ECLI:NL:RBOVE:2023:736

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 januari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
10286068 \ CV EXPL 23-220
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming huurwoningen na mishandeling medewerker woningcorporatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen R.K. Woningstichting Ons Huis en een gedaagde partij, die niet is verschenen. De eisende partij, Ons Huis, vorderde ontruiming van twee huurwoningen na een incident waarbij een medewerker van de woningcorporatie door de gedaagde is mishandeld. De procedure begon met een dagvaarding op 18 januari 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 24 januari 2023. De feiten van de zaak tonen aan dat de gedaagde sinds 2005 een woning huurde van Ons Huis, maar dat de huurovereenkomst in 2021 was opgezegd vanwege herontwikkeling van de wijk. De gedaagde had ingestemd met de beëindiging van de huurovereenkomst, maar ontruimde de woning niet tijdig. Op 5 januari 2023 vond een gewelddadig incident plaats waarbij de gedaagde twee medewerkers van Ons Huis aanviel. De rechtbank oordeelde dat de vordering tot ontruiming van de woningen gegrond was, gezien het feit dat de gedaagde zonder recht of titel de woningen onder zich hield en de ernstige mishandeling van de medewerker. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van beide woningen binnen de gestelde termijnen en heeft de kosten van de procedure aan de gedaagde opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer: 10286068 \ CV EXPL 23-220
Vonnis in kort geding van 25 januari 2023
in de zaak van
de stichting
R.K. WONINGSTICHTING ONS HUIS,
gevestigd en kantoorhoudende te Enschede,
eisende partij, hierna te noemen Ons Huis,
gemachtigde: mr. M. Douwenga,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
niet verschenen noch vertegenwoordigd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 18 januari 2023;
  • de mondelinge behandeling op 24 januari 2023, waar Ons Huis is verschenen. [gedaagde] is niet verschenen, noch vertegenwoordigd.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Ons Huis verhuurde vanaf juni 2004 de woning aan [het adres 1] , gelegen in de [wijk] , in [woonplaats] aan Centra voor Wonen, Zorg en Welzijn (voorheen: Leger des Heils). De woning werd vervolgens onderverhuurd aan [gedaagde] . Vanaf 1 september 2005 huurt [gedaagde] de woning rechtstreeks van Ons Huis.
2.2.
Ons Huis heeft [gedaagde] in 2018 geïnformeerd over de aanstaande herontwikkeling van de [wijk] . Hierbij worden de woningen aan [het adres 1] gesloopt. Ons Huis heeft de huurovereenkomst met [gedaagde] voor [het adres 1] bij brief van 16 december 2021 opgezegd tegen 31 december 2022.
2.3.
[gedaagde] heeft op 4 april 2022, door het invullen en ondertekenen van een instemmingsverklaring, ingestemd met de beëindiging van de huurovereenkomst.
2.4.
Ons Huis heeft [gedaagde] in de periode januari 2022 tot en met september 2022 veelvuldig gewezen op nieuwe woningen, waar [gedaagde] met voorrang op kon reageren.
2.5.
De gemachtigde van Ons Huis, mr. Douwenga, heeft [gedaagde] op 19 september 2022 en 17 november 2022 brieven gestuurd waarin aan haar is uitgelegd dat zij heeft ingestemd met beëindiging van de huurovereenkomst en dat zij de woning per 31 december 2022 dient te ontruimen en op te leveren.
2.6.
[gedaagde] en Ons Huis hebben op 8 december 2022 een nieuwe huurovereenkomst gesloten voor de woning aan [het adres 2] in [woonplaats] . Bij de ondertekening is afgesproken dat [gedaagde] op uiterlijk 31 december 2022 de sleutels van de woning aan [het adres 1] in [woonplaats] bij Ons Huis inlevert.
2.7.
[gedaagde] is niet overgegaan tot tijdige ontruiming en oplevering van de woning aan [het adres 1] . Op 2 januari 2023 heeft Ons Huis een e-mailbericht naar [gedaagde] gestuurd waarin is gevraagd de sleutels uiterlijk op 3 januari 2023 voor 12:00 in te leveren. [gedaagde] heeft de woning aan [het adres 2] inmiddels betrokken, maar is niet overgegaan tot tijdige ontruiming en oplevering van de woning aan [het adres 1] .
2.8.
Twee werknemers van Ons Huis, mevrouw [X] en mevrouw [Z] , zijn op 5 januari 2023 bij [gedaagde] langs geweest. [gedaagde] heeft [X] hierna meerdere keren in haar gezicht gestompt, geslagen en met kracht aan haar haren getrokken.
2.9.
[X] en [Z] hebben aangifte gedaan van de mishandeling en bedreigingen door [gedaagde] . In de aangifte van [X] is onder meer het volgende opgenomen:
“(…) Als gevolg van de mishandeling heb ik pijn aan mijn gezicht en hoofd. Als gevolg van de bedreiging ben ik erg bang geworden. Ik was bang dat de verdachteij ernstig letsel zou toebrengen.
Ik ben werkzaam als projectconsulten bij woningbouwcorporatie Ons Huis in [woonplaats] . Op donderdag 5 januari 2023 omstreeks 10.45 uur ging ik samen met eem collega van mij naar een huurder van ons. Dit betreft mevrouw [gedaagde] , woonachtig in een huurwoning van ons aan [het adres 2] in [woonplaats] . Ik ging samen met mijn collega aan de deur omdat [gedaagde] nog in het bezit is van een gezamenlijke sleutel van Ons Huis. Deze wilden wij bij haar ophalen. Wij klopten op het raam en belden aan bij de voordeur. Op enig moment zag ik dat [gedaagde] voor het raam kwam staan. Ze schreeuwde tegen ons wat wij kwamen doen en leek erg boos op ons. Ik vertelde samen met mijn collega tegen [gedaagde] dat wij een sleutel kwamen ophalen. Ik hoorde dat [gedaagde] mij en mijn collega uitschold. Ze riep onder andere, meerdere keren: “kankerhoer”. Ik zag dat zij vervolgens via de voordeur naar buiten kwam. Ik zag dat zij erg wild was, hiermee bedoel ik dat zij schreeuwde en druk in beweging was. Op stond op dat moment ongeveer één meter voor de voordeur, mijn collega stond een eindje achter mij. Ik zag dat [gedaagde] op mij af kwam stormen eik voelde meteen dat zij mij aan de haren trok. Ik voelde ook meerdere dreunen tegen mijn hoofd. Ik voelde dat ik meerdere stompen tegen mijn hoofd kreeg. Ik zag dat [gedaagde] dit met voornamelijk haar rechter hand deed. Ik voelde direct pijn aan mijn hoofd en haar. Ook had ik een dreunende pijn aan de rechterkant van mijn hoofd. Ik voelde dat [gedaagde] mij losliet en zag dat zij naar binnen ging. Mijn collega belde op dat moment direct 112. Terwijl mijn collega belde zag ik dat [gedaagde] weer naar buiten kwam. Ik zag dat zij een fles vasthield. Ik zag dat zij met die fles in haar hand op ons af kwam lopen. Ik had sterk de indruk dat zijn mij wilde slaan of iets wilde aandoen met die fles. Ik zag dat het een soort champagnefles betrof. (…)
(…) Mijn collega en ik zijn erg geschrokken. Wij zijn ook direct weggelopen van de voordeur en in zijn in de auto gaan zitten voor onze veiligheid. (…)”
In de aangifte van [Z] is onder meer het volgende opgenomen:
“(…) Op donderdag 5 januari 2023 omstreeks 10.45 uur stond ik samen met een collega aan [het adres 2] dit omdat wij een sleutel op moesten halen bij de bewoner, [gedaagde] . Wij belden aan en kregen geen contact. Daarop klopte ik op het raam. [gedaagde] kwam bij het raam staan. Dit raam is gevestigd grenzend aan de woonkamer. Ik hoorde dat [gedaagde] zei, al schreeuwend, dat we weg moesten bij haar woning. Ze begon te schelden met kankerhoer. Wij kregen meteen de indruk dat wij niet gewenst waren.
Op een gegeven moment kwam [gedaagde] naar buiten gerend. Mijn collega, [X] , stond voor mij. Ik zag dat [gedaagde] op [X] afstapte. Ik zag dat [gedaagde] maaiende bewegingen maakte met haar armen. Ik zag dat [X] werd geslagen in haar gezicht. Ik zag dat dit meerdere keren gebeurde. Ik zag dat [gedaagde] [X] bij haar haren greep en eraan trok. Ik zag dat dit ging met kracht. Ik hoorde dat ze tijdens het mishandelen ook schelde met kankerhoer. (…)
(…) Ik was aan het bellen met de politie en toen zag ik dat de voordeur weer openslingerde. Ik zag dat [gedaagde] een glazen fles in haar hand had. Ik zag dat ze haar hand met daarin de fles hoog hield en mte grote passen kwam ze richting ons. Ik zag dat [gedaagde] de fles vast had bij de hals. Ik zag dat het een wijnfles betrof met aan de buitenkant veel kleurtjes. Ik hoorde dat zij schreeuwde, ik weet niet meer wat ze riep. Ik voelde mij op dat moment erg bedreigd en had echt paniek. Ik had de politie nog aan de lijn. Deze adviseerde om in de auto te gaan zitten. Dit hebben wij ook meteen gedaan. Toen wij in de auto stapte en wegreden zag ik dat [gedaagde] weer naar binnen ging. (…)”
2.10.
Ons Huis heeft op 9 januari 2023 [gedaagde] een brief gestuurd dat zij vanwege het incident wenst te komen tot beëindiging van de huurovereenkomst voor de woning aan [het adres 2] . [gedaagde] heeft vijf dagen de tijd gekregen de huurovereenkomst vrijwillig op te zeggen, maar is hiertoe niet overgegaan.

3.Het geschil

3.1.
Ons Huis vordert - samengevat - dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woonruimte aan [het adres 1] in [woonplaats] te ontruimen en binnen veertien dagen na datum van dit vonnis de woonruimte aan [het adres 2] te ontruimen.
3.2.
Ons Huis stelt daartoe dat [gedaagde] de woonruimte aan [het adres 1] te [woonplaats] vanaf 1 januari 2023 zonder recht of titel onder zich houdt. [gedaagde] heeft op 4 april 2022 ingestemd met beëindiging van de huurovereenkomst. [gedaagde] diende uiterlijk op 31 december 2022 de woning ontruimd en onder afgifte van sleutels op te leveren aan Ons Huis. [gedaagde] is hiertoe niet overgegaan. [gedaagde] is hierdoor tekort geschoten in haar opleververplichting.
3.3.
Er is sprake van spoedeisend belang omdat Ons Huis voornemens is op 30 januari 2023 te beginnen met de sloop van [wijk] , waaronder de woning aan [het adres 1] . Voor die datum moet nog asbestsanering plaatsvinden.
3.4.
Ons Huis vordert ook ontruiming van de woning aan [het adres 2] . Ons Huis stelt daartoe dat [gedaagde] ernstig is tekortgeschoten in de nakoming van de huurrechtelijke verplichtingen door een medewerkster van Ons Huis te mishandelen en te bedreigen.
4. De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing.
4.1.
[gedaagde] is niet ter zitting verschenen. Tegen haar is verstek verleend.
4.2.
De vordering tot ontruiming van [het adres 1] zal worden toegewezen nu deze niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en aannemelijk is dat ook de rechter in een bodemprocedure de vordering tot ontruiming zal toewijzen. [gedaagde] heeft niet weersproken dat zij deze woning zonder recht of titel onder zich houdt en een oplevering nog niet heeft plaats gevonden. Ons Huis heeft een spoedeisend belang bij deze vordering omdat gestart dient te worden met de sloop van de woningen.
4.3.
De vordering tot ontruiming van [het adres 2] zal ook worden toegewezen. Ook deze vordering komt niet onrechtmatig en ongegrond voor. [gedaagde] heeft niet weersproken dat zij een medewerkster van Ons Huis heeft mishandeld. Het incident heeft grote indruk gemaakt op de medewerkers van Ons Huis. Zij zijn angstig en voelen zich onveilig.
De medewerkster die is mishandeld heeft daarbij een hersenschudding opgelopen en heeft haar werk nog niet volledig kunnen hervatten. Evident is dat Ons Huis er op moet kunnen vertrouwen dat huurders haar personeel geen geweld aandoen en niet bedreigen. Van Ons Huis kan dan ook niet worden verwacht dat zij de huurovereenkomst met [gedaagde] voortzet. Het spoedeisend belang is hiermee ook gegeven. De gedragingen van [gedaagde] zijn dermate ernstig dat voldoende aannemelijk is dat de rechter in een bodemprocedure tot ontbinding van de huurovereenkomst wegens strijd met goed huurderschap zal overgaan. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
4.4.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Deze kosten bedragen aan de zijde van Ons Huis € 754,31, bestaande uit:
€ 128,00 griffierecht
€ 128,31 explootkosten
€ 498,00 salaris gemachtigde
4.5.
De gevorderde nakosten zullen worden begroot op een half punt van het landelijk liquidatietarief met een maximum van € 124,00, aldus op € 124,00.

5.De beslissing in kort geding

5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woonruimte aan [het adres 1] in [woonplaats] met al hetgeen daartoe behoort en met wie of wat daarin of daarop aanwezig is, te ontruimen, in goede staat en onder afgifte van de sleutels aan Ons Huis op te leveren en deze vervolgens ontruimd te houden;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na datum van dit vonnis de woonruimte aan [het adres 2] in [woonplaats] met al hetgeen daartoe behoort en met wie of wat daarin of daarop aanwezig is, te ontruimen, in goede staat en onder afgifte van de sleutels aan Ons Huis op te leveren en deze vervolgens ontruimd te houden;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, begroot op € 754,31;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 124,00;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Marsman, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2023. (TD)