ECLI:NL:RBOVE:2023:802

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
9975616 \ CV EXPL 22-2363
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige registratie en beëindiging van autoverzekering door ABN Amro na autodiefstal

In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een Audi A1 Sportback, zijn auto verzekerd bij ABN Amro. Na aangifte van autodiefstal op 26 april 2021, heeft ABN Amro de schadeclaim afgewezen, onder verwijzing naar een vermoeden van fraude. Eiser vordert in deze procedure de opheffing van de registraties van zijn persoonsgegevens en een schadevergoeding. De kantonrechter oordeelt dat ABN Amro ten onrechte de schadeclaim heeft afgewezen en de verzekering heeft beëindigd. De kantonrechter wijst de vorderingen van eiser grotendeels toe, omdat er onvoldoende bewijs is voor frauduleus handelen van eiser. De kantonrechter concludeert dat de registratie van persoonsgegevens in de Gebeurtenissenadministratie en het IVR onterecht was, en dat ABN Amro aansprakelijk is voor de schade die eiser heeft geleden door de onterechte maatregelen. De kantonrechter beveelt ABN Amro om binnen 14 dagen de registraties ongedaan te maken en veroordeelt hen tot betaling van stallingskosten en andere gemaakte kosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 9975616 \ CV EXPL 22-2363
Vonnis van 28 februari 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. Y. Ersoy,
tegen
ABN AMRO SCHADEVERZEKERING N.V.,
te Zwolle,
gedaagde partij,
hierna te noemen: ABN Amro,
gemachtigde: mr. J.J.H. van Mil.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 november 2022
- de wijziging/aanvulling van eis van [eiser]
- de mondelinge behandeling van 30 januari 2023
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van ABN Amro.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Samenvatting

[eiser] had zijn auto verzekerd bij ABN Amro. [eiser] heeft aan ABN Amro gemeld dat de auto gestolen is. ABN Amro heeft onderzoek naar de autodiefstal laten verrichten. Zij heeft geconcludeerd dat [eiser] een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven. ABN Amro heeft de schadeclaim afgewezen, de gegevens van [eiser] in interne registraties opgenomen en de autoverzekering beëindigd. [eiser] vordert in deze procedure opheffing/verkorting van de registraties en een schadevergoeding.
De kantonrechter oordeelt dat ABN Amro voornoemde maatregelen ten onrechte heeft genomen. De vorderingen worden grotendeels toegewezen.

3.De feiten

3.1.
[eiser sub 1] (hierna: de vader) is de vader van [eiseres sub 2] (hierna: de dochter). De vader is eigenaar van een auto, een Audi A1 Sportback met het [kenteken]
(hierna: de auto). De vader heeft de auto rond kerst 2019 in Duitsland gekocht en deze na invoering in Nederland per 6 januari 2020 verzekerd bij ABN Amro.
3.2.
Op 26 april 2021 heeft de dochter telefonisch aangifte gedaan bij de politie van diefstal van de auto. In het proces-verbaal van aangifte staat dat de dochter onder meer heeft verklaard:
“Op zaterdag 24 april 2021 omstreeks 21:55 uur heb ik de personenauto geparkeerd aan [het adres] te [woonplaats] . De personenauto stond geparkeerd vlakbij mijn woning tegenover de oplaad plek. De personenauto stond daar in een parkeervak. Ik heb de personenauto afgesloten met de knop op de handzander en ik heb gezien aan het oplichten van de lampen dat de personenauto was afgesloten.
Op zondag 25 april 2021 omstreeks 19:00 uur wilde ik met de personenauto naar de winkel gaan en zag ik dat deze er niet meer stond en dat deze door onbekende(n) was weggenomen. Ik heb geen sporen zien liggen die te maken kunnen hebben met de diefstal van de personenauto.”
3.3.
Op 27 april 2021 heeft de vader bij ABN Amro een schadeclaim ingediend in verband met diefstal van de auto.
3.4.
ABN Amro heeft de schadeclaim laten onderzoeken door een (interne) expert van Nationale Nederlanden (NN). Onderdeel van dit onderzoek was een sleutelonderzoek. Naar aanleiding van de bevindingen van de interne expert heeft ABN Amro I-TEK B.V. (hierna: I-TEK) ingeschakeld om de toedracht en omstandigheden van de autodiefstal nader te onderzoeken. De onderzoeker van I-TEK heeft gesprekken gevoerd met vader en dochter [eiser] en daarnaast bij dit onderzoek gebruik gemaakt van de expertise van [X] Identificatie Techniek (hierna: [X] ) voor een nader sleutelonderzoek. I-TEK heeft op 9 augustus 2021 een rapport uitgebracht. Het Resumé van dit rapport luidt als volgt:
“Aan de hand van het hierboven omschreven onderzoek is het navolgende vastgesteld:
  • Door verzekerde is aan de verzekeraar verklaard dat de Audi op 24 april 2021, omstreeks 21:55 uur, werd geparkeerd nabij de woning van verzekerde.
  • Namens verzekerde is door [eiseres sub 2] aangifte gedaan van diefstal van de Audi, waarbij door haar is medegedeeld dat zij de Audi op 24 april 2021, omstreeks 21:55 uur, parkeerde nabij de woning van verzekerde.
  • Verzekerde en [eiseres sub 2] hebben aanvankelijk verklaard dat [eiseres sub 2] , op 24 april 2021, op bezoek was geweest bij haar zieke oma om haar eten te brengen en dat zij zich op de terugweg naar huis erg had moeten haasten om nog juist op tijd, voor het ingaan van de avondklok, thuis te zijn.
  • Nadat verzekerde en [eiseres sub 2] ermee waren geconfronteerd dat de avondklok pas inging op 24 april 2021, ruim, een uur nadat [eiseres sub 2] was thuisgekomen, verklaarden zij dat [eiseres sub 2] zich op haar eigen wijze had gehaast.
  • Namens verzekerde is door [eiseres sub 2] een filmpje aangeboden met videobeelden van het parkeren van de Audi nabij de woning van verzekerde. Op dit filmpje is zichtbaar dat de opname op de iPhone van [eiseres sub 2] , plaatsvindt op 24 april 2021 om 20:59 uur.
  • Uit onderzoek is gebleken dat de avondklok op 24 april 2021 gold vanaf 22:00 uur.
  • Nadat verzekerde en [eiseres sub 2] werden geconfronteerd met het feit dat, volgens het aangeleverde filmpje, de Audi werd geparkeerd op 24 april 2021, om 20:59 uur, verklaarden zij dat men zich dan vergist had in de tijd.
  • Volgens verzekerde en [eiseres sub 2] , stonden de datum en de tijd in de Audi, vanaf de aanschaf, altijd juist ingesteld en werd dit automatisch door de Audi geactualiseerd.
  • Volgens onderzoek door [X] Identificatie Techniek, stonden de datum en tijd van de Audi, ten tijde van de productie van het aangeleverde filmpje, op handmatig ingesteld. Dit werd bevestigd door een specialist van Audi Centrum Tilburg.
  • Volgens onderzoek door [X] Identificatie techniek, waren op de Audi drie sleutels aangemeld/ingeleerd en werd ten tijde van de productie van het filmpje, sleutel 2, van in totaal 3 'ingeleerde’ sleutels gebruikt. Dit werd eveneens bevestigd door een specialist van Audi Centrum Tilburg.
  • De door verzekerde aangeleverde berichten van derden, met uitleg over de tekens ‘2/3’ in het display van Audi, wijken niet af van hetgeen door [X] Identificatie Techniek is omschreven hierover.
  • Volgens de buurvrouw, wonende op [het adres] te [woonplaats] , was de Audi op donderdag 22 april 2021 nog aanwezig in een parkeervlak langs de rijbaan van [het adres] te [woonplaats] .
  • Het is niet uit te sluiten dat de Audi op 24 april 2021, omstreeks 20:59 uur, door [eiseres sub 2] is geparkeerd op [het adres] te [woonplaats] .
  • Uit sleutelonderzoek is gebleken dat de twee, door verzekerde aangeleverde sleutels voor het laatst zijn geüpdated op respectievelijk
15 september 2020 om 8:05 uur
19 april 2021 om 18:02 uur
  • Getuige de bevindingen uit het sleutelonderzoek is het niet mogelijk dat een van de twee door de verzekerde aangeleverde sleutels is gebruikt om de Audi op 24 april 2021 te gebruiken en te parkeren op [het adres] te [woonplaats] .
  • Gezien de verklaring van de tekens ‘2/3’ op het display van de Audi, zoals zichtbaar op foto 7, is niet uit te sluiten dat een derde autosleutel is gebruikt om de Audi, ná 19 april 2021 18:02 uur, te gebruiken. Door verzekerde en [eiseres sub 2] is echter verklaard dat een van de twee aangeleverde sleutels op 24 april 2021 is gebruikt om de Audi te besturen.
  • Op daartoe per e-mail gestelde vragen aan [Automobile] , volgens opgave van verzekerde de verkoper van de Audi, is tot op heden, datum opmaken van dit rapport, geen reactie ontvangen.”
De conclusie van het rapport vermeldt:
“Op grond van het hierboven omschreven onderzoek wordt het navolgende geconcludeerd:
  • De bevindingen uit het onderzoek naar de sleutels van de Audi, die door verzekerde zijn aangeleverd, verhouden zich niet tot de verklaring van de verzekerde.
  • De eerste verklaring van verzekerde alsmede de schademelding en de aangifte met betrekking tot het moment van thuiskomst op 24 april 2021 om 21:55 uur, verhouden zich niet tot de beelden op de, namens verzekerde, door [eiseres sub 2] ter beschikking gestelde filmopname.”
3.5.
In een brief van 24 augustus 2021 heeft ABN Amro aan de vader laten weten dat de schadeclaim wordt afgewezen, omdat zij een ernstig vermoeden van fraude heeft bij de schadeclaim. Aangekondigd wordt dat de autoverzekering wordt beëindigd per 24 oktober 2021 en dat de (persoons)gegevens van de vader worden opgenomen in de Gebeurtenissenadministratie en tot 24 augustus 2027 in het Interne Verwijzingsregister (IVR) van NN Group. Diezelfde dag heeft ABN Amro een brief aan de dochter gestuurd met de mededeling haar gegevens in de Gebeurtenissenadministratie en tot 24 augustus 2027 in het IVR worden vermeld.
3.6.
Per brief van 4 oktober 2021 heeft de toenmalige gemachtigde van [eiser] aan ABN Amro verzocht de schadeclaim alsnog toe te wijzen, de autoverzekering niet te beëindigen en de registraties in het IVR en de Gebeurtenissenadministratie ongedaan te maken, althans te verkorten. Hierop heeft ABN Amro per brief van 12 oktober 2021 afwijzend gereageerd.
3.7.
Tussentijds, op 3 oktober 2021, is de auto teruggevonden in Frankrijk. Op 20 oktober 2021 heeft de Franse politie de auto overgedragen aan [eiser] . De vader heeft de auto laten schorsen en laten stallen in een garage.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert - samengevat en na wijziging van eis - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Te verklaren voor recht dat ABN Amro onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [eiser] ;
II. Te verklaren voor recht dat ABN Amro aansprakelijk is voor de schade van de vader en/of de dochter;
III. ABN Amro te veroordelen binnen twee dagen na de datum van dit vonnis de registratie van de persoonsgegevens van [eiser] in de Gebeurtenissenregistratie en in het IVR ongedaan te maken;
IV. ABN Amro te veroordelen tot betaling van de advocaatkosten van € 5.178,80 inclusief BTW van de vader en/of de dochter;
V. ABN Amro te veroordelen tot betaling van de stallingskosten van de vader van € 5,00 per dag vanaf 21 oktober 2021 tot en met het moment dat er geen stallingskosten meer gemaakt zullen worden;
VI. ABN Amro te veroordelen tot betaling van de overige kosten van de vader (schorsing RDW, vervangen kentekenplaat en autoslot, verplaatsen en parkeren van de auto in Frankrijk en ophaalkosten) ter hoogte van € 2.296,48;
VII. ABN Amro primair te veroordelen tot betaling van de volledige advocaatkosten van € 5.178,80 inclusief BTW, subsidiair te veroordelen in de kosten van deze procedure conform de staffel van de rechtbank, maar in beide gevallen ABN Amro ook te veroordelen in de proceskosten, alsmede de nakosten.
4.2.
[eiser] heeft aan de vorderingen ten grondslag gelegd dat ABN Amro onrechtmatig tegenover hem heeft gehandeld, onder andere door de persoonsgegevens van de vader en de dochter in het IVR en in de Gebeurtenissenadministratie op te nemen. Er is volgens [eiser] geen sprake van een opzettelijke of bewuste misleiding van ABN Amro met het doel om ten onrechte een schadeclaim uitbetaald te krijgen. Voor het aanvechten hiervan heeft hij advocaatkosten moeten maken. Deze kosten moet ABN Amro volgens [eiser] vergoeden. [eiser] stelt verder primair dat ABN Amro door haar handelswijze tekortgeschoten is in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst en subsidiair dat
ABN Amro onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld, door onterecht de verzekeringsovereenkomst te beëindigen. Hierdoor is de auto noodgedwongen geschorst en kan deze niet de weg op. [eiser] maakt aanspraak op vergoeding van de kosten die hiermee gemoeid zijn.
4.3.
ABN Amro voert verweer. ABN Amro concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren hoofdelijke veroordeling van [eiser] in de kosten en de nakosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
ABN Amro betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld. Volgens haar heeft zij het besluit tot afwijzing van de schadeclaim, de beëindiging van de verzekering en de registratie van de persoonsgegevens van de vader en de dochter zorgvuldig genomen. Daarbij heeft zij zich gebaseerd op de onderzoeksbevindingen van Nationale Nederlanden, I-TEK, [X] en Audi Centrum Tilburg. Volgens ABN Amro had zij op grond van deze onderzoeken een ernstig vermoeden van fraude bij de ingediende schadeclaim.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat ABN Amro toerekenbaar tekortgeschoten is richting vader [eiser] als contractspartij bij de overeenkomst en onrechtmatig heeft gehandeld richting vader en dochter [eiser] door de maatregelen die ABN Amro tegen hen heeft genomen. Die maatregelen zijn:
- het weigeren van de schade-uitkering;
- het registreren van de persoonsgegevens van de vader en de dochter in de Gebeurtenissenadministratie en het IVR en
- het beëindigen van de verzekeringsovereenkomst met vader [eiser] .
Volgens ABN Amro mocht zij deze maatregelen nemen, omdat er een vermoeden van fraude is bij de schademelding. De kantonrechter gaat hieronder nader in op de genomen maatregelen.
Is de schade-uitkering terecht geweigerd?
5.2.
Voorop staat dat het aan een verzekerde is om te bewijzen dat sprake is van een verzekerd evenement, in dit geval de diefstal van de auto. Hierbij geldt dat aan het bewijs van diefstal van een geparkeerde auto geen al te zware eisen mogen worden gesteld. In beginsel kan een verzekerde volstaan met het leveren van bewijs van feiten en/of omstandigheden die voldoende aannemelijk maken dat de gestelde diefstal heeft plaatsgevonden (zie onder meer HR 11 april 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7070). Het bewijs kan in beginsel worden geleverd door de enkele aangifte van de diefstal bij de politie. Of een aangifte in een concreet geval voldoende is om de gestelde diefstal aannemelijk te maken, hangt af van het verweer van de verzekeraar. Het recht van uitkering vervalt bovendien als een verzekerde onjuiste informatie verstrekt met de bedoeling om de verzekeraar te misleiden (artikel 7:941 lid 5 BW).
5.3.
ABN Amro betoogt dat [eiser] niet heeft kunnen bewijzen dat sprake is geweest van diefstal en dat [eiser] ABN Amro heeft misleid door opzettelijk onjuiste informatie te verschaffen. ABN Amro heeft daarvoor de volgende omstandigheden aangedragen:
- Uit het sleutelonderzoek volgt dat sleutel 1 voor het laatst gebruikt is op
15 september 2020 en sleutel 2 op 19 april 2021, terwijl [eiser] heeft verklaard dat de auto op 24 april 2021 nog is gebruikt;
  • [eiser] heeft verklaard dat er slechts twee autosleutels in omloop zijn, terwijl uit de melding op het dashboard van de auto volgt dat de tweede sleutel van drie sleutels in gebruik was en dat er dus een derde sleutel was ingeleerd;
  • [eiser] heeft verklaard dat de datum en tijd van de auto automatisch stonden ingesteld, terwijl uit een filmpje van de dochter van 24 april 2021 volgt dat de datum en tijd op handmatig ingesteld stonden, omdat geen GPS-icoon zichtbaar was;
  • [eiser] heeft onjuist en tegenstrijdig verklaard over hoe laat de dochter met de auto thuis kwam. Nadat zij herhaaldelijk had verklaard dat ze op 24 april 2021 om 21:55 nabij de woning parkeerde en zich moest haasten vanwege de avondklok, is zij hier na bevindingen van I-TEK op teruggekomen en heeft zij verklaard dat zij zich in de tijd heeft vergist;
  • [eiser] heeft onjuist en tegenstrijdig verklaard dat een toegestuurde foto van de auto in april 2021 is genomen, terwijl dit onmogelijk is, omdat op de foto kentekenplaten staan die daarvóór zijn gestolen;
  • De snapchat-filmpjes van de dochter zijn betwist, vanwege het afwijkende tijdstip en de toevalligheid dat dergelijke specifieke filmpjes op de avond voor de diefstal zouden zijn gemaakt. Het lijkt erop dat de snapchat-filmpjes zijn opgenomen met als enig doel om te bewijzen dat de auto op 24 april 2021 is geparkeerd en vergrendeld.
5.4.
Alleen de omstandigheid dat uit de sleutelonderzoeken naar voren is gekomen dat de sleutels die [eiser] heeft ingeleverd voor het laatst zijn gebruikt op 15 september 2020 en 19 april 2021, terwijl [eiser] heeft verklaard dat de auto op 24 april 2021 nog is gebruikt, roept vraagtekens op. Naar het oordeel van de kantonrechter is de tegenstrijdigheid tussen de uitkomst van het sleutelonderzoek en de verklaring van [eiser] over het laatste gebruik van de auto in dit geval echter onvoldoende om te concluderen dat [eiser] bewust een onjuiste voorstelling van zaken heeft geschetst. Hierbij is van belang dat de auto inmiddels is teruggevonden en dat ABN Amro vervolgens geen nader onderzoek heeft gedaan, terwijl [eiser] wel aan ABN Amro heeft voorgesteld om de auto te (laten) onderzoeken. Volgens ABN Amro – gesteund door [X] – volgen de conclusies over het gebruik van de sleutels afdoende uit het sleutelonderzoek omdat dit een betrouwbare en beproefde methode is. Volgens [eiser] - gesteund door Audi Centrum Amsterdam - is het uitlezen van sleutels daarvoor echter niet voldoende nauwkeurig en waterdicht en kunnen er geen concrete conclusies uit de bevindingen worden getrokken. Gelet op dit verweer van [eiser] en het feit dat de auto is teruggevonden, had het op de weg van ABN Amro gelegen de auto nader te onderzoeken. Dit bood ABN Amro de gelegenheid om te controleren of de informatie die uit de sleutels is gehaald juist was. Door dat niet te doen, heeft ABN Amro een open eind in deze kwestie laten bestaan, terwijl [eiser] wel gemotiveerd verweer heeft gevoerd tegen de bevindingen uit het sleutelonderzoek. Dit komt voor haar risico. Bovendien kent de kantonrechter er gewicht aan toe dat deze mogelijke tegenstrijdigheid ten aanzien van het gebruik van de sleutels op zichzelf staat en niet wordt ondersteund door andere omstandigheden die wijzen op frauduleus handelen van [eiser] . De kantonrechter motiveert dat hierna als volgt.
5.5.
Ten aanzien van de gestelde tegenstrijdigheden in de verklaringen van vader en dochter [eiser] over van wanneer een foto van de auto dateert en over het tijdstip van de thuiskomst van de dochter overweegt de kantonrechter dat het gaat om voor deze zaak ondergeschikte punten. Ook is het niet ondenkbaar dat zij zich hierbij hebben vergist en dit pas hebben beseft nadat zij hierop door I-TEK waren gewezen. De kantonrechter leidt uit deze tegenstrijdigheden niet af dat vader en dochter [eiser] bewust onjuiste verklaringen hebben afgelegd.
5.6.
Ook uit het al dan niet handmatig ingesteld zijn van de tijd en de datum in de auto leidt de kantonrechter geen frauduleus handelen af. Dat de tijd en datum op handmatig staan, hoeft niet te betekenen dat er door [eiser] “gesjoemeld” is. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [eiser] is bovendien onduidelijk gebleven of de auto daadwerkelijk handmatig was ingesteld. Volgens ABN Amro zou de handmatige instelling volgen uit het ontbreken van het gps-icoontje op het dashboard op het filmpje van [eiser] . Volgens [eiser] kan dat hieruit niet worden afgeleid, omdat dit icoontje pas zichtbaar wordt, als de auto, nadat de sleutel is omgedraaid, op contact staat. Op het filmpje stond die auto volgens [eiser] niet in die stand. Gelet op deze betwisting van [eiser] is de reconstructie van ABN Amro zonder nader feitelijk onderzoek aan de auto niet voldoende om aan te nemen dat [eiser] ABN Amro op dit punt opzettelijk onjuist heeft geïnformeerd met het doel ABN Amro te misleiden.
5.7.
Voor wat betreft het aantal ingeleerde sleutels lopen de lezingen van partijen ook uiteen. Aan de ene kant staat de stelling van ABN Amro – onderbouwd met de bevindingen van [X] – dat er drie sleutels ingeleerd zijn. Daar tegenover staat de stelling van [eiser] – onderbouwd met onder andere een verklaring van Audi Centrum [woonplaats] – dat de melding “2/3” op het dashboard betekent dat er twee sleutels zijn ingeleerd en dat er de mogelijkheid bestaat een derde sleutel in te leren. Op dit punt bestaat dus onduidelijkheid. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [eiser] had ABN Amro nader onderzoek moeten doen aan de auto. De omstandigheid dat het volgens [X] op basis van een reconstructie ‘zeer waarschijnlijk’ is dat er ten tijde van de video met een derde sleutel werd gereden, is gelet op de gemotiveerde reactie van [eiser] en het uitblijven van onderzoek aan de teruggevonden auto niet voldoende om aan te nemen dat [eiser] ABN Amro bewust onjuist heeft geïnformeerd over de ingeleerde sleutels.
5.8.
De kantonrechter passeert de stelling van ABN Amro dat het Snapchat-filmpje verdacht is omdat uitgerekend gefilmd is dat de auto voor het laatst voor de gestelde diefstal geparkeerd is. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de dochter tijdens de zitting voldoende gemotiveerd verklaard dat zij destijds in een Snapchat-groep met vriendinnen door de dag heen steeds filmpjes naar elkaar stuurden om te laten zien wat zij op dat moment deden en dat het filmpje dat in deze procedure is overgelegd daar een van is.
5.9.
Gelet op het voorgaande is er onvoldoende reden om hier af te wijken van het beginsel dat het bewijs van diefstal van een auto kan worden geleverd door de enkele aangifte van de diefstal bij de politie. Die aangifte heeft [eiser] in het geding gebracht. Daarmee heeft [eiser] de autodiefstal voldoende aannemelijk gemaakt. De conclusie is dat sprake is van een verzekerd evenement en dat de schade-uitkering dus onterecht is geweigerd.
Mocht ABN Amro de persoonsgegevens van [eiser] registreren?
5.10.
ABN Amro heeft de gegevens van zowel de vader als de dochter opgenomen in de Gebeurtenissenadministratie en het IVR. Deze registers vormen het interne waarschuwingssysteem van ABN Amro en van NN Group, de groep van financiële ondernemingen waarvan ABN Amro deel uitmaakt. ABN Amro heeft de persoonsgegevens geregistreerd op grond van een “vermoeden van fraude”. Volgens ABN Amro is vanwege dit vermoeden van fraude sprake van een gebeurtenis in de zin van artikel 10 van de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens (hierna: Gedragscode) en heeft zij de gegevens van [eiser] met inachtneming van artikel 4.5.3 van de Gedragscode opgenomen in de Gebeurtenissenadministratie en het IVR.
5.11.
De kantonrechter overweegt dat een zorgvuldige verwerking van persoonsgegevens meebrengt dat de gebeurtenis op grond waarvan een verzekeraar tot registratie is overgegaan in voldoende mate moet vaststaan om die als zodanig in een register op te nemen. Ook bij interne registraties is die zorgvuldigheid van belang, omdat deze ook impact hebben op een geregistreerde. Mede ook, omdat onder NN Group vele instellingen vallen die blijkens de brief van ABN Amro van 24 augustus 2021 allemaal inzage hebben in de Gebeurtenissenadministratie en het IVR. Daarnaast heeft [eiser] ter zitting toegelicht dat de registraties ook buiten NN Group hun weerslag hebben, omdat bij het afsluiten van een nieuwe verzekering wordt gevraagd naar het verzekeringsverleden en bij beantwoording daarvan de registraties wel genoemd moeten worden.
5.12.
Gelet op wat de kantonrechter onder 5.4. – 5.9. heeft overwogen, staat de door ABN Amro gestelde gebeurtenis – een vermoeden van fraude – hier echter niet in voldoende mate vast. De enkele omstandigheid dat er een tegenstrijdigheid is tussen de uitkomsten van het sleutelonderzoek en de verklaring van [eiser] over wanneer de auto voor het laatst is gebruikt, is hiervoor gelet op de gemotiveerde betwisting van [eiser] onvoldoende. Met name omdat een nader onderzoek van de teruggevonden auto hierover meer duidelijkheid had kunnen bieden. ABN Amro heeft ook geen omstandigheden aangedragen die erop wijzen dat [eiser] op enigerlei wijze betrokken is geweest bij het verdwijnen van de auto. Het vermoeden van fraude is niet komen vast te staan, zodat ABN Amro niet tot registratie in de Gebeurtenissenadministratie en het IVR mocht overgaan. De kantonrechter zal de onder III. gevorderde ongedaanmaking van de registraties toewijzen. De termijn waarbinnen dit moet gebeuren zal de kantonrechter vaststellen op 14 dagen.
Mocht ABN Amro de verzekeringsovereenkomst beëindigen?
5.13.
Zoals hiervoor is overwogen, is (een vermoeden van) fraude niet in voldoende mate vast komen te staan. ABN Amro heeft dit wel aan de beëindiging van de verzekeringsovereenkomst ten grondslag gelegd. Dit was niet terecht nu niet is gebleken dat [eiser] bewust onjuiste informatie heeft verstrekt. ABN Amro had dus geen grond om de verzekeringsovereenkomst te beëindigen.
Tussenconclusies
5.14.
De kantonrechter concludeert dat ABN Amro ten onrechte de schade-uitkering heeft geweigerd en de verzekeringsovereenkomst heeft beëindigd en dat zij niet tot registratie van de persoonsgegevens van vader en dochter [eiser] had mogen overgaan. Door deze maatregelen te nemen is ABN Amro richting vader [eiser] tekortgeschoten in de verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst en heeft ABN Amro onrechtmatig gehandeld tegenover vader en dochter [eiser] . ABN Amro is aansprakelijk voor de schade die zij hierdoor lijden/hebben geleden. [eiser] heeft geen belang bij de afzonderlijk onder I en II gevraagde verklaring voor recht, nu [eiser] – anders dan in de oorspronkelijke eis – in de gewijzigde eis geen verwijzing naar de schadestaatprocedure heeft gevraagd, maar een toewijzing van de door [eiser] concreet gestelde schade. De kantonrechter zal de hoogte van de schade beoordelen op grond van de vorderingen onder IV tot en met VI en ABN Amro ook veroordelen tot betaling daarvan.
Welke schade moet ABN Amro vergoeden?
5.15.
Onder IV. heeft [eiser] de volledige advocaatkosten gevorderd die hij in verband met de onterechte registraties heeft moeten maken. De kantonrechter ziet hier geen aanleiding om af te wijken van het gebruikelijke liquidatietarief en van de regels die gelden voor de vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Vordering IV. komt dan ook niet voor toewijzing in aanmerking. Op de vergoeding van de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten komt de kantonrechter hieronder terug.
5.16.
Onder V. heeft [eiser] stallingskosten voor de auto gevorderd en onder VI. kosten in verband met het terughalen van de auto naar Nederland. [eiser] heeft hier primair aan ten grondslag gelegd dat ABN Amro tegenover de vader toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst door de verzekering ten onrechte te beëindigen en de schade-uitkering te weigeren. Subsidiair heeft [eiser] zicht beroepen op onrechtmatig handelen van ABN Amro.
5.17.
Ondanks dat [eiser] niet aan de hand van de bepalingen uit de verzekeringsovereenkomst en de polisvoorwaarden concreet heeft gemaakt welke verbintenissen ABN Amro niet is nagekomen, staat vast dat ABN Amro tekortgeschoten is in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst. Hiervoor is immers geoordeeld dat ABN Amro de schade-uitkering niet had mogen weigeren en dat ABN Amro de verzekeringsovereenkomst niet had mogen beëindigen. Dit levert een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst op. De door [eiser] gevorderde stallingskosten en de kosten van het schorsen van de auto zijn het gevolg van de tekortkoming van ABN Amro. [eiser] heeft namelijk gemotiveerd toegelicht dat hij de auto moest schorsen en stallen, omdat een nieuwe verzekeringsovereenkomst vanwege de registratie bij ABN Amro te duur voor hem was. Ook de overige kosten (de kosten met betrekking tot vervangen kentekenplaat en autoslot, verplaatsen en parkeren van de auto in Frankrijk en ophaalkosten) komen volledig voor vergoeding in aanmerking. [eiser] moest die kosten zelf voorschieten, omdat ABN Amro geen dekking heeft verleend en de verzekering had beëindigd. ABN Amro kan [eiser] niet verwijten dat zij geen inspraak heeft gehad in de hoogte van die kosten. Bovendien is niet gebleken is dat die kosten onevenredig hoog zijn. Het onder V. en VI. gevorderde zal daarom worden toegewezen. Wel zal de kantonrechter de vordering met betrekking tot de stallingskosten in tijd beperken. ABN Amro heeft namelijk betoogd dat de vordering van de stallingskosten ‘tot en met het moment dat er geen stallingskosten meer gemaakt zullen worden’ te onbepaald is. Nu [eiser] heeft betoogd dat de stallingskosten het gevolg zijn van het ontbreken van een autoverzekering tegen het normale tarief, zal de kantonrechter uitgaan van een einddatum over twee maanden. [eiser] heeft dan na het verwijderen van de registraties ruim voldoende tijd de auto weer te verzekeren.
5.18.
Voor wat betreft de advocaatkosten heeft [eiser] een beroep gedaan op onrechtmatig handelen door ABN Amro. Voor zover [eiser] heeft beoogd de buitengerechtelijke kosten ex 6:96 lid 2 sub b BW te vorderen, heeft hij die vordering onvoldoende onderbouwd. [eiser] heeft de advocaatkosten niet gespecificeerd en niet inzichtelijk gemaakt welke kosten hij heeft gemaakt in het buitengerechtelijke traject en welke kosten zijn gemaakt voor het starten van de procedure. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten is daarom niet toewijsbaar.
5.19.
ABN Amro is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
131,18
- griffierecht
86,00
- salaris gemachtigde
464,00
(2,00 punten × € 232,00)
Totaal
681,18
5.20.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt ABN Amro om binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis de registratie van de persoonsgegevens van [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] in de Gebeurtenissenadministratie en het IVR ongedaan te maken,
6.2.
veroordeelt ABN Amro tot betaling van de stallingskosten van [eiser sub 1] van € 5,00 per dag vanaf 21 oktober 2021 tot en met 30 april 2023,
6.3.
veroordeelt ABN Amro tot betaling van de overige kosten (schorsing RDW, vervangen kentekenplaat en autoslot, verplaatsen en parkeren van de auto in Frankrijk en ophaalkosten) aan [eiser sub 1] van € 2.296,48,
6.4.
veroordeelt ABN Amro in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot dit vonnis vastgesteld op € 681,18,
6.5.
veroordeelt ABN Amro in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 99,50 aan salaris gemachtigde,
6.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.N.R. Wegerif en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2023.