ECLI:NL:RBOVE:2023:843

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
ak_23_476
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan procesbelang

In de zaak tussen [naam vennootschap] CV, verzoekster, en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 8 maart 2023 uitspraak gedaan. Het betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bezwaar tegen een besluit van verweerder van 6 januari 2023, waarin gedeeltelijke openbaarmaking van informatie werd besloten. De eigenaar van verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit primaire besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

Verweerder heeft echter aangegeven de openbaarmaking van de documenten met betrekking tot verzoekster op te schorten tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Hierdoor heeft verzoekster geen procesbelang meer bij de voorlopige voorzieningenprocedure, wat leidt tot de conclusie dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan.

De voorzieningenrechter heeft tevens bepaald dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184,- dient te vergoeden, aangezien verweerder aan het verzoek om voorlopige voorziening tegemoet is gekomen. De uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, in aanwezigheid van griffier C. Kuiper, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/476

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam vennootschap] CV, te [plaats] verzoekster

en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 6 januari 2023 (primaire besluit) heeft verweerder besloten informatie (gedeeltelijk) openbaar te maken.
Namens verzoekster is door haar eigenaar tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft laten weten de openbaarmaking van de documenten voor zover dit betrekking heeft op verzoekster op te schorten tot zes weken na de beslissing op bezwaar.

Overwegingen

De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening.
Omdat verweerder heeft toegezegd niet tot openbaarmaking van de genoemde documenten over te gaan tot zes weken na de beslissing op bezwaar, heeft verzoekster geen procesbelang meer bij de voorlopige-voorzieningenprocedure. Het verzoek om voorlopige voorziening is kennelijk niet-ontvankelijk.
De voorzieningenrechter ziet in de uitkomst van de zaak aanleiding te bepalen dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt, omdat verweerder aan het verzoek om voorlopige voorziening tegemoet is gekomen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoekster te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. A. Oosterveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van C. Kuiper, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.