De rechtbank ziet in wat eisers hebben aangevoerd geen reden om te oordelen
dat de voorschriften 14 tot en met 19 van de natuurvergunning niet in stand kunnen blijven, voor zover daarbij (delen van) percelen van eisers zijn aangewezen als mitigatiezone.
Zij legt dit hierna uit.
4.3.1De rechtbank is het met verweerder eens dat het bij de beoordeling van de vraag of de aangevraagde activiteit significante gevolgen heeft voor kwalificerende soorten niet van doorslaggevend belang is of die activiteit in of buiten dat gebied wordt uitgevoerd. Ook activiteiten die buiten het gebied worden uitgevoerd kunnen significante gevolgen hebben. Verder geldt dat bij het vaststellen van een mitigatiezone, die dient om de gevolgen van de vergunde activiteit voor kwalificerende soorten te verminderen, niet van belang is of de percelen waarop die zone wordt vastgesteld al dan niet leef- of foerageergebied zijn voor
de desbetreffende soorten. Het gaat daarbij namelijk niet om de gevolgen van de vergunde activiteit op vogelsoorten die zich op de percelen bevinden, maar om de gevolgen van die activiteit op kwalificerende soorten die in de nabijheid van die percelen in het Natura 2000-gebied broeden. Wat eisers hebben aangevoerd over het aantal ganzen dat in de mitigatie-zones wordt geschoten, kan niet leiden tot de conclusie dat de mitigatiezone niet nodig is om significante gevolgen uit te sluiten. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat het afschieten van vossen in De Wieden met een geweer met een groter kaliber wel wordt toegestaan. Daarbij is onder meer van belang dat verweerder heeft gesteld dat het afschot van vossen veel beperkter is en eisers het tegendeel niet aannemelijk hebben gemaakt. Daarom slagen deze beroepsgronden niet.
4.3.2De rechtbank is van oordeel dat aan de door eisers genoemde uitspraak van de Afdeling van 21 december 2022 niet kan worden afgeleid dat verweerder niet kon besluiten om (delen van) de percelen van eisers aan te wijzen als mitigatiezone. Daartoe overweegt de rechtbank dat deze uitspraak van de Afdeling gaat over de goedkeuring van een faunabeheerplan in het kader van een vrijstelling voor het afschieten van ganzen in de provincie Friesland. Het gaat daarbij om soortenbescherming van ganzen en niet om gebiedsbescherming. De Afdeling concludeert in deze uitspraak dat er geen reden is om te oordelen dat een verstoringsafstand van 150 meter om Friese Natura 2000-gebieden strijdt oplevert met artikel 3.3, vierde lid, van de Wnb.Het gaat daarbij met name om de in dat artikellid, onder c, gestelde eis dat de maatregelen (hier: het afschieten van ganzen) niet mogen leiden tot verslechtering van de staat van instandhouding van de desbetreffende soort (hier: de beschoten ganzensoorten). De Afdeling heeft in deze uitspraak geen oordeel gegeven over de vraag of door middel van een verstoringsafstand van 150 meter kan worden uitgesloten dat het afschot van ganzen leidt tot significante gevolgen voor de diersoorten waarvoor de Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, laat staan over de vraag of kan worden uitgesloten dat het afschieten van ganzen binnen die afstand leidt tot dergelijke gevolgen. Daarom slaagt deze beroepsgrond niet.
4.3.3Naar aanleiding van het betoog van eisers dat het aanwijzen van (delen van) hun percelen als mitigatiezone niet nodig is, omdat tussen die percelen en het Natura 2000-gebied druk gebruikte fietspaden en vaarwegen (met een laad- en losplaats) liggen, overweegt de rechtbank het volgende.
4.3.3.1 De StAB heeft in haar eindverslag geconstateerd dat bij de aanwijzing van een mitigatiezone op de percelen van eisers geen rekening is gehouden met de omstandigheid dat tussen die percelen en het Natura 2000-gebied fietspaden en vaarwegen liggen. Deze fietspaden worden gebruikt om te fietsen en te wandelen. Van de zijde van eisers is aangegeven dat de fietspaden ook worden gebruikt door quads, e-bikes, auto’s, scooters en brommers. De StAB vindt het aannemelijk dat zowel van het gebruik van de fietspaden door (in ieder geval) fietsers en wandelaars als van het recreatieve gebruik van de vaarwegen en de daaraan gelegen laad- en losplaats een verstorende werking uitgaat. Vooral wandelaars met (loslopende) honden hebben een sterk verstorend effect op vogels. Deze bestaande verstoring kan zich voor bepaalde kwalificerende soorten over enkele honderden meters uitstrekken. Daarom staat volgens de StAB niet zonder meer vast dat de mitigatiezone daar nodig is om verstoring van broedvogels in het Natura 2000-gebied te voorkomen.
4.3.3.2 Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling mag een bestuursrechter in beginsel afgaan op de inhoud van het verslag van een deskundige als bedoeld in artikel 8:47 van
de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat is anders indien dat verslag onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen of anderszins zodanige gebreken bevat, dat het niet aan
de oordeelsvorming ten grondslag mag worden gelegd.
De rechtbank is niet gebleken dat het eindverslag van de StAB onzorgvuldig tot stand is gekomen of andere gebreken bevat, waardoor het niet gevolgd zou kunnen worden.
Verweerder en eiseres hebben gereageerd op het conceptverslag van de StAB. De StAB heeft in een bijlage bij het eindverslag gereageerd op deze reacties. Verweerder heeft ook een schriftelijke reactie op het eindverslag ingediend. Verder zijn verweerder, eisers en de FBE op de zitting van 24 januari 2023 ingegaan op een aantal aspecten van het eindverslag. De rechtbank ziet in wat partijen hebben aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de constateringen en de conclusies van de StAB. Daarom gaat de rechtbank af op de inhoud van het eindverslag.
4.3.3.3 Verweerder erkent dat bij het vaststellen van de mitigatiezone geen rekening is gehouden met de bestaande verstoring door fietsers en wandelaars op fietspaden. Hij is echter van mening dat het, ondanks dat er een fiets-/wandelpad langs het leefgebied ligt,
Niet valt uit te sluiten dat de aangewezen doelsoorten, die gevoelig zijn voor verstoring,
toch aanwezig zijn. Gelet op die twijfel, moet er volgens verweerder vanuit worden gegaan dat die soorten wel aanwezig zijn. Volgens verweerder is de mitigatiezone dan ook nodig om met zekerheid significatie verstoring op (mogelijk aanwezige) kwalificerende soorten te voorkomen. Daarbij is volgens verweerder mede van belang dat het gaat om verschillende typen verstoring, namelijk eventuele verstoring door recreatie (met een meer continu niveau) en verstoring door een geweerschot (met een piekgeluid). De gevolgen van verstoring door de activiteiten op een fietspad en het schieten met een geweer zijn volgens verweerder ecologisch gezien niet met elkaar te vergelijken. Juist omdat in de passende beoordeling niet is beoordeeld hoe het afschot in de natuurvergunning zich verhoudt tot verstoring als gevolg van recreatieve activiteiten, is volgens verweerder terecht uit voorzorg een mitigatiezone aangewezen om significatie verstoring door afschot te voorkomen.
4.3.3.4 Verweerder heeft de mitigatiezone rondom De Wieden vastgesteld overeenkomstig de aanbeveling in de passende beoordeling die de FBE bij de aanvraag voor de natuurvergunning heeft gevoegd. Tussen partijen is niet in geschil dat in die passende beoordeling geen rekening is gehouden met de bestaande verstoring door het gebruik van de bestaande fietspaden en vaarwegen (met een laad- en losplaats) die tussen het Natura 2000-gebied en de percelen van eisers liggen. Hieruit volgt dat niet is beoordeeld of en, zo ja, in hoeverre dit gebruik van invloed is op de verstoring van kwalificerende soorten in het Natura 2000-gebied door het afschieten van ganzen in de mitigatiezone. Op dit punt is de passende beoordeling dus onvolledig. De FBE heeft op de zitting toegelicht dat er bewust voor is gekozen om op dit punt geen maatwerk te vragen, omdat de kosten van de passende beoordeling – die toch al hoog waren – hierdoor nog hoger zouden worden.
4.3.3.5 De rechtbank is van oordeel dat verweerder in deze situatie bij de vergunning-verlening geen rekening heeft kunnen houden met de bestaande verstoring door het gebruik van de fietspaden en vaarwegen. Verweerder mag voor een activiteit alleen een natuurvergunning verlenen als – zo nodig door middel van het stellen van voorschriften – kan worden uitgesloten dat deze activiteit leidt tot significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden. Doordat onvoldoende bekend is of en, zo ja, in hoeverre het gebruik van de bestaande fietspaden en vaarwegen van invloed is op het verstorende effect van het afschieten van ganzen in de mitigatiezone, kan niet worden uitgesloten dat het afschieten van ganzen leidt tot extra verstoring van de kwalificerende soorten, naast de verstoring die al plaatsvindt door het bestaande gebruik van de fietspaden en vaarwegen. Naar het oordeel van de rechtbank geven het eindverslag van de StAB en de door eisers overgelegde rapporten niet de daarvoor vereiste zekerheid.
4.3.3.6 De rechtbank overweegt dat, als de verstoring door het gebruik van de bestaande fietspaden en vaarwegen wel was betrokken in de passende beoordeling, dit mogelijk had kunnen leiden tot het aanwijzen van geen of een kleinere mitigatiezone. Nu deze verstoring echter niet in de passende beoordeling is betrokken, heeft verweerder er naar het oordeel van de rechtbank terecht voor gekozen om uit voorzorg (delen van) de percelen van eisers aan te wijzen als mitigatiezone. Daarom slaagt deze beroepsgrond niet.
4.3.3.7 De rechtbank wijst erop dat zij in de bovenstaande overwegingen geen oordeel heeft gegeven over de vraag of door het voorschrijven van de mitigatiezones significante gevolgen voor de Overijsselse Natura 2000-gebieden kunnen worden uitgesloten.
4.3.3.8 Zoals hiervoor aangehaald is het onderhavige beroep behandeld samen met de beroepen met onder meer zaaknummers ZWO 21/81 en ZWO 21/110. Uit de uitspraken van vandaag op die beroepen volgt dat het onderhavige bestreden besluit is vernietigd en het primaire besluit is herroepen. Dat betekent – kort en simpel – dat de natuurvergunning, en daarmee ook de mitigatiezones op de percelen van eisers, geen rechtskracht meer bezitten.