfstandigen en bedrijven een tegemoetkoming te bieden in de loonkosten van werknemers die werken aan Speur- en Ontwikkelingswerk projecten. Als de WSBO meegenomen zou worden bij het omzetbegrip zou het contraproductief werken ten aanzien van de NOW-1 regeling, aangezien bedrijven dan uiteindelijk minder tegemoetkoming krijgen op grond van de NOW-1.
De Hero-subsidie is hiermee dan ook niet te vergelijken. Zoals eiseres in haar beroepschrift ook zelf aangaf, mocht deze subsidie niet aangewend worden voor de loonkosten.
Gelet op het bovenstaande volgt de rechtbank eiseres niet in haar beroepsgronden. Eiseres heeft aangegeven dat de NOW-1 besteed is aan de loonkosten. Dit wordt door verweerder ook niet bestreden. De regeling is er echter niet op gericht om alle loonkosten te compenseren. De regeling is bedoeld om werkgevers tegemoet te komen in de betaling van de loonkosten, indien sprake is van een acute terugval in de omzet met ten minste 20%, zoals volgt uit artikel 3 van de regeling. Van een dergelijke terugval is in het geval van eiseres geen sprake.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen tegemoetkoming krijgt op grond van de NOW-1. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, voorzitter, en mr. M. van Veelen en mr. F. Koster, leden, in aanwezigheid van mr. E.G.M. ten Kate, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

In artikel 1, tweede lid, van de NOW-1 is bepaald dat onder omzet in deze regeling wordt verstaan de netto-omzet zoals gedefinieerd in artikel 377, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, gecorrigeerd voor de in de winst-en-verliesrekening verantwoorde wijziging in onderhanden projecten en bepaald op basis van grondslagen en detailtoepassingen die consistent zijn met de grondslagen en detailtoepassingen zoals deze door de werkgever zijn gehanteerd in de laatste voor 1 maart 2020 vastgestelde jaarrekening, mits deze conform de wet- en regelgeving is opgesteld. Voor natuurlijke personen is dit de omzetbepaling die de basis is geweest voor de laatst vastgestelde aangifte voor de Wet inkomstenbelasting 2001, mits deze conform de wet- en regelgeving is opgesteld. Alle baten die voortkomen uit de uitvoering van normale activiteiten van een organisatie, ook als deze gewoonlijk met een andere term dan omzet worden aangeduid, vallen onder omzet in de zin van deze regeling.
In artikel 3 van de NOW-1 is bepaald dat het doel van deze regeling is om werkgevers tegemoet te komen in de betaling van de loonkosten, indien sprake is van een acute terugval in de omzet met ten minste 20% gedurende een periode van drie maanden, vanwege een vermindering in bedrijvigheid door buitengewone omstandigheden die in redelijkheid niet tot het normale ondernemersrisico kunnen worden gerekend, zodat zij werknemers in dienst kunnen houden voor de uren die zij werkten voordat sprake was van deze terugval.

Voetnoten

1.Nota van Toelichting bij de NOW-1, Staatscourant 2020, nr. 19874, 1 april 2020, p. 13 e.v.