ECLI:NL:RBOVE:2023:801

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
7 maart 2023
Zaaknummer
10001749 \ CV EXPL 22-2522
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering werknemer tegen werkgever wegens niet-nakomen re-integratieverplichtingen

In deze zaak vordert de werknemer, [eiser], betaling van zijn loon over de periode van 10 september tot 4 december 2021. De werkgever, Trigion Brand- en Beveiligingstechniek B.V., heeft de loonbetaling stopgezet omdat [eiser] volgens hen zijn re-integratieverplichtingen niet is nagekomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd dat hij aan zijn re-integratieverplichtingen heeft voldaan. De procedure omvatte een tussenvonnis van 1 november 2022 en een mondelinge behandeling op 24 januari 2023. De kantonrechter concludeert dat [eiser] niet voldoende heeft meegewerkt aan zijn re-integratie, wat leidt tot de afwijzing van zijn loonvordering. De kantonrechter oordeelt dat Trigion terecht de loonbetaling heeft stopgezet, aangezien [eiser] niet aan de redelijke voorschriften heeft voldaan die zijn gesteld om hem in staat te stellen passende arbeid te verrichten. De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiser] af en stelt dat er geen sprake is van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht, waardoor [eiser] niet verplicht is de proceskosten van Trigion te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 10001749 \ CV EXPL 22-2522
Vonnis van 28 februari 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende in [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: W. Broersma,
tegen
de besloten vennootschap
TRIGION BRAND- EN BEVEILIGINGSTECHNIEK B.V.,
gevestigd in Zwolle,
gedaagde partij, hierna te noemen Trigion,
gemachtigde: mr. E.D. Breugelmans-Tanis.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 november 2022, waarin is bepaald dat een mondelinge behandeling zou worden gehouden;
- de e-mail van 7 januari 2023 van de zijde van [eiser] ;
- de mondelinge behandeling op 24 januari 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.Inleiding

2.1.
Deze zaak gaat over de vraag of [eiser] recht heeft op zijn salaris over de periode van 10 september tot 4 december 2021. Trigion heeft dat salaris niet uitbetaald, omdat Trigion vindt dat [eiser] niet voldoende heeft meegewerkt aan zijn re-integratie.
In verband met dit geschil is door [eiser] eerder een verzoekschrift ingediend. In dat verzoek was [eiser] niet-ontvankelijk, omdat hij geen deskundigenoordeel had overgelegd. In deze zaak wordt inhoudelijk de vraag beoordeeld of [eiser] voldoende heeft meegewerkt aan zijn re-integratie.
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] niet voldoende heeft meegewerkt aan zijn re-integratie. De loonvordering van [eiser] zal dan ook worden afgewezen. Die beslissing zal in dit vonnis worden toegelicht.

3.De feiten

3.1.
[eiser] is op 6 augustus 2001 als monteur bij Trigion in dienst getreden voor 40 uur per week. Op 4 december 2019 is hij ziek geworden. Tot maart 2021 was re-integratie voor [eiser] niet mogelijk.
3.2.
In maart 2021 kon [eiser] beginnen met zijn re-integratie. Op advies van de arbeidsdeskundige moest [eiser] , naast de re-integratie bij Trigion (spoor één), ook reintegreren in het tweede spoor (werkhervatting in een andere functie bij een andere werkgever). In april 2021 is [eiser] aangemeld voor het tweede spoor traject. Op 15 april 2021 heeft het intakegesprek plaatsgevonden met mevrouw [A] , de mobiliteits-consultant. Een paar dagen later is het trajectplan ter ondertekening naar [eiser] gestuurd.
3.3.
Op 10 mei 2021 was er een vervolggesprek met [A] . Die dag heeft [A] ook het handboek solliciteren naar [eiser] gestuurd, waaruit hij opdrachten moest maken, en heeft zij [eiser] opdracht gegeven om de talentscan te maken. Omdat [eiser] de opdrachten niet heeft gemaakt, spreken [A] en [eiser] op 7 juni 2021 opnieuw af dat hij deze opdrachten zal uitvoeren en een CV zal maken.
3.4.
Op 5 juli 2021 heeft [A] aan [eiser] medegedeeld dat de sollicitatieplicht is ingegaan en dat hij dus een CV moet maken en moet solliciteren.
3.5.
Op 17 augustus 2021 is er een gesprek geweest tussen [eiser] en [A] , waarin is besproken dat [eiser] een aantal verplichtingen, zoals de sollicitatieverplichtingen, niet is nagekomen. Op 23 augustus 2021 heeft Trigion aan [eiser] schriftelijk laten weten dat [eiser] van de mobiliteitsconsultant nog een aantal opdrachten en sollicitatieactiviteiten moet uitvoeren, een CV moet maken, onderzoek naar opleidingen moet doen en het trajectplan moet ondertekenen. Daarbij heeft Trigion uitgelegd dat dit verplichtingen zijn vanuit de Wet Verbetering Poortwachter. Trigion heeft gewaarschuwd dat zij de loonbetaling zou stopzetten als [eiser] deze opdrachten niet voor 9 september 2021 zou uitvoeren.
3.6.
Op 9 september 2021 heeft [eiser] , na een gesprek met Trigion, contact opgenomen met [A] . [eiser] krijgt nog tot en met 12 september 2021 de tijd om de opdrachten uit te voeren, omdat Trigion uiterlijk 13 september 2021 de stukken voor de WIA-aanvraag moet aanleveren. Trigion heeft dit per brief bevestigd aan [eiser] .
3.7.
Trigion heeft per 10 september 2021 de loonbetaling stopgezet.
3.8.
Op 13 september 2021 mailt [A] aan [eiser] dat hij nog niet alle relevante informatie heeft verstrekt over concrete sollicitaties, onderzoek naar mogelijke opleidingen en de opdrachten die hij moest maken. [A] geeft [eiser] nog tot 10 uur die ochtend om die informatie te geven. Later die dag schrijft [A] aan [eiser] : ‘Ik heb niets meer van je vernomen en heb vanochtend de bijlagen aangeleverd met betrekking tot de WIA aanvraag. Als je alsnog zaken aanlevert die er nu nog missen i.v.m. het spoor II traject kan er overwogen worden om je loonstop stop te zetten. We wachten het oordeel van het UWV af. Jammer dat het allemaal zover moest komen.’
3.9.
Op 2 november 2021 heeft het UVW een arbeidsdeskundig rapport afgegeven in verband met de aanvraag van de WIA-uitkering van [eiser] . In het rapport concludeert het UWV dat Trigion genoeg heeft gedaan om [eiser] te activeren om te re-integreren. Er is naar het oordeel van het UWV geen sprake van een bevredigend re-integratieresultaat. Volgens het UWV heeft Trigion terecht een loonstop ingesteld. Het rapport vermeldt voor zover relevant:
“Samenvatting
(…)
Toelichting
(…)
Ik vind dat de werkgever genoeg heeft gedaan om de werknemer ondanks ziekte weer aan het werk te krijgen en alle stappen conform de WVP zijn gezet. Er is zelfs een loonstop toegepast om werknemer te activeren om spoor 2 op te pakken, echter tot heden heeft werknemer dit niet opgepakt.
(…)
Aanvullende informatie vanuit de werknemer
(…)
Met werknemer besproken dat het verplicht is om mee te werken aan 2de spoor als na het eerste ziektejaar geen herstel is te verwachten binnen 3 maanden en dat hij dit ondanks aandringen van werkgever en begeleider spoor 2 niet heeft gedaan en dat het mijns inziens terecht is dat werkgever een loonstop heeft ingesteld. Dit snapt werknemer ook, maar hij kan mij niet duidelijk maken waarom hij spoor 2 nu niet aanpakt.”
3.10.
Op 8 december 2021 heeft het UWV een beschikking afgegeven waarin is vermeld dat [eiser] en Trigion voldoende hebben gedaan aan de re-integratie van [eiser] .
3.11.
Begin 2022 heeft [eiser] een loonvordering ingesteld tegen Trigion. Bij vonnis van 15 maart 2022 heeft de kantonrechter [eiser] in zijn vorderingen niet-ontvankelijk verklaard, omdat [eiser] geen deskundigenoordeel zoals bedoeld in artikel 7:629a van het Burgerlijk Wetboek (BW) had overgelegd.
3.12.
Op 4 mei 2022 heeft [eiser] een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV. Op 11 mei 2022 heeft het UWV bij beschikking gereageerd en aangegeven dat zij geen deskundigenoordeel kan geven, omdat de re-integratie-inspanningen van [eiser] volgens het UWV al zijn beoordeeld in haar rapportage van 2 november 2021.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Trigion zal veroordelen tot het betalen van het salaris van 10 september 2021 tot 4 december 2021, uitgaande van een bruto uurloon van € 16,32 en voor gemiddeld 42,40 uur per week;
Trigion zal veroordelen tot het betalen van de wettelijke boete van 50% over het salaris van 10 september 2021 tot 4 december 2021 vanwege het te laat betalen van het salaris;
Trigion zal veroordelen om de deurwaarderkosten, griffierechten en € 500,00 aan reiskosten en juridische kosten te betalen.
4.2.
Trigion heeft verweer gevoerd en concludeert tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van [eiser] in de werkelijke proceskosten.
5. De beoordeling
Ontvankelijkheid
5.1.
Op grond van artikel 7:629a BW moet een werknemer bij een loonvordering een deskundigenverklaring overleggen, tenzij het overleggen van de verklaring in redelijkheid niet van de werknemer kan worden gevergd.
5.2.
[eiser] is ontvankelijk is zijn vorderingen. Hij heeft namelijk op 4 mei 2022 een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UVW. Dat het UWV een afwijzende beschikking heeft gegeven, is niet voldoende om [eiser] niet ontvankelijk te verklaren. Het UWV heeft bij de afwijzing van 11 mei 2022 namelijk aangegeven dat zij de re-integratie-inspanningen van [eiser] al heeft beoordeeld in de arbeidsdeskundige rapportage van 2 november 2021. Het UWV verwijst dus naar die rapportage voor de beoordeling van de reintegratie-inspanningen van [eiser] . Hoewel de kantonrechter in het vonnis van 15 maart 2022 heeft overwogen dat die rapportage niet als een deskundigenoordeel kwalificeert, omdat de rapportage lijkt te gaan over de vraag of de werkgever genoeg heeft gedaan om de werknemer te re-integreren, is de kantonrechter gelet op het nieuwe bericht van het UVW van 11 mei 2022 van oordeel dat de rapportage van 2 november 2021 wel in de beoordeling kan worden betrokken en dat het overleggen van (nog) een (ander) deskundigenoordeel niet van [eiser] kan worden gevergd.
De re-integratieverplichtingen
5.3.
Op grond van artikel 7:629 lid 1 BW heeft een werknemer die de bedongen arbeid wegens ziekte niet kan verrichten, gedurende 104 weken recht op doorbetaling (van minimaal 70% van) van zijn loon. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] tot en met 31 november 2021 arbeidsongeschikt was in de zin van artikel 7:629 lid 1 BW. Daarmee is de aanspraak op doorbetaling van loon in beginsel gegeven. Op grond van artikel 7:629 lid 3 BW vervalt het recht op loon echter als de werknemer zonder deugdelijke grond tekortschiet in zijn re-integratieverplichtingen. Dit is (onder meer) het geval als de werknemer weigert mee te werken aan door de werkgever of een aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften of maatregelen die erop zijn gericht om de werknemer in staat te stellen passende arbeid te verrichten (lid 3 sub d).
5.4.
Uit de brieven van 23 augustus 2021 en 10 september 2021 van Trigion blijkt dat Trigion de loonbetaling heeft stopgezet, omdat [eiser] – ondanks waarschuwingen – niet voldoende heeft meegewerkt aan re-integratieactiviteiten in spoor twee. Volgens Trigion heeft [eiser] opdrachten niet uitgevoerd, heeft hij onvoldoende gesolliciteerd en was zijn CV niet in orde. Dat wordt volgens Trigion bevestigd in de rapportage van 2 november 2021 van het UWV, waarin het UWV heeft geconcludeerd dat Trigion terecht een loonstop heeft ingesteld.
5.5.
[eiser] heeft daartegen aangevoerd dat hij wel voldoende heeft gedaan om aan zijn re-integratieverplichtingen te voldoen. Zijn inspanningen waren op spoor één gericht en die inspanningen waren voldoende. Trigion en het UWV zijn voorbijgegaan aan de inspanningen die [eiser] in spoor twee wel heeft geleverd. Als de opdrachten in de ogen van het UVW en Trigion niet voldoende zijn uitgevoerd, dan komt dat doordat [eiser] onvoldoende tijd en onvoldoende begeleiding kreeg.
5.6.
De kantonrechter overweegt dat duidelijk is dat [eiser] graag terug wilde keren in zijn werk als monteur bij Trigion. Het had hem na de waarschuwingen van Trigion en de mobiliteitsconsulente echter duidelijk moeten zijn dat dat niet meer in de rede lag, omdat er bij Trigion geen passende mogelijkheden bestonden, en dat hij daarom ook het tweede spoor moest volgen. Uit het overgelegde gesprekverslag, de e-mails van [A] en de waarschuwingsbrief van Trigion blijkt dat hem dat meerdere malen is uitgelegd. Volgens Trigion heeft [A] [eiser] daarnaast ook vaak mondeling gewaarschuwd voor de consequenties van het niet-nakomen van de verplichtingen ten aanzien van de loondoorbetaling en het kader van de Wet Verbetering Poortwachter en de WIA-aanvraag. Dat heeft [eiser] niet weersproken. In de waarschuwingsbrief van 23 augustus 2021 van Trigion heeft [eiser] tot 9 september 2021 de tijd gekregen om aan zijn reintegratieverplichtingen, zoals deze in de waarschuwingsbrief zijn vermeld, te voldoen. Dat [eiser] die brief destijds niet heeft gelezen, komt voor zijn eigen risico. Op 9 september 2021 heeft [eiser] nog bij [A] geïnformeerd naar zijn verplichtingen. Naar het oordeel van de kantonrechter had voor [eiser] duidelijk kunnen en moeten zijn wat er van hem werd verwacht.
5.7.
Tussen partijen staat vast dat de inspanningen van [eiser] in spoor één voldoende waren. Het betoog van [eiser] dat hij ook heel veel activiteiten wèl heeft uitgevoerd en dat hij ook heel veel uren bij Trigion heeft gewerkt (in het eerste spoor), omdat hij daar graag wilde terugkeren, is voor de beoordeling van de onderhavige loonstop niet relevant. Het feit dat hij wel aan zijn verplichtingen in het eerste spoor heeft voldaan, maakt niet dat hij zijn verplichtingen uit het tweede spoor is nagekomen. Zoals hiervoor is overwogen, had [eiser] ook de verplichting om inspanningen te verrichten in het tweede spoor.
5.8.
[eiser] heeft naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd dat hij aan die verplichtingen uit het tweede spoor heeft voldaan. [eiser] heeft aangevoerd dat hij in spoor twee ook opdrachten wèl heeft uitgevoerd en dat zijn inspanningen alleen in de ogen van Trigion en het UWV onvoldoende waren. Volgens [eiser] heeft het UWV zijn feitelijke inspanningen helemaal niet onderzocht. [eiser] heeft echter niet onderbouwd dat hij de opdrachten, zoals die hierboven in 5.4. zijn vermeld, wél heeft gemaakt. Als [eiser] van mening is dat hij wel voldoende heeft gedaan, dan had het op zijn weg gelegen om te onderbouwen dat hij de opdrachten die hij moest doen, heeft gedaan. Hij had bijvoorbeeld de opdrachten en sollicitaties kunnen overleggen. Als het UWV haar oordeel al volledig op de mening van Trigion heeft gebaseerd en heeft nagelaten om de inspanningen van [eiser] te beoordelen, dan heeft [eiser] niet onderbouwd dat het UWV tot een andere uitkomst zou zijn gekomen. [eiser] heeft ook aangevoerd dat het UWV op 8 december 2021 een beschikking heeft gegeven, waarin staat dat [eiser] en Trigion voldoende hebben gedaan aan de reintegratie van [eiser] . Maar alleen die beschikking is niet voldoende om te oordelen dat [eiser] wel voldoende heeft meegewerkt aan zijn re-integratie. [eiser] heeft ter onderbouwing van zijn standpunt verder niets aangevoerd, terwijl het UWV in reactie op de aanvraag van het deskundigenoordeel in mei 2022 over de re-integratie-inspanningen van [eiser] heeft verwezen naar de rapportage van 2 november 2021, waarin staat dat Trigion terecht een loonstop heeft ingesteld. Daar heeft [eiser] niets tegen ingebracht. [eiser] heeft onvoldoende onderbouwd dat hij wel aan zijn reintegratieverplichtingen heeft voldaan.
5.9.
Ook het betoog van [eiser] dat hij te weinig tijd had voor de opdrachten en dat hij onvoldoende begeleiding had, met onvoldoende ruimte voor rouw, slaagt niet. [eiser] heeft verklaard dat hij bij Trigion (in het eerste spoor) meer uren werkte dan de bedrijfsarts had geadviseerd. Trigion heeft echter betoogd dat [eiser] de opdrachten voor het tweede spoor ook gedurende die tijd bij Trigion mocht doen. Toen [eiser] uitvoeringsproblemen had, zoals toen zijn computer niet werkte, kreeg hij ook hulp van Trigion. Dat heeft [eiser] niet weersproken. Als [eiser] op andere momenten meer problemen had ten aanzien van tijd of uitvoering, dan had hij dat moeten bespreken met Trigion en/of [A] . [eiser] heeft over de hele linie voldoende tijd gehad voor de opdrachten. Hij kreeg de opdrachten waarvan Trigion stelt dat hij die niet heeft uitgevoerd, in mei 2021. In juni en juli 2021 heeft hij met [A] opnieuw afgesproken dat hij de opdrachten zou maken. [eiser] had vanaf juli 2021 al een sollicitatieplicht. Trigion heeft bovendien onweersproken gesteld dat [eiser] in september 2021 een aantal dagen extra de tijd heeft gekregen om de opdrachten uit te voeren voordat de indieningstermijn richting het UWV verstreek. Gelet op deze omstandigheden kan [eiser] zich er niet op beroepen dat hij de opdrachten en sollicitaties in september 2021 nog niet had uitgevoerd omdat hij te weinig tijd had, of omdat hij na zijn vakantie in de zomer niet genoeg tijd meer had. Ook na het begin van de loonstop heeft hij de opdrachten niet uitgevoerd om op die manier de loonstop te beëindigen. Gelet op de kansen die hij heeft gehad om de opdrachten te maken en sollicitatieactiviteiten te verrichten, slaagt het verweer dat hij daarvoor onvoldoende tijd heeft gehad, niet. Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende vast komen te staan dat [eiser] zijn verplichtingen niet is nagekomen. Dat dat kwam doordat [eiser] onvoldoende begeleiding kreeg, heeft [eiser] niet voldoende onderbouwd. Bovendien had het op de weg van [eiser] gelegen om dit soort problemen – in ieder geval – ook tijdens het traject met Trigion of [A] te bespreken.
5.10.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat Trigion terecht is overgegaan tot een loonstop. De vorderingen van [eiser] worden afgewezen.
De proceskosten
5.11.
[eiser] wordt in deze procedure in het ongelijk gesteld. Nu sprake is van een loonvordering tijdens ziekte hoeft [eiser] op grond van artikel 7:629a lid 6 BW alleen de proceskosten van Trigion te betalen als sprake is van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. Daarvan is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake. Dat [eiser] na de eerdere uitspraak nog een keer een loonvordering heeft ingesteld, is daarvoor niet genoeg, omdat de kantonrechter in die eerdere uitspraak de vordering niet inhoudelijk heeft beoordeeld. In die beslissing is uitdrukkelijk opgenomen dat [eiser] zijn vordering nadat hij een deskundigenoordeel heeft aangevraagd, nog een keer aan de kantonrechter zou kunnen voorleggen. [eiser] hoeft dus niet de proceskosten van Trigion te betalen. De vordering van Trigion tot betaling van de werkelijke proceskosten wegens misbruik van procesrecht wordt afgewezen.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.N.R. Wegerif, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2023. (SB)