ECLI:NL:RBOVE:2023:786

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 maart 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
ak_21_63
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de natuurvergunning voor het verjagen van ganzen in Overijsselse Natura 2000-gebieden

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel wordt het beroep van eisers tegen de natuurvergunning voor het verjagen van kolganzen, grauwe ganzen en brandganzen beoordeeld. De vergunning is verleend aan de Faunabeheereenheid Overijssel (FBE) voor het afschieten van ganzen in en rond verschillende Natura 2000-gebieden in Overijssel, met als doel de populatie te reguleren. Eisers, bestaande uit drie maatschappen, hebben bezwaar gemaakt tegen de aanwijzing van hun percelen als mitigatiezone, waarbinnen beperkingen gelden voor het afschieten van ganzen. De rechtbank oordeelt dat de beroepsgronden van eisers niet voldoende zijn om de aanwijzing van de mitigatiezone te betwisten. De rechtbank stelt vast dat de vergunning en de bijbehorende mitigatiezones geen rechtskracht meer bezitten, omdat de natuurvergunning is herroepen naar aanleiding van beroepen van de Vogelbescherming en de Faunabescherming. De rechtbank concludeert dat de bestaande verstoring door het gebruik van fietspaden en vaarwegen niet voldoende is om de noodzaak van de mitigatiezone te ontkrachten. De rechtbank verklaart het beroep van eisers ongegrond, wat betekent dat zij geen gelijk krijgen en geen vergoeding van proceskosten ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 21/63

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

Maatschap [maatschap 1] ,

Maatschap [maatschap 2] en

Maatschap [maatschap 3] , allen uit [vestigingsplaats] , eisers,

en

het college van Gedeputeerde Staten van Overijssel, verweerder

(gemachtigden: H.G. Bos, H.L. Gerrevink en A.G. van der Wal).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Stichting Faunabeheereenheid Overijssel
uit Deventer (de FBE).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen een aantal voorschriften die zijn verbonden aan de vergunning die verweerder op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb) heeft verleend aan de FBE voor het verjagen van kolganzen, grauwe ganzen en brandganzen met ondersteunend afschot in en rond een aantal Overijsselse Natura 2000-gebieden. Deze natuurvergunning ziet op het doden van ganzen in de periode van 1 maart tot 1 oktober (de zomerperiode). Met het besluit van 27 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eisers en anderen tegen het primaire besluit van 25 mei 2020 ongegrond verklaard en de door eisers betwiste voorschriften in stand gelaten.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB) als deskundige geraadpleegd. De StAB heeft op 17 november 2022 een eindverslag uitgebracht. Verweerder heeft schriftelijk gereageerd op dit eindverslag.
De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2023 op een zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [persoon 1] namens Maatschap [maatschap 1] , [persoon 2] namens Maatschap [maatschap 3] , [persoon 3] namens Maatschap [maatschap 2] , de gemachtigden van verweerder en [persoon 4] namens de FBE. De rechtbank heeft het beroep behandeld samen met het beroep van Wildbeheereenheid De Noordwesthoek met zaaknummer ZWO 21/39, het beroep van Vogelbescherming Nederland met zaaknummer ZWO 21/81 en het beroep van Stichting
De Faunabescherming met zaaknummer ZWO 21/110. Ook die beroepen richten zich tegen het bestreden besluit. In die beroepen doet de rechtbank apart uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

Samenvatting
2. Het beroep van eisers richt zich tegen de voorschriften 14 tot en met 19 van de natuurvergunning, waarin (een deel van) een aantal van hun percelen zijn aangewezen als mitigatiezone. De rechtbank beoordeelt of deze aanwijzing als mitigatiezone in stand kan blijven. Zij doet dit aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgronden geen aanleiding geven voor het oordeel dat de aanwijzing van (een deel van) een aantal percelen van eisers als mitigatiezone niet in stand kan blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Waar gaat deze zaak over?
3. Het is verboden zonder natuurvergunning een project te realiseren dat niet
direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied,
maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Gedeputeerde Staten mogen alleen een natuurvergunning verlenen als de aanvrager van de vergunning voor het project een passende beoordeling heeft gemaakt van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied en daaruit de zekerheid is verkregen dat het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. In de passende beoordeling moet rekening worden gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied. Dit is geregeld in artikel 2.7, tweede en derde lid, en artikel 2.8, eerste en derde lid, van de Wnb. Op grond van artikel 5.3, eerste lid, van de Wnb kunnen aan een natuurvergunning voorschriften worden verbonden.
De FBE heeft op 25 februari 2020 bij verweerder een natuurvergunning aangevraagd voor het doden van kolganzen, grauwe ganzen en brandganzen in en rond Overijsselse Natura 2000-gebieden in de zomerperiode (de vergunde activiteit).
Met het besluit van 25 mei 2020 heeft verweerder aan de FBE de aangevraagde natuurvergunning verleend. Deze vergunning heeft betrekking op negen Overijsselse Natura 2000-gebieden, waaronder De Wieden. Deze vergunning is verleend tot 1 oktober 2024. Aan de vergunning ligt een passende beoordeling ten grondslag die is opgesteld door het bureau Sweco op 18 februari 2020 (de passende beoordeling). Aan de vergunning zijn voor acht van de negen Natura 2000-gebieden, waaronder De Wieden, voorschriften verbonden. De voorschriften en de daarin opgenomen beperkingen verschillen per Natura 2000-gebied.
Voor zeven van de negen Natura 2000-gebieden, waaronder De Wieden, zijn zones aangewezen, waarbinnen met beperkingen mag worden geschoten op ganzen. De StAB heeft deze zones aangeduid als “mitigatiezones”. De rechtbank zal deze term hierna ook gebruiken. Deze mitigatiezones bestaan uit de gebieden die liggen binnen een straal van 300 meter rondom de leefgebieden van bepaalde, kwalificerende broedvogelsoorten in de Natura 2000-gebieden. Kwalificerende vogelsoorten zijn de vogelsoorten ter bescherming waarvan de Natura 2000-gebieden zijn aangewezen. In het geval van het Natura 2000-gebied De Wieden (De Wieden) gaat het om de broedvogelsoorten roerdomp, bruine kiekendief, porseleinhoen, kwartelkoning, watersnip en paapje. Bij het vaststellen van de leefgebieden van deze vogelsoorten is uitgegaan van de beheertypen die het leefgebied van deze soorten vormen. De afstand van 300 meter is gebaseerd op de verstoringsafstand van een geweerschot met een kogel. Deze verstoringsafstand is gebaseerd op meerdere ecologische onderzoeken en op een praktijkonderzoek van Sweco, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport van 5 maart 2019 (het schietgeluidenrapport). In de leefgebieden mag niet op ganzen geschoten worden, omdat in die gebieden geen agrarisch grasland ligt. In de mitigatiezones rondom De Wieden mag in de broedperiode van de desbetreffende soorten alleen op ganzen worden geschoten met een maximale verjaagfrequentie van driemaal per week en tweemaal per dag, met gebruik van een .22-kogel (in plaats van hagel) en zonder gebruik van lokmiddelen.
Eisers hebben percelen in hun bezit die grenzen aan De Wieden of die op korte afstand van dat gebied liggen. [1] Eisers gebruiken deze percelen voor hun melkveebedrijven, onder meer als grasland en voor de teelt van mais. Eisers hebben geen percelen in het bezit die in het Natura 2000-gebied liggen. De grens tussen het Natura 2000-gebied en de percelen van eisers wordt gevormd door het fietspad “het Bovenboersepad” met de daarnaast gelegen Bovenboersevaart en het fietspad “het Roekenpad” met in het noorden daarnaast gelegen een kade met laad- en losplaats voor vaartuigen aan de Paaslooërvaart. Ter hoogte van de percelen van eisers loopt langs de grens van het Natura 2000-gebied een mitigatiezone met een breedte van 300 meter. De hiervoor bedoelde percelen van eisers liggen (deels) in deze mitigatiezone. [2]
Met het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eisers tegen de natuurvergunning ongegrond verklaard en deze vergunning en de daarin aangewezen mitigatiezone in stand gelaten.
De rechtbank zal de vergunde activiteit hierna ook aanduiden als ‘het doden van ganzen’ of als ‘het project’.
Kan de mitigatiezone die is vastgesteld op de percelen van eisers in stand blijven?
4.1
Eisers stellen zich op het standpunt dat de mitigatiezone van De Wieden niet in stand kan blijven voor zover deze is vastgesteld op hun percelen. Zij voeren aan dat deze percelen buiten het Natura 2000-gebied liggen, dat deze percelen niet langer kunnen worden aangemerkt als foerageergebied en dat deze percelen alleen leefgebied zijn voor ganzen en smienten. Verder voeren zij aan dat tussen hun percelen en het Natura 2000-gebied fietspaden en een vaarweg (met een laad- en losplaats) lopen en dat uit een aantal door hen overgelegde stukken blijkt dat broedvogels minimaal 200 tot 300 meter bij veel gebruikte vaarroutes, fietsroutes, wandelroutes, los- en laadplaatsen, loslopende honden, verhoogde fietsbruggen en wegen uit de buurt blijven. Dit geldt volgens eisers ook in een Natura 2000-gebied. Daarom zullen zich volgens eisers in de nabijheid van hun percelen geen broedvogels bevinden. Ook voeren zij aan dat in de mitigatiezones van De Wieden veel minder ganzen worden geschoten dan door verweerder is gesuggereerd, namelijk niet 6.000 ganzen maar 280 ganzen. Verder wijzen eisers erop dat Natuurmonumenten in De Wieden 100 keer per jaar zowel overdag als ’s nachts met een zwaar kaliber kogelgeweer schiet op vossen en dat dit volgens verweerder niet leidt tot significante gevolgen. Ter onderbouwing van hun standpunten verwijzen zij naar een rapport van Altenburg & Wymenga van 2012 [3] , een milieueffectrapportage (mer) van Tauw van 2017 [4] , een brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) [5] en een rapport van Ecogroen BV van 15 maart 2022 [6] . Daarnaast hebben eisers op de zitting verwezen naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 21 december 2022 [7] . Volgens hen kan daaruit worden afgeleid dat Natura 2000-gebieden zo robuust zijn aangewezen dat een piekgeluid op 150 meter afstand van zo’n gebied niet bezwaarlijk is. Dit bevestigt volgens eisers dat in hun situatie – waarin zich tussen de percelen en het gebied ook nog eens druk gebruikte fietspaden en vaarwegen bevinden – geen mitigatiezone nodig is.
4.2
Verweerder ziet geen aanleiding om de mitigatiezones op te heffen voor zover deze samenvallen met de percelen van eisers. Hij is van mening dat het voor de beoordeling van de aangevraagde activiteit niet uitmaakt of deze binnen of buiten het Natura 2000-gebied plaatsvindt. Als een activiteit significante negatieve gevolgen kan hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied, kan deze activiteit niet vergund worden zonder beperkingen om die gevolgen te voorkomen. Om die reden is in navolging van de passende beoordeling een mitigatiezone van 300 meter opgenomen als mitigerende maatregel rond de grenzen van de leefgebieden. Daarbij is de status van de percelen binnen de mitigatiezone niet relevant. De beperkingen dienen om kwalificerende soorten binnen het natuurgebied te beschermen. Daarvoor is het niet relevant of de percelen van eiseres binnen een leefgebied liggen en ook niet of deze percelen al dan niet een foerageerfunctie hebben. De mitigatiezone is geen onderdeel van het Natura 2000-gebied en de planologische bestemming van deze percelen blijft ongewijzigd. Maar door de ligging van de percelen moet de activiteit op die percelen worden beperkt om significante gevolgen voor de kwalificerende soorten in het Natura 2000-gebied te voorkomen.
Verweerder is van mening dat de conclusies die eisers verbinden aan het door hen overgelegde rapport van Altenburg & Wymenga niet juist zijn. In dat rapport wordt niet uitgesloten dat er langs het fietspad roerdompen kunnen voorkomen, ondanks de extra verstoring door het gebruik van het fietspad. De kans wordt wel sterk gereduceerd. In het rapport wordt echter ook gesteld dat het effect van verstoring sterk afhankelijk is van de mate waarin rietkragen zich ontwikkelen langs het fietspad. Daarom kan op basis van het rapport niet worden gesteld dat het gebied rond het fietspad geheel ongeschikt is voor de roerdomp. Daarbij komt dat in De Wieden ook andere kwalificerende broedvogelsoorten voorkomen die een kleinere verstoringsafstand (rond de 50 m) hebben dan de roerdomp. Deze soorten moeten ook beschermd worden. De stelling van eisers dat De Wieden alleen
is aangewezen voor ganzen en smienten is niet juist. Verder voert verweerder aan dat het rapport van Altenburg & Wymenga betrekking heeft op de beoordeling van de effecten
van de aanleg van het fietspad Roekebosch. Dit is volgens verweerder een geheel andere activiteit dan het bestrijden van ganzen met het geweer. Een geweerschot veroorzaakt volgens verweerder piekgeluiden en fietsers niet. Bij gepiekte geluidsverstoring treedt bij soorten geen gewenning op omdat de effecten, gezien de geringe frequentie, moeilijk voorspelbaar zijn. Ook ten aanzien van de mer van Tauw voert verweerder aan dat deze
ziet op andere activiteiten dan het bestrijden van ganzen met het geweer. Bovendien is in
die mer volgens verweerder niet ingegaan op de effecten op kwalificerende soorten die in rietmoerassen broeden.
Volgens verweerder maakt het op zich niet uit hoeveel ganzen er in het verleden in de mitigatiezones zijn geschoten op basis van de ontheffing. Voor wat betreft de natuurvergunning is het volgens verweerder van belang om significante verstoring van kwalificerende soorten te voorkomen. Het gebruik van het geweer kan mogelijk leiden tot verstoring. Daarom zijn in de voorschriften bij de vergunning beperkingen opgenomen.
Ten aanzien van de opmerking van eisers over het schieten door Natuurmonumenten merkt verweerder op dat het bestreden besluit niet ziet op het doden van vossen, maar enkel op het doden van ganzen. Verder wijst verweerder erop dat het doden van vossen met het geweer is beoordeeld in het beheerplan van De Wieden. In dat plan is geconcludeerd dat met inachtneming van enkele in dat plan genoemde uitgangspunten, negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen zijn uitgesloten in het geval vossen worden gedood. Daarbij is van belang dat het afschot van vossen veel beperkter is.
4.3
De rechtbank ziet in wat eisers hebben aangevoerd geen reden om te oordelen
dat de voorschriften 14 tot en met 19 van de natuurvergunning niet in stand kunnen blijven, voor zover daarbij (delen van) percelen van eisers zijn aangewezen als mitigatiezone.
Zij legt dit hierna uit.
4.3.1
De rechtbank is het met verweerder eens dat het bij de beoordeling van de vraag of de aangevraagde activiteit significante gevolgen heeft voor kwalificerende soorten niet van doorslaggevend belang is of die activiteit in of buiten dat gebied wordt uitgevoerd. Ook activiteiten die buiten het gebied worden uitgevoerd kunnen significante gevolgen hebben. Verder geldt dat bij het vaststellen van een mitigatiezone, die dient om de gevolgen van de vergunde activiteit voor kwalificerende soorten te verminderen, niet van belang is of de percelen waarop die zone wordt vastgesteld al dan niet leef- of foerageergebied zijn voor
de desbetreffende soorten. Het gaat daarbij namelijk niet om de gevolgen van de vergunde activiteit op vogelsoorten die zich op de percelen bevinden, maar om de gevolgen van die activiteit op kwalificerende soorten die in de nabijheid van die percelen in het Natura 2000-gebied broeden. Wat eisers hebben aangevoerd over het aantal ganzen dat in de mitigatie-zones wordt geschoten, kan niet leiden tot de conclusie dat de mitigatiezone niet nodig is om significante gevolgen uit te sluiten. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat het afschieten van vossen in De Wieden met een geweer met een groter kaliber wel wordt toegestaan. Daarbij is onder meer van belang dat verweerder heeft gesteld dat het afschot van vossen veel beperkter is en eisers het tegendeel niet aannemelijk hebben gemaakt. Daarom slagen deze beroepsgronden niet.
4.3.2
De rechtbank is van oordeel dat aan de door eisers genoemde uitspraak van de Afdeling van 21 december 2022 niet kan worden afgeleid dat verweerder niet kon besluiten om (delen van) de percelen van eisers aan te wijzen als mitigatiezone. Daartoe overweegt de rechtbank dat deze uitspraak van de Afdeling gaat over de goedkeuring van een faunabeheerplan in het kader van een vrijstelling voor het afschieten van ganzen in de provincie Friesland. Het gaat daarbij om soortenbescherming van ganzen en niet om gebiedsbescherming. De Afdeling concludeert in deze uitspraak dat er geen reden is om te oordelen dat een verstoringsafstand van 150 meter om Friese Natura 2000-gebieden strijdt oplevert met artikel 3.3, vierde lid, van de Wnb. [8] Het gaat daarbij met name om de in dat artikellid, onder c, gestelde eis dat de maatregelen (hier: het afschieten van ganzen) niet mogen leiden tot verslechtering van de staat van instandhouding van de desbetreffende soort (hier: de beschoten ganzensoorten). De Afdeling heeft in deze uitspraak geen oordeel gegeven over de vraag of door middel van een verstoringsafstand van 150 meter kan worden uitgesloten dat het afschot van ganzen leidt tot significante gevolgen voor de diersoorten waarvoor de Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, laat staan over de vraag of kan worden uitgesloten dat het afschieten van ganzen binnen die afstand leidt tot dergelijke gevolgen. Daarom slaagt deze beroepsgrond niet.
4.3.3
Naar aanleiding van het betoog van eisers dat het aanwijzen van (delen van) hun percelen als mitigatiezone niet nodig is, omdat tussen die percelen en het Natura 2000-gebied druk gebruikte fietspaden en vaarwegen (met een laad- en losplaats) liggen, overweegt de rechtbank het volgende.
4.3.3.1 De StAB heeft in haar eindverslag geconstateerd dat bij de aanwijzing van een mitigatiezone op de percelen van eisers geen rekening is gehouden met de omstandigheid dat tussen die percelen en het Natura 2000-gebied fietspaden en vaarwegen liggen. Deze fietspaden worden gebruikt om te fietsen en te wandelen. Van de zijde van eisers is aangegeven dat de fietspaden ook worden gebruikt door quads, e-bikes, auto’s, scooters en brommers. De StAB vindt het aannemelijk dat zowel van het gebruik van de fietspaden door (in ieder geval) fietsers en wandelaars als van het recreatieve gebruik van de vaarwegen en de daaraan gelegen laad- en losplaats een verstorende werking uitgaat. Vooral wandelaars met (loslopende) honden hebben een sterk verstorend effect op vogels. Deze bestaande verstoring kan zich voor bepaalde kwalificerende soorten over enkele honderden meters uitstrekken. Daarom staat volgens de StAB niet zonder meer vast dat de mitigatiezone daar nodig is om verstoring van broedvogels in het Natura 2000-gebied te voorkomen. [9]
4.3.3.2 Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling mag een bestuursrechter in beginsel afgaan op de inhoud van het verslag van een deskundige als bedoeld in artikel 8:47 van
de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat is anders indien dat verslag onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen of anderszins zodanige gebreken bevat, dat het niet aan
de oordeelsvorming ten grondslag mag worden gelegd. [10]
De rechtbank is niet gebleken dat het eindverslag van de StAB onzorgvuldig tot stand is gekomen of andere gebreken bevat, waardoor het niet gevolgd zou kunnen worden.
Verweerder en eiseres hebben gereageerd op het conceptverslag van de StAB. De StAB heeft in een bijlage bij het eindverslag gereageerd op deze reacties. Verweerder heeft ook een schriftelijke reactie op het eindverslag ingediend. Verder zijn verweerder, eisers en de FBE op de zitting van 24 januari 2023 ingegaan op een aantal aspecten van het eindverslag. De rechtbank ziet in wat partijen hebben aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de constateringen en de conclusies van de StAB. Daarom gaat de rechtbank af op de inhoud van het eindverslag.
4.3.3.3 Verweerder erkent dat bij het vaststellen van de mitigatiezone geen rekening is gehouden met de bestaande verstoring door fietsers en wandelaars op fietspaden. Hij is echter van mening dat het, ondanks dat er een fiets-/wandelpad langs het leefgebied ligt,
Niet valt uit te sluiten dat de aangewezen doelsoorten, die gevoelig zijn voor verstoring,
toch aanwezig zijn. Gelet op die twijfel, moet er volgens verweerder vanuit worden gegaan dat die soorten wel aanwezig zijn. Volgens verweerder is de mitigatiezone dan ook nodig om met zekerheid significatie verstoring op (mogelijk aanwezige) kwalificerende soorten te voorkomen. Daarbij is volgens verweerder mede van belang dat het gaat om verschillende typen verstoring, namelijk eventuele verstoring door recreatie (met een meer continu niveau) en verstoring door een geweerschot (met een piekgeluid). De gevolgen van verstoring door de activiteiten op een fietspad en het schieten met een geweer zijn volgens verweerder ecologisch gezien niet met elkaar te vergelijken. Juist omdat in de passende beoordeling niet is beoordeeld hoe het afschot in de natuurvergunning zich verhoudt tot verstoring als gevolg van recreatieve activiteiten, is volgens verweerder terecht uit voorzorg een mitigatiezone aangewezen om significatie verstoring door afschot te voorkomen.
4.3.3.4 Verweerder heeft de mitigatiezone rondom De Wieden vastgesteld overeenkomstig de aanbeveling in de passende beoordeling die de FBE bij de aanvraag voor de natuurvergunning heeft gevoegd. Tussen partijen is niet in geschil dat in die passende beoordeling geen rekening is gehouden met de bestaande verstoring door het gebruik van de bestaande fietspaden en vaarwegen (met een laad- en losplaats) die tussen het Natura 2000-gebied en de percelen van eisers liggen. Hieruit volgt dat niet is beoordeeld of en, zo ja, in hoeverre dit gebruik van invloed is op de verstoring van kwalificerende soorten in het Natura 2000-gebied door het afschieten van ganzen in de mitigatiezone. Op dit punt is de passende beoordeling dus onvolledig. De FBE heeft op de zitting toegelicht dat er bewust voor is gekozen om op dit punt geen maatwerk te vragen, omdat de kosten van de passende beoordeling – die toch al hoog waren – hierdoor nog hoger zouden worden.
4.3.3.5 De rechtbank is van oordeel dat verweerder in deze situatie bij de vergunning-verlening geen rekening heeft kunnen houden met de bestaande verstoring door het gebruik van de fietspaden en vaarwegen. Verweerder mag voor een activiteit alleen een natuurvergunning verlenen als – zo nodig door middel van het stellen van voorschriften – kan worden uitgesloten dat deze activiteit leidt tot significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden. Doordat onvoldoende bekend is of en, zo ja, in hoeverre het gebruik van de bestaande fietspaden en vaarwegen van invloed is op het verstorende effect van het afschieten van ganzen in de mitigatiezone, kan niet worden uitgesloten dat het afschieten van ganzen leidt tot extra verstoring van de kwalificerende soorten, naast de verstoring die al plaatsvindt door het bestaande gebruik van de fietspaden en vaarwegen. Naar het oordeel van de rechtbank geven het eindverslag van de StAB en de door eisers overgelegde rapporten niet de daarvoor vereiste zekerheid.
4.3.3.6 De rechtbank overweegt dat, als de verstoring door het gebruik van de bestaande fietspaden en vaarwegen wel was betrokken in de passende beoordeling, dit mogelijk had kunnen leiden tot het aanwijzen van geen of een kleinere mitigatiezone. Nu deze verstoring echter niet in de passende beoordeling is betrokken, heeft verweerder er naar het oordeel van de rechtbank terecht voor gekozen om uit voorzorg (delen van) de percelen van eisers aan te wijzen als mitigatiezone. Daarom slaagt deze beroepsgrond niet.
4.3.3.7 De rechtbank wijst erop dat zij in de bovenstaande overwegingen geen oordeel heeft gegeven over de vraag of door het voorschrijven van de mitigatiezones significante gevolgen voor de Overijsselse Natura 2000-gebieden kunnen worden uitgesloten.
4.3.3.8 Zoals hiervoor aangehaald is het onderhavige beroep behandeld samen met de beroepen met onder meer zaaknummers ZWO 21/81 en ZWO 21/110. Uit de uitspraken van vandaag op die beroepen volgt dat het onderhavige bestreden besluit is vernietigd en het primaire besluit is herroepen. Dat betekent – kort en simpel – dat de natuurvergunning, en daarmee ook de mitigatiezones op de percelen van eisers, geen rechtskracht meer bezitten.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, voorzitter, en mr. E. Hoekstra en mr. B.A.J. Haagen, leden, in aanwezigheid van mr. F.F. van Emst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Artikel 8:47

1. De bestuursrechter kan een deskundige benoemen voor het instellen van een onderzoek. (…)
4 De bestuursrechter stelt een termijn binnen welke de deskundige aan hem een schriftelijk verslag van het onderzoek uitbrengt. (…).
Habitatrichtlijn

Artikel 6

2 De Lid-Staten treffen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de speciale beschermingszones niet verslechtert en er geen storende factoren optreden voor de soorten waarvoor de zones zijn aangewezen voor zover die factoren, gelet op de doelstellingen van deze richtlijn een significant effect zouden kunnen hebben.
3 Voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor zo'n gebied, wordt een passende beoordeling gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen van dat gebied. Gelet op de conclusies van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied en onder voorbehoud van het bepaalde in lid 4, geven de bevoegde nationale instanties slechts toestemming voor dat plan of project nadat zij de zekerheid hebben verkregen dat het de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet zal aantasten en nadat zij in voorkomend geval inspraakmogelijkheden hebben geboden.
Wet natuurbescherming (Wnb)

Artikel 2.7

2 Het is verboden zonder vergunning van gedeputeerde staten een project te realiseren dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied.
3 Gedeputeerde staten verlenen een vergunning als bedoeld in het tweede lid uitsluitend indien is voldaan aan artikel 2.8. (…).

Artikel 2.8

1. Voor een plan als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, of een project als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, maakt het bestuursorgaan, onderscheidenlijk de aanvrager van de vergunning, een passende beoordeling van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied. (…)
3 Het bestuursorgaan stelt het plan uitsluitend vast, en gedeputeerde staten verlenen voor het project, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend een vergunning, indien uit de passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. (…).

Artikel 5.3, eerste lid

Aan een vrijstelling, vergunning of ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

Voetnoten

1.De globale ligging van de relevante percelen van eisers is aangegeven op de kaart die als bijlage STAB-5 is gevoegd bij het eindverslag van de StAB over de zomervergunning.
2.Zie p. 14 en 15 van het eindverslag van de StAB over de zomervergunning.
3.Het rapport van Altenburg & Wymenga Ecologisch Onderzoek “Aanvullend onderzoek fietspad Roekebosch, A&W-rapport 1853, van 27 november 2012.
4.De milieueffectrapportage “PlanMER omgevingsplan Steenwijkerland” van Tauw van 12 juni 2017.
5.De brief van de minister van LNV aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 20 april 2010, kenmerk PDN.2010/195.
6.De Quickscan natuurtoets fietspad Wanneperveen – Giethoorn van Advies & Ingenieursbureau Ecogroen BV van 15 maart 2022.
7.Zie de uitspraak van de Afdeling van 21 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3909.
8.Zie r.o. 7.10. van de uitspraak van de Afdeling van 21 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3909.
9.Zie p. 3, 4, 16, 17 en 18 van het eindverslag van de StAB.
10.Zie bijvoorbeeld rechtsoverweging (r.o.) 13.1 van de uitspraak van de Afdeling van 3 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1975.