ECLI:NL:RBOVE:2023:854

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
9 maart 2023
Zaaknummer
08-233544-22, 08-022054-22 (ttz. gev.), 08-057631-21 (tul) en 08-299476-21 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot doodslag en openlijke geweldpleging, alsook diefstal met geweld

Op 28 februari 2023 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een 20-jarige man uit Enschede. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar voor het medeplegen van een poging tot doodslag, openlijke geweldpleging en diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 14 augustus 2022, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte een dronken man in het uitgaansgebied van Enschede heeft mishandeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte de man tegen een muur hebben gezet, over hem heen hebben geürineerd en hem meermalen met kracht hebben geschopt en geslagen. De geweldshandelingen waren zo ernstig dat de kans op fatale letsels groot was. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer en deze kans heeft aanvaard. Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor het vernielen van de mobiele telefoon van een ander slachtoffer en het stelen van diens portemonnee. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, waarbij rekening werd gehouden met zijn eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08-233544-22, 08-022054-22 (ttz. gev.), 08-057631-21 (tul) en
08-299476-21 (tul) (P)
Datum vonnis: 28 februari 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan [woonplaats] ,
nu verblijvende in de PI Grave.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 februari 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.E.B. Rasing en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. U. Ural, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging met parketnummer 08-233544-22 als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 08-233544-22
feit 1:al dan niet samen met een of meer anderen, heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] van het leven te beroven, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 2:openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] ;
feit 3:al dan niet samen met een of meer anderen, [slachtoffer 1] al dan niet met geweld heeft beroofd.
Parketnummer 08-022054-22
feit 1:de telefoon van [slachtoffer 2] heeft vernield;
feit 2:[slachtoffer 2] heeft beroofd met geweld.
Voluit luiden de tenlasteleggingen aan verdachte, dat:
Parketnummer 08-233544-22
1
hij op of omstreeks 14 augustus 2022 te Enschede, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een persoon, te weten [slachtoffer 1] , opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] , meermalen, met geschoeide voet, met kracht, tegen diens hoofd en lichaam heeft geschopt/getrapt en/of die [slachtoffer 1] meermalen tegen diens hoofd en/of lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 augustus 2022 te Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een persoon, te weten [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 1] meermalen met geschoeide voet, met kracht, tegen diens hoofd en lichaam heeft geschopt/getrapt en/of die [slachtoffer 1] meermalen tegen diens hoofd en/of lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 14 augustus 2022 te Enschede, openlijk, te weten aan Het Klokkenpas (aan de achterzijde van restaurant La Cubanita), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , door die [slachtoffer 1] meermalen met geschoeide voet, met kracht, tegen diens hoofd en lichaam te schoppen/trappen en/of die [slachtoffer 1] meermalen tegen diens hoofd en/of lichaam te slaan en/of door te urineren over het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 1] ;
3
hij op of omstreeks 14 augustus 2022 te Enschede, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, één of meer goederen, waaronder een petje en/of een telefoon (Iphone 13) en/of een portemonnee (met inhoud) en/of huissleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, waarbij die [slachtoffer 1] door verdachte en/of diens mededader(s), meermalen, met geschoeide voet, met kracht, tegen diens hoofd en lichaam is geschopt/getrapt en/of die [slachtoffer 1] meermalen tegen diens hoofd en/of lichaam is geslagen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 augustus 2022 te Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meer goederen heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waaronder een petje en/of een telefoon en/of een portemonnee) met inhoud) en/of huissleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Parketnummer 08-022054-22
1
hij op of omstreeks 25 januari 2022 te Enschede opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2
hij op of omstreeks 25 januari 2022 te Enschede een portemonnee (met inhoud), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- een of meerdere malen die [slachtoffer 2] te duwen en/of
- een of meerdere malen aan die [slachtoffer 2] te trekken en/of te rukken, althans die [slachtoffer 2] vast te pakken en/of
- de mobiele telefoon van die [slachtoffer 2] vast te pakken en/of (vervolgens) weg te gooien.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

Parketnummer 08-233544-22
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van alle tenlastegelegde feiten onder parketnummer 08-233544-22. Met betrekking tot de feiten 1 en 2 heeft de raadsman aangevoerd dat de bijdrage van verdachte van onvoldoende gewicht was om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde te kunnen komen. Voor feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat er sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 poging doodslag en feit 2 openlijke geweldpleging
De rechtbank zal deze samenhangende feiten gezamenlijk bespreken.
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en van wat ter terechtzitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 14 augustus 2022 bevond verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) in het uitgaansgebied in het centrum van Enschede. Omstreeks 03.39 uur liepen zij gezamenlijk naar aangever toe die op de trap van het Brandmonument op de Oude Markt zat. Aangever was op dat moment zichtbaar onder invloed van alcohol. [medeverdachte] nam het Flügelhoedje van het hoofd van aangever en zette dat op zijn eigen hoofd. Na enige tijd bij het Brandmonument te hebben doorgebracht, hebben verdachte en [medeverdachte] aangever meegenomen naar de trap voor het restaurant voor La Cubanita. Dit was omstreeks 04.05 uur. Vervolgens namen zij aangever mee naar de Klokkenplas (de steeg achter La Cubanita). Eenmaal in de Klokkenplas aangekomen, hebben ze aangever tegen een muur op de grond gezet. Vervolgens hebben verdachte en [medeverdachte] over het hoofd en het lichaam van aangever heen geürineerd. Dit hebben zij gefilmd met hun telefoons. Daarna heeft [medeverdachte] aangever geslagen en meermalen, minimaal vijf keer tegen zijn hoofd geschopt, wat door verdachte op korte afstand is gefilmd. Op de door verdachte gemaakte beelden is te zien dat aangever, onder het bloed, op de grond zat en dat er bloed uit zijn neus droop. Terwijl aangever op de grond zat, heeft [medeverdachte] aangever tegen zijn hoofd geschopt. Door de schop bewoog het hoofd van aangever de andere kant op. Kort daarna schopte [medeverdachte] aangever opnieuw tegen het hoofd. Opnieuw is te zien dat het hoofd van aangever een forse beweging maakt naar rechts en dat het lichaam van aangever een slag draait. Direct daarna is te zien dat [medeverdachte] weer tegen het hoofd van aangever trapt. Vervolgens schopte [medeverdachte] aangever tegen zijn neus. Ondertussen is aangever opgestaan en hij stond op dat moment in een hoek en kreeg vervolgens van [medeverdachte] een stomp in zijn gezicht waarna zijn hoofd tegen de muur aan botste. Direct daarna kreeg aangever weer een schop in zijn gezicht. Daarna volgden nog twee trappen in de buik van aangever door [medeverdachte] . Ondertussen deden verdachte en [medeverdachte] diverse verbale uitlatingen richting aangever, zoals: “Pik ambulance bellen of nie”, “Je zit helemaal onder het bloed pik”, “Je bloedt straks dood jongen” en “Je hebt zo’n klap gehad, je bent helemaal van de kaart” en zij lachen daarbij. Ook is op de videobeelden te zien dat verdachte en [medeverdachte] beiden onder het bloed zitten. Nadien zijn beide verdachten gezamenlijk weggerend uit de Klokkenplas, omstreeks 04.09 uur, waar zij aangever zwaar gewond hebben achtergelaten. Rond 04.15 uur rende aangever gewond de Oude Markt op, waarna door verbalisanten een ambulance is gebeld die aangever naar het ziekenhuis heeft gebracht. Aangever was na dit alles zijn Flügelhoedje, telefoon, portemonnee en huissleutels kwijt.
Feit 1 Poging tot doodslag?
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachten met deze gedragingen (voorwaardelijk) opzet op de dood van dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever hebben gehad.
Voor beantwoording van de eerste vraagt geldt of verdachten het (voorwaardelijk) opzet hebben gehad om aangever van het leven te beroven. Voorwaardelijk opzet op de dood is aanwezig indien een verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg, de dood, zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Naar vaste rechtspraak kunnen bepaalde handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op een bepaald gevolg, dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan dan dat degene die de handelingen heeft verricht, de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
Zoals hiervoor is vastgesteld heeft [medeverdachte] aangever minstens vijf keer alleen al tegen zijn hoofd getrapt en hem met kracht in het gezicht geslagen, waardoor het hoofd van aangever met kracht tegen de muur stootte. De deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft de daarvan gemaakte beeldopnames bekeken. De deskundige concludeert in zijn letselrapportage dat de kans op ernstige dan wel fatale letsels van het hoofd en/of de hals van aangever daardoor groot tot zeer groot is geweest. Daarbij zijn onder meer de volgende omstandigheden meegewogen. Aangever had een zichtbaar laag bewustzijn ten tijde van het geweldsincident, waardoor hij geen adequate afweer tegen de geweldsinwerkingen uitvoerde. De trefkans bij het schoppen en toedienen van vuistslagen was groot, waarbij het geweld ongehinderd tot kwetsbare delen kon doordringen. Er was daarbij een grote kans op ernstige letsels aan het aangezicht, de schedel, de hersenen en de hals. Door de plotse zijwaartse en draaiende bewegingen van het hoofd was er een groot risico op letsels van de hersenen en de hals. De geweldsinwerkingen tegen het hoofd zijn alle als zeer krachtig te kwalificeren, waarbij alle door de deskundige in het rapport onder IV opgesomde risico’s van gevaarzetting zonder meer van toepassing zijn.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige over. Op basis van die conclusie en van de vastgestelde, door [medeverdachte] uitgeoefende, geweldshandelingen, die door de rechtbank op de videobeelden zijn waargenomen en door verbalisanten minutieus in diverse processen-verbaal zijn beschreven, stelt de rechtbank vast dat door het door [medeverdachte] uitgeoefende geweld op aangever de kans op de dood aanmerkelijk is geweest. [medeverdachte] moet zich, gelet op deze wijze van handelen, van deze aanmerkelijke kans op de dood van aangever bewust zijn geweest en deze hebben aanvaard.
Dat [medeverdachte] zich bewust was van de impact van zijn handelen baseert de rechtbank op bovenstaande en mede op de uitlatingen die zijn gedaan op de videobeelden, zoals de uitspraken: “Je bloedt straks dood jongen” en “Pik ambulance bellen of nie”. Uitspraken die ook [verdachte] gehoord heeft. De vraag of ook [verdachte] dan dat voorwaardelijk opzet heeft gehad, hangt met de volgende vraag over het medeplegen samen.
Feit 1 Medeplegen en feit 2 in vereniging
De rechtbank memoreert het beoordelingskader voor het medeplegen en het ‘in vereniging’ zoals bedoeld in artikel 141 Wetboek van Strafrecht (Sr).
Voor een bewezenverklaring van medeplegen dient volgens vaste rechtspraak vast komen te staan dat bij het begaan van het strafbare feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De vraag wanneer de samenwerking zo nauw en bewust is geweest dat sprake is van medeplegen kan niet in algemene zin worden beantwoord, maar vergt een beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval. Hierbij dient rekening gehouden te worden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarnaast dient voor een bewezenverklaring van ‘in vereniging’ sprake te zijn van een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld.
De rechtbank stelt vast dat verdachte, in het uitgaansgebied van Enschede en samen met [medeverdachte] , aangever naar de Klokkenplas heeft gebracht. Zij troonden hem mee door beiden een arm van aangever om hun schouders te slaan. In de Klokkenplas hebben verdachte en [medeverdachte] aangever tegen een muur aan op de grond gezet en beiden hebben over hem heen geürineerd. [medeverdachte] heeft aangever vervolgens geslagen en meermalen geschopt. Verdachte heeft zich niet gedistantieerd van die geweldshandelingen. Verdachte heeft in plaats daarvan het geweld vanaf korte afstand vastgelegd op video met een mobiele telefoon. Op de videobeelden is te horen dat beiden, verdachte en zijn medeverdachte, tijdens het filmen aan het lachen waren en de hiervoor beschreven uitlatingen deden richting aangever. Dit gedrag heeft bijgedragen aan de sfeer van ontremming. De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij bang was om in te grijpen beoordeelt de rechtbank daarom als ongeloofwaardig. Op de videobeelden is ook te zien dat verdachte en [medeverdachte] onder het bloed zitten. Zo zit er bloed aan de kleding en handen van verdachte en aan de schoenen van [medeverdachte] . Verdachte is nadien samen met [medeverdachte] weggerend uit de Klokkenplas. Zij hebben aangever zwaar gewond achtergelaten. Nadien zijn de door verdachte gemaakte videobeelden van het geweld tegen aangever uitgewisseld tussen verdachte en [medeverdachte] en andere personen.
Dat verdachte zelf fysiek geweld heeft gepleegd kan niet vastgesteld worden. Maar wel dat verdachte en [medeverdachte] gezamenlijk en welbewust de confrontatie met aangever hebben gezocht en gedurende ongeveer 2,5 minuten met hem bezig zijn geweest Zij troffen hem bij het Brandmonument om 03:39 uur, namen hem mee, waren samen met hem op bewakingsbeelden zichtbaar tot een halve minuut na 04:06. Daarna is de door henzelf gefilmde geweldsexplosie van ongeveer 2,5 minuten lang te zien. Zoals vastgesteld: verdachte was daar steeds bij, hij urineerde over het slachtoffer, filmde zijn en [medeverdachte] ’s handelingen, lachte en sprak tot aangever. Hierbij past geen andere conclusie dan dat verdachte bewust en nauw met [medeverdachte] heeft samengewerkt en een wezenlijke en substantiële bijdrage aan het geweld heeft geleverd.
De conclusie feit 1 medeplegen doodslag
Voor feit 1 leidt dit tot de conclusie dat van medeplegen sprake is geweest en dat verdachte met deze wijze van handelen, zich van de aanmerkelijke kans op de dood van aangever bewust moet zijn geweest en deze kans heeft aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich samen met de medeverdachte [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag.
De conclusie feit 2 openlijke geweldpleging
Ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde openlijke geweldpleging concludeert de rechtbank dat op basis van de feitenvaststelling bij feit 1 en de daarvoor gebruikte bewijsmiddelen verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het op aangever uitgeoefende geweld op straat.
De rechtbank acht hiermee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde openlijke geweldpleging.
Feit 3 Diefstal met geweld
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde feit te kunnen komen. De rechtbank acht daarom niet bewezen wat aan verdachte onder feit 3 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Parketnummer 08-022054-22
4.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.5
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich wat betreft feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman vrijspraak bepleit.
4.6
Het oordeel van de rechtbank
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en van wat ter terechtzitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 25 januari 2022 was aangever in Enschede aan het werk als fietsbezorger. Er ontstond op enig moment een verkeersconflict tussen aangever en de inzittenden van een witte BMW. Verdachte was bijrijder van deze auto. De auto stopte in de buurt van aangever en verdachte is uit de auto gestapt. Verdachte heeft toen de mobiele telefoon van aangever uit zijn handen geslagen, omdat hij hem aan het filmen was. De telefoon raakte daardoor beschadigd. Daarop ontstond een worsteling tussen hen beiden. Na de worsteling ontdekte aangever dat hij zijn zwarte Tommy Hilfiger portemonnee, met inhoud, kwijt was. Aangever had tijdens de worsteling bemerkt dat verdachte overal op en in de jas van aangever voelde en concludeert dat de portemonnee toen door verdachte is weggenomen.
Feit 1 Vernieling telefoon [slachtoffer 2]
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde feit op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Feit 2 Diefstal portemonnee [slachtoffer 2]
Aangever heeft verklaard dat verdachte tijdens de worsteling overal op en in zijn jas voelde. Zijn conclusie dat verdachte toen de portemonnee heeft weggenomen, deelt de rechtbank en zij neemt deze over. De door aangever beschreven zwarte Tommy Hilfiger portemonnee werd, leeg, vlak na die worsteling aangetroffen in de witte BMW, in het dashboardkastje aan de bijrijderskant waar verdachte kort daarvoor had gezeten . Deze vindplek wist het kind van de bestuurder van de BMW aan te wijzen. De portemonnee was leeggehaald.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de bijrijder was in die BMW en dat er sprake is geweest van een worsteling tussen hem en aangever.
De rechtbank is naar aanleiding van bovenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan.
4.7
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Parketnummer 08-233544-22
1.
hij op 14 augustus 2022 te Enschede, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om een persoon, te weten [slachtoffer 1] , opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] , meermalen, met geschoeide voet, met kracht, tegen diens hoofd en lichaam heeft geschopt/getrapt en die
[slachtoffer 1] tegen diens hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 14 augustus 2022 te Enschede, openlijk, te weten aan de Klokkenplas (aan de achterzijde van restaurant La Cubanita), aan de openbare weg en op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten
[slachtoffer 1] , door die [slachtoffer 1] meermalen met geschoeide voet, met kracht, tegen diens hoofd en lichaam te schoppen/trappen en die [slachtoffer 1] tegen diens hoofd te slaan en door te urineren over het hoofd en lichaam van die [slachtoffer 1] ;
Parketnummer 08-022054-22
1.
hij op 25 januari 2022 te Enschede opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele telefoon, een goed dat aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield;
2.
hij op 25 januari 2022 te Enschede een portemonnee (met inhoud), enig goed dat aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door:
- die [slachtoffer 2] te duwen en
- aan die [slachtoffer 2] te trekken en/of te rukken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 47, 141, 287, 310, 312 en 350 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 08-233544-22
feit 1 primair en feit 2
de eendaadse samenloop van:
het misdrijf:
medeplegen van poging tot doodslag;
en
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Parketnummer 08-022054-22
feit 1
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 2
het misdrijf:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd dat de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering worden opgelegd, met uitzondering van het contactverbod met het slachtoffer en de medeverdachte. De officier van justitie heeft bij zijn eis de straf voor de bewezenverklaarde feiten onder parketnummer
08-022054-22 verdisconteerd in de straf voor de bewezenverklaarde feiten onder parketnummer 08-233544-22.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om in het geval van een bewezenverklaring bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, en met de concrete bijdrage van verdachte aan de tenlastegelegde feiten. Ook heeft de raadsman verzocht om rekening te houden met de eendaadse samenloop van de feiten 1 en 2 onder parketnummer 08-233544-22.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte in de nacht van 14 augustus 2022 schuldig gemaakt aan ernstige geweldsdelicten die gekwalificeerd worden als het medeplegen van een poging tot doodslag en openlijke geweldpleging. Verder heeft hij iemand op straat beroofd en de telefoon van dat slachtoffer vernield.
In de zaak 14 augustus 2022 hebben verdachte en zijn medeverdachte misbruik gemaakt van de situatie door een zichtbaar onder invloed zijnde en daardoor hulpbehoevende persoon als slachtoffer van hun geweld uit te zoeken. Tegen passerende politieagenten wordt zelfs gelogen dat aangever een vriend is en dat ze hem – gezien zijn beschonken toestand – thuis zullen brengen. In plaats daarvan nemen zij hem mee naar een relatief rustig steegje waar zij hem op schokkende en grove wijze aan een levensbedreigende en vernederende behandeling onderwerpen. Er wordt getrapt, meermalen tegen het hoofd, geslagen, over het slachtoffer heen geürineerd en getuige het gelach beleven zij hier ook plezier aan. Dit palet van geweld en vernedering filmen zij bovendien, waarbij ook hun opmerkingen richting aangever zijn vastgelegd.
Dat geweld tegen aangever was zo heftig dat aangever daardoor had kunnen overlijden. Voor deze geweldsexplosie was geen enkele aanleiding laat staan een rechtvaardiging. Dergelijk geweld in het uitgaansgebied en in een uitgaansnacht is de nachtmerrie die menig ouder heeft wanneer hun kinderen uitgaan. Aangever mag van geluk spreken dat hij nog leeft en geen ernstige verwondingen heeft opgelopen.
Aan de ernst van het (openlijk) geweld draagt bij dat de gemaakte videobeelden naderhand zijn uitgewisseld tussen verdachten onderling en met anderen. Dat verergert het vernederende karakter van het geweld en het urineren voor aangever. Het delen van de beelden, waardoor deze voor eeuwig beschikbaar kunnen blijven en deze aangever in de toekomst kunnen blijven achtervolgen, acht de rechtbank kwalijk.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
2 januari 2023 van verdachte. Daaruit blijkt dat hij op zijn jonge leeftijd al een fors strafblad heeft opgebouwd met meerdere veroordelingen voor geweldsdelicten. De rechtbank acht dit patroon zorgwekkend.
Uit het verslag van het psychiatrisch consult door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) van 12 oktober 2022 blijkt dat er geen aanwijzingen zijn voor een psychiatrisch toestandsbeeld of persoonlijkheidsproblematiek. Ook niet in de periode van het tenlastegelegde. De rechtbank concludeert hieruit dat verdachte zich volledig bewust was van de impact van zijn handelen. Verder raadt het NIFP af om jeugdstrafrecht toe te passen, nu het effect van een pedagogische aanpak – gelet op het totaalbeeld – gering lijkt.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Iriszorg van 30 januari 2023. De reclassering heeft de indruk dat het sociaal netwerk in combinatie met het middelengebruik en het psychosociaal functioneren van verdachte ten grondslag hebben gelegen aan het plegen van de verdenkingen. Verdachte lijkt gevoelig te zijn voor groepsdruk en zijn alcoholgebruik heeft er waarschijnlijk voor gezorgd dat hij grensoverschrijdend gedrag vertoont. Verder is sprake van een beperkte belevingswereld en gebrekkig probleembesef, waardoor hij de gevolgen van zijn handelen niet kan overzien. De reclassering heeft de indruk dat er mogelijk sprake is van een pro criminele houding. Verdachte volgt nu twee trajecten bij de jeugdreclassering die de kans op recidive niet lijken te verminderen. Verdachte en zijn ouders zien hierin weinig meerwaarde. De jeugdreclassering evenmin: het toezicht en de begeleiding komen onvoldoende van de grond en de kans op recidive neemt niet af. De risico’s op recidive en letselschade worden door de reclassering dan ook ingeschat als hoog. De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen en de vorderingen tot tenuitvoerlegging toe te wijzen. Het advies luidt een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Het volwassenenstrafrecht
Verdachte was minderjarig ten tijde van het plegen van de strafbare feiten onder parketnummer 08-022054-22. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen en volgt daarmee het advies en de onderbouwing ervan van het NIFP en de reclassering.
De straf
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren passend en geboden om uitdrukking te geven aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Deze straf is hoger dan die door de officier van justitie is geëist, maar is volgens de rechtbank te rechtvaardigen op grond van al hetgeen dat hierboven is overwogen. De rechtbank heeft bij haar beslissing in het bijzonder acht geslagen op de ernst van de feiten zoals hiervoor beschreven, het strafblad van verdachte en het feit dat interventies niet lijken te helpen. Bovendien weegt in belangrijke mate mee dat verdachte er ter zitting op geen enkele wijze blijk van heeft gegeven verantwoordelijkheid te nemen voor zijn gedrag. Dat kwam nog wel heeft meest pregnant naar voren in het stelselmatig weigeren te kijken naar de ter zitting getoonde videobeelden van alle gewelddadigheden.
De rechtbank acht het niet noodzakelijk om een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen, zoals door de officier van justitie is geëist. Mochten bijzondere voorwaarden na detentie geïndiceerd zijn, dan kunnen deze in het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling worden opgelegd en worden geformuleerd aan de hand van de omstandigheden op dat moment.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft gevorderd dat de iPhone 13 van verdachte verbeurd wordt verklaard, omdat deze is gebruikt bij de uitvoering van het delict. De iPhone 11 kan wat de officier van justitie betreft aan verdachte worden teruggegeven.
De rechtbank heeft op basis van de stukken in het dossier vastgesteld dat er geen sprake is van enig openstaand beslag en hoeft daarom geen beslissing te nemen op dit punt.

8.De schade van benadeelden

8.1
Ten aanzien van parketnummer 08-233544-22
8.1.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 3.802,72 (drieduizend achthonderd twee euro en tweeënzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit parkeerkosten, kosten voor een nieuw rijbewijs en nieuw kentekenbewijs, niet-vergoede medische kosten, nieuwe sloten, een beveiligingscamera en beschadigde kleding en schoenen.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 3.000,00 gevorderd.
8.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel dient te worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ook heeft de officier van justitie verzocht om de hoofdelijkheidsbepaling toe te passen.
8.1.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank primair verzocht om de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat hij vrijspraak heeft bepleit. Subsidiair heeft de raadsman in het geval van een bewezenverklaring verzocht om de immateriële schadevergoeding te verlagen, omdat bepaalde elementen daarvan zien op de beroving van aangever en ten aanzien van dat feit heeft de raadsman ook vrijspraak bepleit.
8.1.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De vordering heeft voor een deel betrekking op het onder 3 tenlastegelegde feit. Dit betreffen de kosten voor een nieuw rijbewijs, een nieuw kentekenbewijs, nieuwe sloten en een camera. Nu verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot een bedrag van € 199,89.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks materiële schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Een deel van de opgevoerde materiële schadeposten is onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal de gevorderde materiële schade daarom gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 602,83, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, zijnde 14 augustus 2022. Dit bedrag ziet op de parkeerkosten, de niet-vergoede medische kosten en de kosten van de beschadigde kleding en schoenen van aangever.
Immateriële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is eveneens komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks immateriële schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De immateriële schadevordering is onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 3.000,00 toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, zijnde 14 augustus 2022.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat zowel de verdachte als zijn medeverdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
8.1.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten 1 en 2 is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 46 dagen, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
8.2
Ten aanzien van parketnummer 08-022054-22
8.2.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.053,57 (duizend drieënvijftig euro en zevenenvijftig cent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de kosten voor een nieuw rijbewijs, het maken van een pasfoto daarvoor en de aanschafprijs van een nieuwe telefoon.
8.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in het geval van bewezenverklaring verzocht om de gevorderde kosten voor de aanschaf van een nieuwe telefoon niet-ontvankelijk te klaren, omdat deze kosten niet in verhouding staan tot de vernieling die aan verdachte wordt verweten. De benadeelde partij had de telefoon kunnen laten repareren voor een lagere prijs.
8.2.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. Hoewel de raadsman heeft aangevoerd dat de gevorderde kosten voor de aanschaf van de nieuwe telefoon buitenproportioneel zijn, stelt de rechtbank aan de hand van het proces-verbaal aanvraag machtiging leggen beslag ex artikel 94a jo artikel 103 Sv (pagina 50) vast dat de benadeelde partij geen andere mogelijkheid had dan het aanschaffen van een nieuw toestel. Uit dat proces-verbaal blijkt immers dat een telefoonschadeherstelbedrijf de benadeelde partij heeft geadviseerd om de telefoon te vervangen, omdat deze niet herstelbaar was. De rechtbank zal het gevorderde daarom in zijn geheel toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, zijnde 25 januari 2022.
8.2.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten 1 en 2 is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 20 dagen, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De vorderingen tenuitvoerlegging

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde werkstraffen, opgelegd door de kinderrechter in de rechtbank Overijssel bij vonnis van 15 juni 2021 (parketnummer 08-057631-21) en 14 juni 2022 (parketnummer 08-299476-21), moeten worden toegewezen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie moeten worden toegewezen. Dit betreffen de voorwaardelijk opgelegde werkstraffen voor de duur van respectievelijk 40 uren en 30 uren. Het is immers gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 55, 57 en 63 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde (onder parketnummer 08-233544-22) heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde (onder parketnummer 08-233544-22) en het onder 1 en 2 tenlastegelegde (onder parketnummer
08-022054-22) heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 08-233544-22
feit 1 primair en 2
de eendaadse samenloop van:
het misdrijf:
medeplegen van poging tot doodslag;
en
het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Parketnummer 08-022054-22
feit 1
het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 2
het misdrijf:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 (onder parketnummer 08-233544-22) en voor het onder 1 en 2 (onder parketnummer 08-022054-22) bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
parketnummer 08-233544-22
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 3.602,83 (bestaande uit € 602,83 materiële schade en € 3.000,00 immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot
betaling aande benadeelde partij
[slachtoffer 1](feiten 1 en 2): van een bedrag van
€ 3.602,83(zegge: drieduizend zeshonderd twee euro en drieëntachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2022, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 3.602,83, (zegge: drieduizend zeshonderd twee euro en drieëntachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 augustus 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 26 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor een deel van € 199,89 aan materiële schade (feit 3) niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
parketnummer 08-022054-22
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van
€ 1.053,57 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot
betaling aande benadeelde partij
[slachtoffer 2](feiten 1 en 2) van een bedrag van
€ 1.053,57(zegge: duizenddrieënvijftig euro en zevenenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2022;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 1.053,57(zegge: duizenddrieënvijftig euro en zevenenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 20 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straffen
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel van 15 juni 2021 voorwaardelijk opgelegde
werkstrafvoor de duur van
40 uren(met parketnummer 08-057631-21);
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel van 14 juni 2022 voorwaardelijk opgelegde
werkstrafvoor de duur van
30 uren(met parketnummer 08-299476-21).
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J. ten Brink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2023.
Buiten staat
Mr. M.A.H. Heijink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Parketnummer 08-233544-22
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022370576, gesloten op 30 november 2022. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feiten 1 primair en 2
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 februari 2023, voor zover inhoudende, de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 14 augustus 2022 samen met een ander en Bas [slachtoffer 1] in de Klokkenplas in Enschede was. Wij hebben Bas [slachtoffer 1] daar op de grond gezet tegen de muur aan. Ik heb vervolgens over hem heen geürineerd. Daarna heb ik gefilmd hoe Bas [slachtoffer 1] mishandeld werd. Ik ben te zien op de videobeelden. Het klopt dat ik onder het bloed van Bas [slachtoffer 1] zat. Na het schoppen en slaan zijn Devin (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ) en ik samen weggerend. Na de tijd hebben we de videobeelden naar elkaar verstuurd. Ik weet dat een persoon dood kan gaan als gevolg van schoppen tegen het hoofd
.
2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 10 september 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 74, 76, 78):
Het slachtoffer was dronken, niet echt aanspreekbaar. Dat geweld op die filmpjes heb ik wel gedaan. Het is mij doorgestuurd. Ik was één van die jongens. Ik heb hem een paar keer getrapt, wat ook op de filmpjes te zien is. Ik was alleen met die jongen met dat witte shirt.
3. De waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 14 februari 2022 dat op de bij e-mail van de officier van justitie van 10 februari 2022 aan het dossier toegevoegde videobestanden met kenmerken “filtered-757FB0F0-245E-49A0-8CE5-BFA2916630D6” en “filtered-DD17B3A0-A041-4524-8C09-FB19F8CFAFBE” te zien is dat verdachte [medeverdachte] , te herkennen aan zijn kleding, over aangever [slachtoffer 1] heen urineert.
4. Het proces-verbaal van bevindingen van 9 september 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 420-425, 429-440):
Door de inspecteur P. Pol werden vier filmpjes aangetroffen op de Apple Iphone van [medeverdachte] .
Film IMG_0112.MOV
In het midden van beeld is een waterstraal zichtbaar. De waterstraal raakt de jongen die op de grond zit. Het lijkt erop dat iemand (een man) op de zittende jongen urineert en dat hij dit heeft gefilmd. De straal urine raakt de zittende jongen op zijn hoofd en rechter oor.
Film: IMG_0113.MOV
Te zien is dat een jonge man op de grond zit. Al zijn kledingstukken zijn voorzien van onregelmatig gevormde rode vlekken, vermoedelijk bloed. Op de grond, rondom de jongen zijn ook donkere vlekken zichtbaar. Te horen is dat een man zegt: “Pik ambulance bellen of nie”. Te zien is dat de jongen gewond is aan zijn neus. Het bloed druipt uit zijn neus. Te zien is dat een wit voorwerp vanaf de zijkant van de zittende jongeman in beeld komt en dat dit witte voorwerp het hoofd van de jongeman raakt. Dit witte voorwerp lijkt een schoen te zijn. Op het moment dat de schoen het hoofd van de zittende jongen raakt is te zien dat zijn hoofd de andere kant op beweegt. Te horen is dat iemand zegt: “dat was ik niet. Dat was hij”.
Hierna is een andere jongeman te zien. Hij draagt een roze kleurig hoedje en zwarte bovenkleding. De inspecteur P. Pol deelde mij mede dat deze jongeman door andere politieagenten is herkend als [medeverdachte] .
[afbeelding]
Te horen is dat een mannelijke stem zegt: “je zit helemaal onder het bloed pik. Je bloedt straks dood jongen.”
Film: IMG_0114.MOV
Te zien is dat een jongeman op de grond zit. Al zijn kledingstukken zijn voorzien van onregelmatig gevormde rode vlekken, vermoedelijk bloed. Op de grond, rondom de jongen zijn ook donkere vlekken zichtbaar. Dit betreft dezelfde jongen als op de filmpjes IMG.0112 MOV en IMG.0013 MOV (de rechtbank begrijpt: IMG.0113 MOV).
[afbeelding]
Te zien is dat [medeverdachte] naar de gewonde jongen loopt die op de grond zit en dat hij zijn rechter voet optilt. Te zien is dat de op de grond zittende gewonde jongen tegen zijn hoofd wordt geschopt. Direct hierna is te zien dat de op de grond zittende jongen door [medeverdachte] een tweede keer tegen zijn hoofd wordt geschopt.
[Afbeelding]
De rechter schoen van [medeverdachte] raakt het hoofd aan de linkerzijde waardoor het hoofd van de reeds gewonde zittende jongeman een forse beweging naar rechts maakt. Ook is te zien dat het lichaam van de op de grond zittende jongeman een slag draait.
[Afbeelding]
Direct hierna is te zien dat [medeverdachte] zijn rechter voet weer opheft en met zijn schoen een derde keer richting het hoofd van de gewonde man trapt.
[Afbeelding]
Te zien is dat de op de grond liggende gewonde jongeman een vierde schop tegen zijn hoofd krijgt.
[Afbeelding]
Hierna is te zien dat [medeverdachte] met zijn rechterarm/rechtervuist een klap geeft op het gezicht van de gewonde jongen. Het gevolg was dat het hoofd van de gewonde man tegen de deur aan botste.
[Afbeeling]
Hierna is te zien dat [medeverdachte] een vijfde schop geeft aan de gewonde man. Door deze vijfde schop wordt de gewonde jongen in zijn gezicht geraakt.
[Afbeelding]
Hierna is te zien dat [medeverdachte] een zesde trap geeft. Hierdoor wordt de gewonde jongen in zijn buik geraakt.
[Afbeelding]
Hierna is te zien dat [medeverdachte] een zevende schop aan de gewonde jongen geeft. Deze schop raakt de gewonde jongen in zijn buik.
[Afbeelding]
In dit filmbestand van 43 seconden is zeven keer te zien dat de gewonde jongen geschopt wordt door [medeverdachte] .
Film: filtered-822ECA58-D676-4202-B106-AA0E5EC1720D.mp4
Hierna zwenkt de camera naar een jonge man. De inspecteur P. Pol deelde mij mede dat deze jongeman door andere politieagenten is herkend als [verdachte] . Een andere jongeman is zichtbaar. Deze jongeman draagt een roze kleurig hoedje. Dit betreft [medeverdachte] . Man: lacht. Mannen: wajoo, wajoo (verschillende stemmen). Te horen is dat één of twee personen aan het hijgen zijn.
5. Het rapport forensisch-medisch onderzoek betreffende [slachtoffer 1] van het Nederlands Forensisch Instituut van 7 februari 2023, voor zover inhoudende:

1. De zichtbare toestand van het slachtoffer.
Uit de beschikbare videobeelden en het ontvangen proces-verbaal kan worden
opgemaakt dat het bewustzijn van het slachtoffer ten tijde van het geweldsincident
verlaagd was:
-Het slachtoffer maakte een slaperige indruk, reageerde niet op het nat worden door urineren van een belager, reageerde traag en relatief gering op de ondergane geweldsinwerkingen, verweerde zich nauwelijks en leek het bloedverlies niet waar te nemen. Hij was daarbij wel aanspreekbaar, aangezien hij verbaal reageerde op vragen van zijn belagers.
(…)
III. De waargenomen geweldsinwerkingen.
In de videobestanden 5, 6, 8 en 9 zijn geweldplegingen jegens het slachtoffer
zichtbaar. De waargenomen geweldsinwerkingen worden als volgt samengevat.
(…)
Tabel 3
(…)
5. Een vuistslag tegen de linkerzijde van het hoofd; het hoofd van het slachtoffer botst daardoor hard tegen een deur.
(…)
Er zijn (…) minimaal 10 krachtige geweldsinwerkingen tegen het hoofd
waargenomen, met dientengevolge meermalen plotseling zijwaarts
buigen van het hoofd in de hals. Geconcludeerd wordt dat het aantal krachtige geweldsinwerkingen tegen het hoofd derhalve minimaal 11 bedroeg.
(…)
IV. De gevaarzetting van schoppen tegen het hoofd (in het algemeen)
Bij trappen tegen het hoofd is er groot risico op breuken van onderkaak en/of bovenkaak, de neus en het jukbeen; (…) Voorts zijn letsels mogelijk van ogen en oren. Aangezichtsletsels kunnen de dood veroorzaken door bloedverlies in de keelholte en de luchtwegen.
Bij krachtige botsende geweldsinwerkingen tegen het hoofd treden vaak plotse
zijwaartse bewegingen en draaibewegingen op (zoals ook in de onderhavige casus),
waardoor diffuse schade kan ontstaan aan de lange zenuwuitlopers in de hersenen (…). Hierdoor kan een scala aan klachten ontstaan (evenwichtsstoornissen, lichtschuwheid, oorsuizen, braken, dubbelzien, etc), waarbij de ernst kan variëren tussen geringe tijdelijke klachten tot zware blijvende invaliditeit en een fatale afloop.
(…)
Door een val met het hoofd tegen harde ondergrond of krachtig botsen van het hoofd tegen een harde ondergrond of achtergrond, kunnen zogenaamde coup- en
contrecoupletsels worden veroorzaakt. Naast de bovenbeschreven letsels door het botsend contact (zgn. coupletsels) kunnen daarbij inwendige letsels ontstaan door
voortgeleiding van de mechanische energie en inwendige orgaanverschuivingen door
deceleratie (zgn. contrecoupletsels).
Contrecoupletsels kunnen o.a. bestaan uit kneuzingen en/of verscheuring van hersenweefsel en/of bloedingen onder de hersenvliezen;
(…)
V. De gevaarzetting van de geweldsinwerkingen tegen het hoofd in de onderhavige casus.
De casusspecifieke aspecten van de gevaarzetting (…) zijn de volgende:
(…) - Vanwege het verlaagde bewustzijn van betrokkene ten tijde van het geweldsincident, was er een groot risico op ernstige c.q. levensbedreigende letsels, omdat geen adequate afweer tegen geweldsinwerkingen werd uitgevoerd;
(…) - de trefkans bij het schoppen en toedienen van vuistslagen was daarbij groot, waarbij het geweld ongehinderd tot kwetsbare delen kon doordringen;
(…) - er was daarbij grote kans op ernstige letsels aan het aangezicht, de schedel, de hersenen en de hals;
- indien door bovenstaande mogelijke complicaties verlies van het bewustzijn was opgetreden, dan hadden complicaties kunnen optreden door aspiratie, onderkoeling* (…) en uitblijven van adequate medische hulpverlening.
(*De omgevingstemperatuur tijdens het geweldsincident wordt geschat op
circa 13,6°C6. Het slachtoffer was daarbij dun gekleed en had deels vochtige
bovenkleding na het urineren door zijn belager).
(…)
De waargenomen geweldsinwerkingen tegen het hoofd van het slachtoffer zijn alle te kwalificeren als zeer krachtig, waarbij alle risico’s die zijn opgesomd in de gevaarzetting (zie IV) zonder meer van toepassing zijn. Door de plotse zijwaartse en
draaiende bewegingen van het hoofd, was er een groot risico op letsels van de hersenen en de hals door rotatie en hyperextensie.
Samengevat kan worden geconcludeerd dat de kans op ernstige c.q. fatale letsels
van het hoofd en/of de hals in de onderhavige casus groot tot zeer groot is
geweest.
Parketnummer 08-022054-22
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022038156, gesloten op 27 januari 2022. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 februari 2023, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 25 januari 2022 (pagina 4-6).
Feit 2
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 25 januari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 4-5):
Op 25 januari 2022 reed ik in Enschede op mijn werkfiets. Ik zag een witte BMW en die stopte net toen hij mij voorbij was. De bijrijder rende naar me toe. En toen begon een worsteling over en weer met de bijrijder. En toen dit voorbij was bemerkte ik dat mijn portemonnee weg was. Het is een zwarte Tommy Hilfiger portemonnee.
Het kan niet anders dan dat de bijrijder de portemonnee uit mijn jas heeft gehaald in de worsteling. Ik voelde namelijk dat hij overal op en in mijn jas voelde tijdens de worsteling.
2. Het proces-verbaal van bevindingen van 25 januari 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 15):
Ik, verbalisant Zwerink, vroeg medewerking om de auto te doorzoeken. Ik hoorde collega de Vries aangeven dat wij op zoek waren naar een portemonnee. Ik hoorde vervolgens het kleine kindje zeggen “die ligt daar in”. Ik zag dat het kindje in de richting van het dashboardkastje aan de bijrijderskant liep. Ik zag dat het kindje het dashboard kastje opende. Ik zag dat er een zwarte portemonnee in lag. Ik zag dat het een zwarte portemonnee betrof van het merk Tommy Hilfiger. Ik zag dat er geen inhoud zat in de portemonnee.
3. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 februari 2023, voor zover inhoudende, de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 25 januari 2022 in Enschede bijrijder was in de BMW. Er was sprake van een worsteling tussen mij en [slachtoffer 2] .