ECLI:NL:RBOVE:2023:857

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
08-228007-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van de rechtbank over poging tot doodslag, openlijke geweldpleging en diefstal met geweld in Enschede

Op 28 februari 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 20-jarige man uit Enschede, die werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot doodslag, openlijke geweldpleging en diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 14 augustus 2022 samen met een medeverdachte een slachtoffer heeft aangevallen in het uitgaansgebied van Enschede. Het slachtoffer, die zichtbaar onder invloed van alcohol was, werd door de verdachten naar een steegje gebracht, waar hij werd mishandeld en over hem werd geürineerd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag, medeplegen van openlijke geweldpleging en diefstal van een Flügelhoedje van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de kans op ernstige verwondingen of de dood van het slachtoffer door zijn gewelddadige handelen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en moet een schadevergoeding betalen aan het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en eerdere veroordelingen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-228007-22 (P)
Datum vonnis: 28 februari 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] ,
nu verblijvende in de PI Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 februari 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.E.B. Rasing en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. S. Groothuismink, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:al dan niet samen met een of meer anderen, heeft geprobeerd om [slachtoffer] van het leven te beroven, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 2:openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] ;
feit 3:al dan niet samen met een of meer anderen, [slachtoffer] al dan niet met geweld heeft beroofd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 14 augustus 2022 te Enschede, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon, te weten [slachtoffer] , opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] , meermalen, met geschoeide voet, met kracht, tegen diens hoofd en lichaam heeft geschopt/getrapt en/of die [slachtoffer] meermalen tegen diens hoofd en/of lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 augustus 2022 te Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon, te weten [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] meermalen met geschoeide voet, met kracht, tegen diens hoofd en lichaam heeft geschopt/getrapt en/of die [slachtoffer] meermalen tegen diens hoofd en/of lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 14 augustus 2022 te Enschede, openlijk, te weten aan Het Klokkenpas (aan de achterzijde van restaurant La Cubanita), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , door die [slachtoffer] meermalen met geschoeide voet, met kracht, tegen diens hoofd en lichaam te schoppen/trappen en/of die [slachtoffer] meermalen tegen diens hoofd en/of lichaam te slaan en/of door te urineren over het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] ;
3
hij op of omstreeks 14 augustus 2022 te Enschede, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, één of meer goederen, waaronder een petje en/of een telefoon (Iphone 13) en/of een portemonnee (met inhoud) en/of huissleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, waarbij die [slachtoffer] door verdachte en/of diens mededader(s), meermalen, met geschoeide voet, met kracht, tegen diens hoofd en lichaam is geschopt/getrapt en/of die [slachtoffer] meermalen tegen diens hoofd en/of lichaam is geslagen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 augustus 2022 te Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meer goederen heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waaronder een petje en/of een telefoon en/of een portemonnee) met inhoud) en/of huissleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder feit 1 primair tenlastegelegde, omdat verdachte geen voorwaardelijk opzet op de dood van aangever heeft gehad. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het onder feit 1 subsidiair en onder feit 2 tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder feit 3 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw eveneens vrijspraak bepleit, wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en van wat ter terechtzitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 14 augustus 2022 bevond verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) in het uitgaansgebied in het centrum van Enschede. Omstreeks 03.39 uur liepen zij gezamenlijk naar aangever toe die op de trap van het Brandmonument op de Oude Markt zat. Aangever was op dat moment zichtbaar onder invloed van alcohol. Verdachte nam het Flügelhoedje van het hoofd van aangever en zette dat op zijn eigen hoofd. Na enige tijd bij het Brandmonument te hebben doorgebracht, hebben verdachte en [medeverdachte] aangever meegenomen naar de trap voor het restaurant voor La Cubanita. Dit was omstreeks 04.05 uur. Vervolgens namen zij aangever mee naar de Klokkenplas (de steeg achter La Cubanita). Eenmaal in de Klokkenplas aangekomen, hebben ze aangever tegen een muur op de grond gezet. Vervolgens hebben verdachte en [medeverdachte] over het hoofd en het lichaam van aangever heen geürineerd. Dit hebben zij gefilmd met hun telefoons. Daarna heeft verdachte aangever geslagen en meermalen, minimaal vijf keer, tegen zijn hoofd geschopt, wat door [medeverdachte] op korte afstand is gefilmd. Op de door [medeverdachte] gemaakte beelden is te zien dat aangever, onder het bloed, op de grond zat en dat er bloed uit zijn neus droop. Terwijl aangever op de grond zat, heeft verdachte aangever tegen zijn hoofd geschopt. Door de schop bewoog het hoofd van aangever de andere kant op. Kort daarna schopte verdachte aangever opnieuw tegen het hoofd. Opnieuw is te zien dat het hoofd van aangever een forse beweging maakt naar rechts en dat het lichaam van aangever een slag draait. Direct daarna is te zien dat verdachte weer tegen het hoofd van aangever trapt. Vervolgens schopte verdachte aangever tegen zijn neus. Ondertussen is aangever opgestaan en hij stond op dat moment in een hoek en kreeg vervolgens van verdachte een stomp in zijn gezicht waarna zijn hoofd tegen de muur aan botste. Direct daarna kreeg aangever weer een schop in zijn gezicht. Daarna volgden nog twee trappen in de buik van aangever door verdachte. Ondertussen deden verdachte en [medeverdachte] diverse verbale uitlatingen richting aangever, zoals: “Pik ambulance bellen of nie”, “Je zit helemaal onder het bloed pik”, “Je bloedt straks dood jongen” en “Je hebt zo’n klap gehad, je bent helemaal van de kaart” en lachen zij daarbij. Ook is op de videobeelden te zien dat verdachte en [medeverdachte] beiden onder het bloed zitten. Nadien zijn beide verdachten gezamenlijk weggerend uit de Klokkenplas, omstreeks 04.09 uur, waar zij aangever zwaar gewond hebben achtergelaten. Rond 04.15 uur rende aangever gewond de Oude Markt op, waarna door verbalisanten een ambulance is gebeld die aangever naar het ziekenhuis heeft gebracht. Aangever was na dit alles zijn Flügelhoedje, telefoon, portemonnee en huissleutels kwijt.
Feit 1 Poging tot doodslag?
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte met deze gedragingen (voorwaardelijk) opzet op de dood van dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever heeft gehad.
Voor beantwoording van de eerste vraagt geldt of verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om aangever van het leven te beroven. Voorwaardelijk opzet op de dood is aanwezig indien een verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg, de dood, zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Naar vaste rechtspraak kunnen bepaalde handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op een bepaald gevolg, dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan dan dat degene die de handelingen heeft verricht, de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
Zoals hiervoor is vastgesteld heeft verdachte aangever minstens vijf keer alleen al tegen zijn hoofd getrapt en hem met kracht in het gezicht geslagen, waardoor het hoofd van aangever met kracht tegen de muur stootte. De deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft de daarvan gemaakte beeldopnames bekeken. De deskundige concludeert in zijn letselrapportage dat de kans op ernstige dan wel fatale letsels van het hoofd en/of de hals van aangever daardoor groot tot zeer groot is geweest. Daarbij zijn onder meer de volgende omstandigheden meegewogen. Aangever had een zichtbaar laag bewustzijn ten tijde van het geweldsincident, waardoor hij geen adequate afweer tegen de geweldsinwerkingen uitvoerde.
De trefkans bij het schoppen en toedienen van vuistslagen was groot, waarbij het geweld ongehinderd tot kwetsbare delen kon doordringen. Er was daarbij een grote kans op ernstige letsels aan het aangezicht, de schedel, de hersenen en de hals. Door de plotse zijwaartse en draaiende bewegingen van het hoofd was er een groot risico op letsels van de hersenen en de hals. De geweldsinwerkingen tegen het hoofd zijn alle als zeer krachtig te kwalificeren, waarbij alle door de deskundige in het rapport onder IV opgesomde risico’s van gevaarzetting zonder meer van toepassing zijn.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige over. Op basis van die conclusie en van de vastgestelde, door verdachte uitgeoefende, geweldshandelingen, die door de rechtbank op de videobeelden zijn waargenomen en door verbalisanten minutieus in diverse processen-verbaal zijn beschreven, stelt de rechtbank vast dat door het door verdachte uitgeoefende geweld op aangever de kans op de dood aanmerkelijk is geweest. Verdachte moet zich, gelet op deze wijze van handelen, van deze aanmerkelijke kans op de dood van aangever bewust zijn geweest en deze hebben aanvaard.
Dat verdachte zich bewust was van de impact van zijn handelen baseert de rechtbank op bovenstaande en mede op de uitlatingen die door verdachte zijn gedaan op de videobeelden, zoals de uitspraken: “Je bloedt straks dood jongen” en “Pik ambulance bellen of nie”.
De rechtbank is naar aanleiding van bovenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag.
Medeplegen
De rechtbank memoreert het beoordelingskader voor het medeplegen.
Voor een bewezenverklaring van medeplegen dient volgens vaste rechtspraak vast komen te staan dat bij het begaan van het strafbare feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De vraag wanneer de samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat sprake is van medeplegen kan niet in algemene zin worden beantwoord, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval.
De rechtbank stelt vast dat verdachte, in het uitgaansgebied van Enschede en samen met [medeverdachte] , aangever naar de Klokkenplas heeft gebracht. Zij troonden hem mee door beiden een arm van aangever om hun schouders te slaan. In de Klokkenplas hebben verdachte en [medeverdachte] aangever tegen een muur aan op de grond gezet en beiden hebben over hem heen geürineerd. Daaropvolgend heeft verdachte meerdere geweldshandelingen verricht richting aangever, welke bestonden uit het slaan en meermalen schoppen van aangever. [medeverdachte] heeft dit geweld vanaf korte afstand vastgelegd op video met een mobiele telefoon. Op de videobeelden is te horen dat beiden, verdachte en zijn medeverdachte, tijdens het filmen aan het lachen waren en de hiervoor beschreven uitlatingen deden richting aangever. Dit gedrag heeft bijgedragen aan de sfeer van ontremming. Op die videobeelden is ook te zien dat verdachte en [medeverdachte] onder het bloed zitten. Zo zit er bloed aan de kleding en handen van [medeverdachte] en aan de schoenen van verdachte. Verdachte is nadien samen met [medeverdachte] weggerend uit de Klokkenplas. Zij hebben aangever zwaar gewond achtergelaten. Nadien zijn de door [medeverdachte] gemaakte videobeelden van het geweld tegen aangever uitgewisseld tussen verdachte en [medeverdachte] en andere personen. Het voorgaande getuigt van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking dat er sprake is van medeplegen van een poging tot doodslag.
Conclusie
Gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat er bij het geweld richting aangever sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] .
Dit rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich samen met de medeverdachte [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag.
Feit 2 Openlijke geweldpleging
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde feit op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen
Feit 3 Diefstal al dan niet met geweld
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de telefoon, portemonnee en huissleutels van aangever heeft gestolen. De rechtbank komt evenmin tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde geweld waarmee die diefstal zou zijn gepleegd. Het dossier bevat daarvoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Hiervan spreekt de rechtbank verdachte aldus vrij.
Aangever heeft verklaard dat hij het Flügelpetje op 14 augustus 2022 nog droeg toen hij de Oude Markt in Enschede op liep. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het petje van het hoofd van aangever heeft gepakt, zelf heeft opgezet en heeft meegenomen.
Daarmee heeft verdachte als heer en meester over het Flügelpetje van aangever beschikt en dus gehandeld met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het Flügelpetje van aangever heeft gestolen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 14 augustus 2022 te Enschede, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om een persoon, te weten
[slachtoffer] , opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] , meermalen, met geschoeide voet, met kracht, tegen diens hoofd en lichaam heeft geschopt/getrapt en die [slachtoffer] tegen diens hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 14 augustus 2022 te Enschede, openlijk, te weten aan de Klokkenplas (aan de achterzijde van restaurant La Cubanita), aan de openbare weg en op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten
[slachtoffer] , door die [slachtoffer] meermalen met geschoeide voet, met kracht, tegen diens hoofd en lichaam te schoppen/trappen en/of die [slachtoffer] tegen diens hoofd te slaan en door te urineren over het hoofd en lichaam van die [slachtoffer] ;
3.
hij op 14 augustus 2022 te Enschede, een petje, enig goed, toebehorende aan [slachtoffer] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 47, 141, 287 en 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair en feit 2
de eendaadse samenloop van:
het misdrijf:
medeplegen van poging tot doodslag;
en
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 3 primair
het misdrijf:
diefstal.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, waarvan 14 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd dat de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering worden opgelegd. Ook heeft de officier verzocht om een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM-maatregel) in het kader van artikel 38z Sr op te leggen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aan de rechtbank verzocht om het advies van de psycholoog over te nemen en de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen vanwege de bij hem vastgestelde stoornissen. Verdachte is gemotiveerd om zich aan bijzondere voorwaarden te houden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. De raadsvrouw heeft verzocht geen GVM-maatregel op te leggen, omdat deze te ingrijpend en onnodig is gelet op de geadviseerde bijzondere voorwaarden. Verder heeft de raadsvrouw bepleit er bij het bepalen van de strafmaat rekening mee te houden dat sprake is van primair eendaadse samenloop en subsidiair een voortgezette handeling ten aanzien van de feiten onder 1 en 2.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte in de nacht van 14 augustus 2022 schuldig gemaakt aan ernstige geweldsdelicten die gekwalificeerd worden als het medeplegen van een poging tot doodslag en openlijke geweldpleging.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben misbruik gemaakt van de situatie door een zichtbaar onder invloed zijnde en daardoor hulpbehoevende persoon als slachtoffer van hun geweld uit te zoeken. Tegen passerende politieagenten wordt zelfs gelogen dat aangever een vriend is en dat ze hem – gezien zijn beschonken toestand – thuis zullen brengen. In plaats daarvan nemen zij hem mee naar een relatief rustig steegje waar zij hem op schokkende en grove wijze aan een levensbedreigende en vernederende behandeling onderwerpen. Er wordt getrapt, meermalen tegen het hoofd, geslagen, over het slachtoffer heen geürineerd en getuige het gelach beleven zij hier ook plezier aan. Dit palet van geweld en vernedering filmen zij bovendien, waarbij ook hun opmerkingen richting aangever zijn vastgelegd.
Dat geweld tegen aangever was zo heftig dat aangever daardoor had kunnen overlijden. Voor deze geweldsexplosie was geen enkele aanleiding laat staan een rechtvaardiging. Dergelijk geweld in het uitgaansgebied en in een uitgaansnacht is de nachtmerrie die menig ouder heeft wanneer hun kinderen uitgaan. Aangever mag van geluk spreken dat hij nog leeft en geen ernstige verwondingen heeft opgelopen.
Aan de ernst van het (openlijk) geweld draagt bij dat de gemaakte videobeelden naderhand zijn uitgewisseld tussen verdachten onderling en met anderen. Dat verergert het vernederende karakter van het geweld en het urineren voor aangever. Het delen van de beelden, waardoor deze voor eeuwig beschikbaar kunnen blijven en deze aangever in de toekomst kunnen blijven achtervolgen, acht de rechtbank kwalijk.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
7 februari 2023 van verdachte. Daaruit blijkt dat hij op zijn jonge leeftijd al een fors strafblad heeft opgebouwd met onder andere een recente veroordeling voor geweld en belediging van politieagenten, vals geld uitgeven en het dragen van een wapen. De rechtbank zal gelet op het bepaalde in artikel 63 Sr hiermee rekening houden bij de strafoplegging.
In de Pro Justitia-rapportage van 21 december 2022 rapporteert J. Kluin, GZ-psycholoog, dat bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis, een disharmonisch intelligentieprofiel en een vertraging in de emotionele ontwikkeling, waardoor sprake is van informatieverwerkingsproblemen. Hierdoor had verdachte weinig zicht op hetgeen hij teweegbracht bij het slachtoffer. De nog beperkt ontwikkelde gewetensfuncties zorgden voor weinig rem op gedrag waarvan hij in basis wel wist dat het niet goed was. De psycholoog heeft geadviseerd om het tenlastegelegde daarom verminderd aan verdachte toe te rekenen. Daarbij wordt opgemerkt dat het alcoholgebruik en de doorwerking daarvan op het tenlastegelegde wel aan verdachte aangerekend kunnen worden, omdat hij zich er bewust van is dat hij door alcohol feller en impulsiever wordt. Verdachte heeft wel een globaal besef dat zijn handelen niet goed is.
De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog over, in die zin dat zij verdachte verminderd toerekeningsvatbaar acht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 11 januari 2023. Daarin komt onder andere naar voren dat verdachte een langdurige geschiedenis heeft aan specialistische en intensieve behandeling in zowel ambulant als klinisch kader. Risicofactoren worden gezien in het psychosociaal functioneren van verdachte. Hij lijkt vanwege zijn trage verwerkingssnelheid bij oplopende emoties moeite te hebben om op een adequate manier te reageren, wat resulteert in reactief handelen in plaats van weloverwogen handelen. Beschermende factoren zijn gelegen in de ondersteuning die verdachte ontvangt van zijn familie. De risico’s op recidive en letselschade worden door de reclassering ingeschat als gemiddeld. Het advies luidt een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Daarbij wordt een GVM-maatregel in de zin van artikel 38z Sr geadviseerd, om verdachte na zijn proeftijd te kunnen blijven ondersteunen en monitoren om toekomstig recidiverisico (verder) terug te kunnen dringen.
De straf
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren passend en geboden om uitdrukking te geven aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Deze straf is hoger dan die door de officier van justitie is geëist, maar is volgens de rechtbank te rechtvaardigen op grond van al hetgeen dat hierboven is overwogen. De rechtbank heeft bij haar beslissing in het bijzonder acht geslagen op de ernst van de feiten zoals hiervoor beschreven, de gewelddadige rol van verdachte daarin, alsook het feit dat er beelden van het geweld zijn gemaakt en gedeeld.
De rechtbank acht het niet noodzakelijk om een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen, zoals door de officier van justitie is geëist. Mochten bijzondere voorwaarden na detentie geïndiceerd zijn, dan kunnen deze in het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling worden opgelegd en worden geformuleerd aan de hand van de omstandigheden op dat moment.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Geen gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM)
De rechtbank ziet, gelet op de jonge leeftijd van verdachte en de duur van de op te leggen straf, geen aanleiding de door de officier van justitie gevorderde GVM-maatregel op te leggen.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft gevorderd dat de iPhone XR van verdachte verbeurd wordt verklaard, omdat deze is gebruikt bij de uitvoering van het delict.
De rechtbank heeft op basis van de stukken in het dossier vastgesteld dat er geen sprake is van enig openstaand beslag en hoeft daarom geen beslissing te nemen op dit punt.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 3.802,72 (drieduizend achthonderd twee euro en tweeënzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit parkeerkosten, kosten voor een nieuw rijbewijs en een nieuw kentekenbewijs, niet-vergoede medische kosten, nieuwe sloten, een beveiligingscamera en beschadigde kleding en schoenen.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 3.000,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel dient te worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ook heeft de officier van justitie verzocht om de hoofdelijkheidsbepaling toe te passen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft opgemerkt dat verdachte bereid is om de schade van de benadeelde partij te vergoeden die is ontstaan als gevolg van het door verdachte toegepaste geweld. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd, maar heeft zij wel gesteld dat niet uit het dossier blijkt dat aangever zijn bewustzijn heeft verloren. Verder heeft de raadsvrouw verzocht om geen schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen, omdat verdachte onvoldoende draagkracht heeft om de schadevergoeding binnen de gestelde termijn te betalen. Dan zou volgens haar al op voorhand vaststaan dat de vervangende gijzeling tenuitvoergelegd dient te worden.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De vordering heeft voor een deel betrekking op het onder 3 tenlastegelegde feit. Dit betreffen de kosten voor een nieuw rijbewijs, een nieuw kentekenbewijs, nieuwe sloten en een camera. Nu verdachte van dit feit deels wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, Sv, niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot een bedrag van € 199,89.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks materiële schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Een deel van de opgevoerde materiële schadeposten is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal de gevorderde materiële schade daarom gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 602,83, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, zijnde 14 augustus 2022. Dit bedrag ziet op de parkeerkosten, de niet-vergoede medische kosten en de kosten van de beschadigde kleding en schoenen van aangever.
Immateriële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is eveneens komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks immateriële schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De immateriële schadevordering is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 3.000,00 toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, zijnde
14 augustus 2022.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat zowel de verdachte als zijn medeverdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten 1 en 2 is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 46 dagen, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel nog het volgende. Hoewel de raadsvrouw heeft verzocht om geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen, ziet de rechtbank daar geen aanleiding toe, gelet op de inkomsten die hij heeft uit zijn Wajong-uitkering en zijn voornemen om na zijn vrijlating betaald werk te gaan verrichten.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 55 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair en 2
de eendaadse samenloop van:
het misdrijf:
medeplegen van poging tot doodslag;
en
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 3 primair
het misdrijf:
diefstal.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair, 2 en 3 primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 3.602,83 (bestaande uit € 602,83 materiële schade en € 3.000,00 immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot
betaling aande benadeelde partij
[slachtoffer](feiten 1 en 2): van een bedrag van
€ 3.602,83(zegge: drieduizend zeshonderd twee euro en drieëntachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2022, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 3.602,83, (zegge: drieduizend zeshonderd twee euro en drieëntachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 46 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor een deel van € 199,89 aan materiële schade (feit 3) niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en
mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J. ten Brink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2023.
Buiten staat
Mr. M.A.H. Heijink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022370576, gesloten op 30 november 2022. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1 primair
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 februari 2023, voor zover inhoudende, de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 14 augustus 2022 samen met een ander en [slachtoffer] in de Klokkenplas in Enschede was. Wij hebben [slachtoffer] daar heen gebracht en op de grond gewerkt. Ik heb vervolgens over hem heen geürineerd. Ik ben te zien op de videobeelden van het geweldsincident. Ik ben degene die [slachtoffer] heeft geschopt en geslagen. Ik heb hem meerdere keren tegen het hoofd geschopt. Na het schoppen en slaan zijn wij samen weggegaan. Na de tijd kreeg ik de videobeelden doorgestuurd. Zelf heb ik ook videobeelden via Snapchat gemaakt.
2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 10 september 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 74, 76, 78):
Het slachtoffer was dronken, niet echt aanspreekbaar. Dat geweld op die filmpjes heb ik wel gedaan. Het is mij doorgestuurd. Ik was één van die jongens. Ik heb hem een paar keer getrapt, wat ook op de filmpjes te zien is. Ik was alleen met die jongen met dat witte shirt.
3. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 17 november 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 161):
Ik heb wel over hem (de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffer] ) heen geplast.
4. De waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 14 februari 2022 dat op de bij e-mail van de officier van justitie van 10 februari 2022 aan het dossier toegevoegde videobestanden met kenmerken “filtered-757FB0F0-245E-49A0-8CE5-BFA2916630D6” en “filtered-DD17B3A0-A041-4524-8C09-FB19F8CFAFBE” te zien is dat verdachte Berfelo, te herkennen aan zijn kleding, over aangever [slachtoffer] heen urineert.
5. Het proces-verbaal van bevindingen van 9 september 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 420-425, 429-440):
Door de inspecteur P. Pol werden vier filmpjes aangetroffen op de Apple Iphone van [verdachte] .
Film IMG_0112.MOV
In het midden van beeld is een waterstraal zichtbaar. De waterstraal raakt de jongen die op de grond zit. Het lijkt erop dat iemand (een man) op de zittende jongen urineert en dat hij dit heeft gefilmd. De straal urine raakt de zittende jongen op zijn hoofd en rechter oor.
Film: IMG_0113.MOV
Te zien is dat een jonge man op de grond zit. Al zijn kledingstukken zijn voorzien van onregelmatig gevormde rode vlekken, vermoedelijk bloed. Op de grond, rondom de jongen zijn ook donkere vlekken zichtbaar. Te horen is dat een man zegt: “Pik ambulance bellen of nie”. Te zien is dat de jongen gewond is aan zijn neus. Het bloed druipt uit zijn neus. Te zien is dat een wit voorwerp vanaf de zijkant van de zittende jongeman in beeld komt en dat dit witte voorwerp het hoofd van de jongeman raakt. Dit witte voorwerp lijkt een schoen te zijn. Op het moment dat de schoen het hoofd van de zittende jongen raakt is te zien dat zijn hoofd de andere kant op beweegt. Te horen is dat iemand zegt: “dat was ik niet. Dat was hij”.
Hierna is een andere jongeman te zien. Hij draagt een roze kleurig hoedje en zwarte bovenkleding. De inspecteur P. Pol deelde mij mede dat deze jongeman door andere politieagenten is herkend als [verdachte] .
[Afbeelding]
Te horen is dat een mannelijke stem zegt: “je zit helemaal onder het bloed pik. Je bloedt straks dood jongen.”
Film: IMG_0114.MOV
Te zien is dat een jongeman op de grond zit. Al zijn kledingstukken zijn voorzien van onregelmatig gevormde rode vlekken, vermoedelijk bloed. Op de grond, rondom de jongen zijn ook donkere vlekken zichtbaar. Dit betreft dezelfde jongen als op de filmpjes IMG.0112 MOV en IMG.0013 MOV (de rechtbank begrijpt: IMG.0113 MOV).
[Afbeelding]
Te zien is dat [verdachte] naar de gewonde jongen loopt die op de grond zit en dat hij zijn rechter voet optilt. Te zien is dat de op de grond zittende gewonde jongen tegen zijn hoofd wordt geschopt. Direct hierna is te zien dat de op de grond zittende jongen door [verdachte] een tweede keer tegen zijn hoofd wordt geschopt.
[Afbeelding]
De rechter schoen van [verdachte] raakt het hoofd aan de linkerzijde waardoor het hoofd van de reeds gewonde zittende jongeman een forse beweging naar rechts maakt. Ook is te zien dat het lichaam van de op de grond zittende jongeman een slag draait.
[Afbeelding]
Direct hierna is te zien dat [verdachte] zijn rechter voet weer opheft en met zijn schoen een derde keer richting het hoofd van de gewonde man trapt.
[Afbeelding]
Te zien is dat de op de grond liggende gewonde jongeman een vierde schop tegen zijn hoofd krijgt.
[Afbeelding]
Hierna is te zien dat [verdachte] met zijn rechterarm/rechtervuist een klap geeft op het gezicht van de gewonde jongen. Het gevolg was dat het hoofd van de gewonde man tegen de deur aan botste.
[Afbeelding]
Hierna is te zien dat [verdachte] een vijfde schop geeft aan de gewonde man. Door deze vijfde schop wordt de gewonde jongen in zijn gezicht geraakt.
[Afbeelding]
Hierna is te zien dat [verdachte] een zesde trap geeft. Hierdoor wordt de gewonde jongen in zijn buik geraakt.
[Afbeelding]
Hierna is te zien dat [verdachte] een zevende schop aan de gewonde jongen geeft. Deze schop raakt de gewonde jongen in zijn buik.
[Afbeelding]
In dit filmbestand van 43 seconden is zeven keer te zien dat de gewonde jongen geschopt wordt door [verdachte] .
Film: filtered-822ECA58-D676-4202-B106-AA0E5EC1720D.mp4
Hierna zwenkt de camera naar een jonge man. De inspecteur P. Pol deelde mij mede dat deze jongeman door andere politieagenten is herkend als [medeverdachte] . Een andere jongeman is zichtbaar. Deze jongeman draagt een roze kleurig hoedje. Dit betreft [verdachte] . Man: lacht. Mannen: wajoo, wajoo (verschillende stemmen). Te horen is dat één of twee personen aan het hijgen zijn.
6. Het rapport forensisch-medisch onderzoek betreffende [slachtoffer] van het Nederlands Forensisch Instituut van 7 februari 2023, voor zover inhoudende:

1. De zichtbare toestand van het slachtoffer.
Uit de beschikbare videobeelden en het ontvangen proces-verbaal kan worden
opgemaakt dat het bewustzijn van het slachtoffer ten tijde van het geweldsincident
verlaagd was:
-Het slachtoffer maakte een slaperige indruk, reageerde niet op het nat worden door urineren van een belager, reageerde traag en relatief gering op de ondergane geweldsinwerkingen, verweerde zich nauwelijks en leek het bloedverlies niet waar te nemen. Hij was daarbij wel aanspreekbaar, aangezien hij verbaal reageerde op vragen van zijn belagers.
(…)
III. De waargenomen geweldsinwerkingen.
In de videobestanden 5, 6, 8 en 9 zijn geweldplegingen jegens het slachtoffer
zichtbaar. De waargenomen geweldsinwerkingen worden als volgt samengevat.
(…)
Tabel 3
(…)
5. Een vuistslag tegen de linkerzijde van het hoofd; het hoofd van het slachtoffer botst daardoor hard tegen een deur.
(…)
Er zijn (…) minimaal 10 krachtige geweldsinwerkingen tegen het hoofd
waargenomen, met dientengevolge meermalen plotseling zijwaarts
buigen van het hoofd in de hals. Geconcludeerd wordt dat het aantal krachtige geweldsinwerkingen tegen het hoofd derhalve minimaal 11 bedroeg.
(…)
IV. De gevaarzetting van schoppen tegen het hoofd (in het algemeen)
Bij trappen tegen het hoofd is er groot risico op breuken van onderkaak en/of bovenkaak, de neus en het jukbeen; (…) Voorts zijn letsels mogelijk van ogen en oren. Aangezichtsletsels kunnen de dood veroorzaken door bloedverlies in de keelholte en de luchtwegen.
Bij krachtige botsende geweldsinwerkingen tegen het hoofd treden vaak plotse
zijwaartse bewegingen en draaibewegingen op (zoals ook in de onderhavige casus),
waardoor diffuse schade kan ontstaan aan de lange zenuwuitlopers in de hersenen (…). Hierdoor kan een scala aan klachten ontstaan (evenwichtsstoornissen, lichtschuwheid, oorsuizen, braken, dubbelzien, etc), waarbij de ernst kan variëren tussen geringe tijdelijke klachten tot zware blijvende invaliditeit en een fatale afloop.
(…)
Door een val met het hoofd tegen harde ondergrond of krachtig botsen van het hoofd tegen een harde ondergrond of achtergrond, kunnen zogenaamde coup- en
contrecoupletsels worden veroorzaakt. Naast de bovenbeschreven letsels door het botsend contact (zgn. coupletsels) kunnen daarbij inwendige letsels ontstaan door
voortgeleiding van de mechanische energie en inwendige orgaanverschuivingen door
deceleratie (zgn. contrecoupletsels).
Contrecoupletsels kunnen o.a. bestaan uit kneuzingen en/of verscheuring van hersenweefsel en/of bloedingen onder de hersenvliezen;
(…)
V. De gevaarzetting van de geweldsinwerkingen tegen het hoofd in de onderhavige casus.
De casusspecifieke aspecten van de gevaarzetting (…) zijn de volgende:
(…) - Vanwege het verlaagde bewustzijn van betrokkene ten tijde van het geweldsincident, was er een groot risico op ernstige c.q. levensbedreigende letsels, omdat geen adequate afweer tegen geweldsinwerkingen werd uitgevoerd;
(…) - de trefkans bij het schoppen en toedienen van vuistslagen was daarbij groot, waarbij het geweld ongehinderd tot kwetsbare delen kon doordringen;
(…) - er was daarbij grote kans op ernstige letsels aan het aangezicht, de schedel, de hersenen en de hals;
- indien door bovenstaande mogelijke complicaties verlies van het bewustzijn was opgetreden, dan hadden complicaties kunnen optreden door aspiratie, onderkoeling* (…) en uitblijven van adequate medische hulpverlening.
(*De omgevingstemperatuur tijdens het geweldsincident wordt geschat op
circa 13,6°C6. Het slachtoffer was daarbij dun gekleed en had deels vochtige
bovenkleding na het urineren door zijn belager).
(…)
De waargenomen geweldsinwerkingen tegen het hoofd van het slachtoffer zijn alle te kwalificeren als zeer krachtig, waarbij alle risico’s die zijn opgesomd in de gevaarzetting (zie IV) zonder meer van toepassing zijn. Door de plotse zijwaartse en
draaiende bewegingen van het hoofd, was er een groot risico op letsels van de hersenen en de hals door rotatie en hyperextensie.
Samengevat kan worden geconcludeerd dat de kans op ernstige c.q. fatale letsels
van het hoofd en/of de hals in de onderhavige casus groot tot zeer groot is
geweest.
Feit 2
het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 februari 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van bevindingen van 9 september 2022 (pagina’s 418-440).
Feit 3 primair
1. Het proces-verbaal van verhoor aangever van 9 september 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 226-227):
Antwoord: Het klopt dat ik die avond (14 augustus 2022) een Flügel hoedje heb gedragen.
Opmerking verbalisant.
In mijn bijzijn heeft de aangever gebeld met zijn neef en ik hoorde dat aangever zijn neef vroeg of hij het hoedje nog op had toen hij wegging bij Aspen.
Hierna verklaarde de aangever dat zijn neef had gezegd dat hij (de aangever) het hoedje nog op had toen hij wegging bij Aspen.
2. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 februari 2023, voor zover inhoudende, de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 14 augustus 2022 in Enschede een Flügelhoedje van [slachtoffer] heb afgepakt. Ik heb dat petje op mijn eigen hoofd gezet, gedragen en meegenomen.