In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De eiser, die een mbo-opleiding volgde, kreeg een boete opgelegd van € 237,85 omdat hij in juli en augustus 2022 met zijn studentenreisproduct had gereisd, terwijl zijn recht op dit product was beëindigd per 30 juni 2022. De eiser had een verzoek tot overbrugging ingediend voor een hbo-opleiding, maar door longcovid kon hij deze opleiding niet starten. De rechtbank oordeelde dat het de eiser niet kon worden toegerekend dat hij zijn studentenreisproduct niet tijdig had stopgezet, omdat hij door overmacht niet in staat was om aan zijn verplichtingen te voldoen. De rechtbank vernietigde het besluit van de minister en oordeelde dat de ov-schuld van € 237,85 door de minister moest worden terugbetaald, inclusief wettelijke rente. Tevens kreeg de eiser het betaalde griffierecht van € 50,- terug. De rechtbank benadrukte dat de minister met zijn rigide standpunt voorbijging aan de menselijke maat, zoals neergelegd in de Wet studiefinanciering 2000.