Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende in [woonplaats] ,
1.[gedaagde sub 1] ,wonende in [woonplaats] ,
[gedaagde sub 2],
gevestigd en kantoorhoudende in [woonplaats] ,
1.De procedure
2.Inleiding
- dat de situatie van toepassing is waarin de huurovereenkomst eindigt per 1 april 2022;
- dat in afwijking van de vaststellingsovereenkomst van 10 november 2021 de huurovereenkomst eindigt bij de eindinspectie en het inleveren van de sleutels op 18 maart 2022;
- dat de direct opeisbare schuld aan [eiser] (huur/kosten inning advocaat/energie/ servicekosten/inzet makelaar) per 18 maart 2022 € 34.489,13 (inclusief btw) bedraagt;
- dat het gehuurde niet conform de vaststellingsovereenkomst van 10 november 2021 is opgeleverd;
- dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] uitdrukkelijk afstand doen van de terugbetaling van de waarborgsom;
- dat conform de vaststellingsovereenkomst van 10 november 2021 1% rente per maand in rekening wordt gebracht over de schuld.
4.Het geschil
5.De beoordeling
€ 1.058,00(2 punten x tarief € 529,00)