ECLI:NL:RBOVE:2023:762

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
ak_23_231
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor (ver)bouw van een werkplaats tot woning

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld naar aanleiding van een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zwolle. Dit besluit, genomen op 12 januari 2023, verleende een omgevingsvergunning voor de (ver)bouw van een werkplaats tot een woning. Verzoekers, bestaande uit meerdere inwoners van Zwolle, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en hebben op 22 januari 2023 een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 februari 2023 behandeld, waarbij zowel de verzoekers als de derde-partij aanwezig waren, en de gemachtigde van verweerder ook is verschenen.

De voorzieningenrechter overweegt dat de hoofdregel van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) inhoudt dat het indienen van bezwaar of beroep de werking van een besluit niet opschort. Dit betekent dat het besluit van kracht blijft, ook al is er bezwaar gemaakt. De voorzieningenrechter kan echter een voorlopige voorziening treffen indien er sprake is van onverwijlde spoed, zoals geregeld in artikel 8:81 van de Awb. Tijdens de zitting heeft de vergunninghoudster, de derde-partij, aangegeven dat er aanvragen zijn ingediend voor nutsvoorzieningen, die in april 2023 gerealiseerd moeten worden.

De voorzieningenrechter concludeert dat er geen sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van de voorlopige voorziening. Er is onvoldoende bewijs dat het besluit van verweerder evident onrechtmatig is. Hoewel de gemachtigde van verweerder heeft erkend dat het besluit op bepaalde punten motiveringsgebreken vertoont, is dit niet voldoende om het verzoek om voorlopige voorziening te honoreren. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af en stelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, in aanwezigheid van griffier C. Kuiper, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/231

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker 1]

[verzoeker 2] ,
[verzoeker 3]
[verzoeker 4]
[verzoeker 5]
uit Zwolle, verzoekers,
en

het college van burgemeester en wethouders van Zwolle

(gemachtigde: K. Rahimian)
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[naam]en
[verzoeker 6]uit Zwolle
(derde-partij).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening naar aanleiding van het besluit van verweerder van 12 januari 2023 om aan
de derde-partij een omgevingsvergunning te verlenen voor de (ver)bouw van een werkplaats tot een woning aan de [adres] Zwolle waarbij een verdieping op het bestaande bouwdeel wordt geplaatst.
Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Op 22 januari 2023 hebben zij een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers en de derde-partij. Namens verweerder is haar gemachtigde verschenen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

De voorlopige voorzieningenprocedure
1. Uitgangspunt van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is dat het maken van bezwaar of beroep de werking van een besluit niet opschort. Met andere woorden: het besluit blijft van kracht ook als er bezwaar tegen is gemaakt of beroep ingesteld. Die hoofdregel kan worden doorbroken door het treffen van een voorlopige voorziening. De mogelijkheid daartoe is geregeld in artikel 8:81 van de Awb. In dat artikel is verwoord dat als tegen een besluit bezwaar is gemaakt of beroep ingesteld, de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De verzoeker moet dus goede redenen hebben die maken dat hij de beslissing op het bezwaar of beroep niet kan afwachten en een uitzondering op de hoofdregel dat het bezwaar de uitvoering van het besluit niet schorst, rechtvaardigen.
Het spoedeisende belang
2. Ter zitting heeft [naam] als vergunninghoudster meegedeeld dat er aanvragen
zijn ingediend voor het realiseren van nutsvoorzieningen en het de bedoeling is dat deze
in april 2023 worden aangebracht. Er staan nog geen verdere bouwwerkzaamheden gepland.
De gemachtigde van verweerder heeft verder aangegeven dat er binnen enkele weken een hoorzitting zal worden gepland.
3. Gelet op het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat geen sprake is
van een spoedeisend belang bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kunnen de voorgestelde activiteiten zonder onomkeerbare gevolgen worden beëindigd. De stelling dat het huisnummerbesluit het vergunde een eigen adres verschaft, zoals verzoekers ter zitting hebben gesteld, levert evenmin een spoedeisend belang op nu dit immers ook zonder onomkeerbare gevolgen gewijzigd kan worden.
4. Bij het ontbreken van een voldoende spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening, zoals hier het geval is, bestaat slechts aanleiding voor het niettemin treffen van een voorlopige voorziening indien ook zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of recht zeer ernstig dient te worden betwijfeld of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en het besluit in de hoofdzaak in stand zal blijven. Er moet, met andere woorden, sprake zijn van een evident onrechtmatig besluit. Daarvan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake.
5. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder erkend dat het besluit van 12 januari 2023 op bepaalde punten motiveringsgebreken bevat. Zo is onvoldoende specifiek per afwijking aangeduid welke regels verweerder heeft toegepast bij de diverse afwijkingen
van de regels van de geldende bestemmingsplannen, onder meer waar het gaat om het toestaan van een nieuwe zelfstandige woning geheel buiten het bouwvlak in het achtererf
en wat betreft de door verzoekers beweerde strijd met de parkeerregels. Verweerder kan dit in de bezwaarfase van een nadere onderbouwing voorzien.
6. Gelet op het voorgaande wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van C. Kuiper, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.