In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn handhavingsverzoek van 14 juni 2021, gericht tegen [belanghebbende]. Eiser stelt dat de voorschriften 14 en 15 van de ontheffing, verleend op grond van de Wet natuurbescherming, zijn overtreden. De rechtbank constateert dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat deze voorschriften niet zijn overtreden. De rechtbank oordeelt dat verweerder opnieuw moet beslissen op het bezwaar van eiser met betrekking tot deze voorschriften.
De zaak betreft een ontheffing die is verleend voor een nieuwbouwproject in [plaats 1], waarbij de bescherming van de grote bosmuis en de veldspitsmuis in het geding is. Eiser heeft herhaaldelijk gewezen op de niet-naleving van de voorschriften en de negatieve gevolgen voor de muizenpopulaties. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voorschriften 14 en 15 zijn overtreden, maar dat verweerder dit in het bestreden besluit niet heeft onderkend.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het de weigering om handhavend op te treden tegen de overtredingen van de voorschriften 14 en 15 betreft. Verweerder moet opnieuw beslissen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank wijst erop dat het algemeen belang van handhaving in deze context zwaar weegt, en dat verweerder de gevolgen van de overtredingen opnieuw moet afwegen.