ECLI:NL:RBOVE:2023:781

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
10170134 \ EJ VERZ 22-276
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst en gefixeerde schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker], h.o.d.n. '[X]', en [verweerder]. [Verweerder] was in dienst bij [verzoeker] als administratief medewerker/consultant, maar heeft zijn arbeidsovereenkomst op onregelmatige wijze opgezegd. De arbeidsovereenkomst was oorspronkelijk aangegaan voor bepaalde tijd en zou eindigen op 1 mei 2023, maar [verweerder] heeft op 9 augustus 2022 via WhatsApp zijn ontslag per 1 september 2022 aangekondigd. [Verzoeker] heeft hierop gereageerd en gesteld dat [verweerder] de geldende opzegtermijn van één maand niet in acht heeft genomen, waardoor hij recht heeft op een gefixeerde schadevergoeding van € 3.375,-, te vermeerderen met wettelijke rente.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verweerder] de arbeidsovereenkomst niet tijdig heeft opgezegd, aangezien de opzegging niet voldeed aan de voorwaarden van de arbeidsovereenkomst en de wet. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van een beëindiging met wederzijds goedvinden, zoals [verweerder] had betoogd. De rechter heeft geoordeeld dat [verweerder] een gefixeerde schadevergoeding verschuldigd is aan [verzoeker] en heeft de vordering van [verzoeker] toegewezen. Tevens is [verweerder] veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 742,00.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [verzoeker] het toegewezen bedrag kan vorderen, ook al is er nog geen definitieve uitspraak in hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer: 10170134 \ EJ VERZ 22-276
Beschikking van de kantonrechter van 24 januari 2023
in de zaak van
[verzoeker] , h.o.d.n. “ [X] ”,wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij, verder te noemen [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. K.K.B. Kögging,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij, verder te noemen [verweerder] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoekschrift ingediend, welke door de rechtbank is ontvangen op 31 oktober 2022.
1.2.
Het verzoek is mondeling behandeld op 2 december 2022 waar [verzoeker] bijgestaan door zijn gemachtigde en [verweerder] , in persoon is verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten verder naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[verweerder] is op 2 februari 2021 bij [verzoeker] in dienst getreden in de functie van administratief medewerker/consultant voor 40 uur per week tegen een salaris van € 3.125 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantiegeld, totaal € 3.375 bruto per maand. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd liep tot 1 mei 2022 en is van rechtswege verlengd met een jaar, tot 1 mei 2023.
2.2.
In de arbeidsovereenkomst is in artikel 1 lid 4 opgenomen:
“Opzegging dient te geschieden tegen het einde van de kalendermaand. Voor werknemer geldt een opzegtermijn van één maand. (…)”
2.3.
[verzoeker] bericht [verweerder] op 9 augustus 2022 om 18:12 uur via Whatsapp:
“(…) Goedenavond [verweerder] , bijdeze wil ik je uitnodigen voor het gesprek morgen om 12:00. Ik wil voor nu en altijd deze oneinigheid opgelost hebben. Overigens ben ik hier de werkgever en jij hoort mij als eerste te bellen en niet het personeel. (…)”
2.4.
[verweerder] bericht [verzoeker] op 9 augustus 2022 om 18:16 uur via WhatsApp:
“(…) Doe vooral geen moeite en aanvaard mijn ontslsg per 1 september a.s Sorry maar ik bepaal mijn eigen route van gesprekken. (…)”
2.5.
Mr. Nijhoff (kantonrechter: door [verweerder] in de arm genomen) bericht [verweerder] per e-mail op 10 augustus 2022 onder meer:
“(…) Bij afwezigheid van mijn kantoorgenoot mr. G.H. Hoekman wegens vakantie kan ik u naar aanleiding van uw e-mail d.d. 10 augustus jl. het navolgende berichten.
In uw e-mail lees ik dat u ontslag heeft genomen per 1 september 2022, maar in de vaststellingsovereenkomst is opgenomen dat de arbeidsovereenkomst eindigt oer 15 augustus 2022. Dit betekent dat u ook salaris ontvangt tot 15 augustus 2022. Daarnaast staat opgenomen dat u eventuele opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen worden geacht te zijn opgenomen. Naar mijn mening dient artikel 1 te worden gewijzigd in die zin dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden wordt beëindigd per 1 september 2022. Dit betekent dat u de gehele maand augustus in dienst blijft en dus ook over de maand augustus recht heeft op salaris. Op grond van artikel 4 blijft u dan vanaf heden vrijgesteld van werk en in dat kader is het dan ook niet bezwaarlijk dat eventuele opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen worden geacht te zijn opgenomen. (…)
(…) Nu u in uw e-mail schrijft dat u per 1 september a.s. ander werk heeft, is het geen bezwaar dat de wettelijke opzegtermijn niet in acht wordt genomen. (…)”
2.6.
[verzoeker] bericht mr. Nijhoff per e-mail op 11 augustus 2022 onder meer:
“(…) Zoals aangegeven in de correspondentie neemt [verweerder] ontslag per 1 september jl. Er is een wettelijk opzegtermijn van één maand van kracht dit betekent dat [verweerder] moet doorwerken tot 01 oktober jl. Dit betekent dat ik dan [verweerder] a.s. maandag 15 augustus jl. verwacht op het kantoor. Indien hij dit niet wenst, zie ik graag de vaststellingsovereenkomst ondertekend tegemoet. (…)”
2.7.
Mr. Nijhoff bericht [verzoeker] namens [verweerder] per e-mail op 14 augustus 2022 onder meer:
“ (…) Voor het overige lijkt het er op dat partijen niet verder van elkaar verwijderd zijn om tot een minnelijke regeling te komen. Indien partijen geen vaststellingsovereenkomst sluiten, dan zal de wettelijke opzegtermijn in acht genomen moeten worden, maar het betekent ook dat u nog salaris verschuldigd bent over de maanden augustus en september 2022. Cliënt is bereid om de vaststellingsovereenkomst te ondertekenen mits wordt gewijzigd dat de arbeidsovereenkomst per 1 september 2022 eindigt en cliënt het volledige salaris over de maand augustus 2022 ontvangt. Cliënt dient te worden vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden en is bereid om daar tegenover alle reeds opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen te laten vervallen.
Gezien de zeer summiere wijziging ga ik er van uit dat hiermee kunt instemmen en cliënt ontvangt dan ook graag vandaag een gewijzigde vaststellingsovereenkomst zodat partijen tot ondertekening over kunnen gaan. (…)”
2.8.
Mr. Nijhoff bericht [verzoeker] namens [verweerder] per e-mail op 18 augustus 2022 dat [verweerder] de door [verzoeker] opgestelde vaststellingsovereenkomst niet zal ondertekenen. Verder schrijft mr. Nijhoff, voor zover van belang:
“(…) Cliënt is op dit moment niet aan het werk vanwege het feit dat hij zijn reeds opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen aan het opnemen is. Het restant aan vakantiedagen dient door u te worden uitbetaald bij de eindafrekening. (…)”
2.9.
[verweerder] heeft vanaf 9 augustus 2022 geen werkzaamheden meer verricht voor [verzoeker] .

3.Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt dat de kantonrechter, uitvoerbaar bij voorraad, [verweerder] veroordeelt tot betaling aan [verzoeker] van € 3.375,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 september 2022 tot de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [verweerder] in de proceskosten.
3.2.
[verzoeker] baseert zijn verzoek op de volgende stellingen. [verweerder] heeft, door de arbeidsovereenkomst begin augustus 2022 op te zeggen tegen 1 september 2022, de voor hem geldende opzegtermijn niet in acht genomen. Op grond van artikel 7:672 lid 9 BW is [verweerder] een gefixeerde schadevergoeding verschuldigd van € 3.375,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2022.
3.3.
[verweerder] voert verweer tegen het verzoek van [verzoeker] .
3.4.
Op de (overige) stellingen van partijen zal, voor zover nodig, hierna worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat [verzoeker] naar het oordeel van de kantonrechter ontvankelijk is in zijn verzoek, aangezien het tijdig is ingediend conform 7:686a lid 4 BW. De vraag die vervolgens in deze procedure voorligt is of [verweerder] moet worden veroordeeld tot betaling aan [verzoeker] van de gefixeerde schadevergoeding, omdat hij de arbeidsovereenkomst onregelmatig heeft opgezegd.
4.2.
In artikel 7:672 lid 11 BW is het volgende bepaald:
“De partij die opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt, is aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren.”
4.3.
[verweerder] betwist dat hij de gefixeerde schadevergoeding verschuldigd is. Uit de WhatsApp-correspondentie tussen partijen volgt volgens [verweerder] dat er sprake is van een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, per 1 september 2022. Dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is beëindigd met wederzijds goedvinden, wordt echter door [verzoeker] betwist.
4.4.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De stelling van [verweerder] dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd met wederzijds goedvinden, wordt door de kantonrechter niet gevolgd. Dit valt naar haar oordeel niet af te leiden uit de overgelegde (WhatsApp)correspondentie tussen partijen. Wel volgt hieruit dat er tussen partijen is gesproken over een beëindiging met wederzijds goedvinden, maar kennelijk hebben zij uiteindelijk niet tot overeenstemming kunnen komen.
4.5.
Uit het WhatsApp-bericht van 9 augustus 2022 van [verweerder] (zie rechtsoverweging 2.4.) kan een opzegging van de arbeidsovereenkomst per 1 september 2022 worden afgeleid. Op grond van de wet (artikel 7:672 lid 1 BW) en artikel 1 lid 4 van de arbeidsovereenkomst diende de opzegging te geschieden tegen het einde van de maand met inachtneming van de geldende opzegtermijn. Deze opzegtermijn bedroeg voor de werknemer, [verweerder] , één maand. Uit het voorgaande volgt dat [verweerder] de arbeidsovereenkomst niet tijdig heeft opgezegd. Door de arbeidsovereenkomst op 9 augustus 2022 op te zeggen tegen 1 september 2022, is er aan de zijde van [verweerder] sprake is van een onregelmatige opzegging.
4.6.
Conform artikel 7:672 lid 11 BW is [verweerder] dan ook een vergoeding aan [verzoeker] verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren.
Bij een regelmatige opzegging per 1 september 2022 had de arbeidsovereenkomst tot en met 30 september 2022 behoren voort te duren. Dit betekent dat [verweerder] tot en met die datum had moeten werken. Vast staat dat [verweerder] na het WhatsApp-gesprek van partijen op 9 augustus 2022 niet meer heeft gewerkt, ook niet nadat [verzoeker] hem op 11 augustus 2022 heeft opgedragen om te komen werken.
4.7.
In deze procedure is het over de ten onrechte niet gewerkte dagen door [verweerder] in augustus 2022 niet gegaan. Zoals volgt uit het verzoek van [verzoeker] gaat het enkel over de maand september 2022. De door [verweerder] opgebouwde 15 vakantiedagen worden geacht in de maand augustus 2022 te zijn opgenomen.
4.8.
De gefixeerde schadevergoeding van € 3.375,- (loon inclusief 8% vakantiegeld over de maand september 2022) is op grond van het voorgaande toewijsbaar. [verweerder] is daarover op grond van artikel 7:686a lid 1 BW ook wettelijke rente verschuldigd vanaf 1 september 2022 tot aan de dag van algehele voldoening.
4.9.
[verweerder] is de partij die in deze procedure ongelijk krijgt en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten worden aan de zijde van [verzoeker] begroot op:
- griffierecht € 244,00
- salaris advocaat
€ 498,00(2 punten × tarief van € 249,00)
totaal € 742,00

5.De beslissing

5.1.
veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [verzoeker] van € 3.375,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 september 2022 tot de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [verzoeker] begroot op € 742,00;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Smedes, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter, op 24 januari 2023. (TD)