ECLI:NL:RBOVE:2023:665

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
08.280268.22
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindezaaksverklaring na mediation tussen verdachte en slachtoffer in jeugdcriminaliteit

Op 19 januari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel, zittinghoudende te Zwolle, de zaak tegen een minderjarige verdachte behandeld. De kinderrechter heeft rekening gehouden met de aard en ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte, die geen contact heeft met zijn vader, ervaart boosheid die mogelijk heeft bijgedragen aan het gepleegde strafbare feit. Tijdens de zitting is een positief mediationtraject tussen de verdachte en het slachtoffer besproken, wat heeft geleid tot een vaststellingsovereenkomst met schadevergoeding. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de inzet van hulpverlening vanuit een organisatie van groot belang is voor de verdachte, om hem te helpen omgaan met zijn emoties en boosheid. De kinderrechter heeft besloten de zaak ten einde te verklaren, gezien de positieve uitkomst van de mediation en de wens van beide partijen om de zaak af te sluiten zonder verdere strafoplegging. De kinderrechter heeft benadrukt dat de focus moet liggen op hulpverlening in plaats van straf, en dat de verdachte al de gevolgen van zijn daden heeft ervaren als first offender. De zaak is beëindigd, en de kinderrechter heeft dit procesverbaal opgemaakt en ondertekend.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team Familie en jeugd
Zittingsplaats: Zwolle
Parketnummer: 08.280268.22
Proces-verbaal van de met gesloten deuren gehouden terechtzitting van de kinderrechter in bovengenoemde rechtbank, zittinghoudende te Zwolle, op 19 januari 2023.
Tegenwoordig: mr. M. van Bruggen, kinderrechter,
mr. A. Leschot, officier van justitie,
en H.J.A. Teerlink als griffier.
De kinderrechter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De als verdachte verschenen persoon antwoordt op de vragen van de kinderrechter te zijn genaamd:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2006 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. S.M. Carabain-Klomp, advocaat te IJhorst.
Verder zijn ter terechtzitting verschenen de moeder van verdachte, [naam 1] als deskundige namens de Raad voor de Kinderbescherming en mevrouw [naam 2] namens Sociaal Wijkteam Zwolle.
De kinderrechter vermaant de verdachte oplettend te zijn en deelt de verdachte mee dat deze niet tot antwoorden verplicht is.
De kinderrechter deelt mee dat in het kader van de strafzaak een mediationtraject heeft plaatsgevonden tussen verdachte en aangever [aangever] en uit de afrondingsstukken van het Mediationbureau Rechtbank Overijssel onder meer blijkt dat het mediationtraject positief is afgerond met een vaststellingsovereenkomst met schadevergoeding.
De officier van justitie voert het woord en deelt mee dat zij op de hoogte is van de positieve afronding van het mediationtraject en deze uitkomst zal meewegen bij de strafeis. Gelet op de aard van de verdenking vordert de officier van justitie voortzetting van het onderzoek.
De raadsvrouw voert het woord en deelt mee dat uit de afrondingsstukken van het mediationtraject onder meer blijkt dat verdachte en [aangever] de zaak op een positieve manier hebben uitgesproken en het voor hen geen meerwaarde heeft als verdachte verder wordt vervolgd of afgestraft. Nu de mediation tot een positieve uitkomst heeft geleid, verzoekt de raadsvrouw dat de kinderrechter bepaalt dat de zaak zonder verdere inhoudelijke behandeling wordt beëindigd.
De kinderrechter deelt mee dat zij gelet op de vordering van de officier van justitie in samenhang met het Besluit innovatie strafvordering artikel 3 en het bepaalde in artikel 573, lid 2 van het Wetboek van Strafvordering van oordeel is dat het onderzoek ter terechtzitting moet worden voortgezet.
De officier van justitie draagt de zaak voor.
De kinderrechter deelt mondeling mee de korte inhoud van de stukken van het voorbereidend onderzoek waaronder:
- de stukken van het opsporingsonderzoek van de Politie, Eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, van 7 november 2022, dossiernummer PL0600-2022496281;
‑ een uittreksel justitiële documentatie van de verdachte;
- een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 12 januari 2023, opgemaakt door [naam 3] , raadsonderzoeker.
De verdachte verklaart, zakelijk weergegeven, onder meer:
Ik heb het tenlastegelegde feit gepleegd. Ik had gehoord dat een persoon mij klappen wilde geven en moest actie ondernemen voordat die persoon wat kon doen. Zo gaat dat tegenwoordig met de jeugd op straat. Ik had [aangever] verteld dat ik die persoon wilde pakken en gezegd dat hij dat niet verder moest vertellen. Ik hoorde van vrienden dat zij via via hadden gehoord dat [aangever] het wel had doorverteld. Ik voelde mij verraden door [aangever] . Ik had met [aangever] afgesproken en gevraagd of hij had gesnitched. Toen [aangever] zei dat hij dat had gedaan werd ik boos. Ik had mijzelf niet onder controle. Ik heb [aangever] meerdere keren geslagen en knietjes gegeven en zijn tasje meegenomen. Mijn vader heeft mijn vertrouwen beschadigd. Ik gebruik het niet als excuus maar het doet wel iets met mij. Het mediationtraject heeft ervoor gezorgd dat [aangever] en ik dit hebben uitgepraat en weer goed contact met elkaar hebben. Hij heeft me nog geappt om succes te wensen met de zitting. Wat er is gebeurd, was een misverstand. Ik heb de schade van [aangever] vergoed. Ik heb van dit alles geleerd dat ik eerst moet checken of het wel klopt wat anderen zeggen om te voorkomen dat het zo uit de hand loopt. Ik ben nu bezig met [organisatie] en hoe ik moet omgaan met mijn boosheid.
De deskundige [naam 1] verklaart, zakelijk weergegeven, onder meer:
Het behandeltraject bij [organisatie] moet nog worden gestart. Het is van belang dat er sprake is van een rustige situatie rondom [verdachte] voordat hiermee wordt begonnen. De ontwikkeling van [verdachte] gaat op veel vlakken goed, maar er zijn wel zorgen over zijn agressie en emotie regulatie. Dat [verdachte] geen contact heeft met zijn vader is mogelijk ook van invloed. De hulp dient meer op dat stuk te zien en [verdachte] en zijn moeder staan hier voor open. [organisatie] kijkt breder en de verwachting is dat op basis van diagnostiek een passende behandeling geboden kan worden. Een gedragsinterventie als bijzondere voorwaarde is niet nodig naast een traject bij [organisatie] . Andere bijzondere voorwaarden worden niet geadviseerd. De Raad voor de Kinderbescherming heeft er vertrouwen in dat [verdachte] op vrijwillige basis zal meewerken. Mevrouw [naam 2] van Sociaal Wijkteam is betrokken bij het gezin en kan het verloop van het traject bij [organisatie] volgen. Als er iets anders nodig mocht zijn dan kan zij ons hierover benaderen. De Raad voor de Kinderbescherming is op de hoogte van het positieve verloop van het mediationtraject. Ik had mij kunnen voorstellen dat dit ertoe had geleid dat de zaak niet op zitting behandeld zou worden. Indien een straf wordt opgelegd dan is een taakstraf een passende straf.
De moeder van verdachte verklaart, zakelijk weergegeven, onder meer:
[verdachte] is geen type dat ruzie zoekt. Er moet verder gekeken dan de tenlastelegging, naar wat de situatie is geweest. Het valt niet goed te praten, maar het was een onderlinge ruzie die helaas is geëscaleerd. Het was eenmalig. Het is goed dat [verdachte] en [aangever] het hebben uitgepraat. Ik ben blij met het positieve verloop van het mediationtraject en de uitkomst daarvan. [verdachte] is geschrokken van wat er is gebeurd. Hij is door de politie opgehaald en heeft een dag op het politiebureau doorgebracht. [verdachte] is vanwege het contactverbod niet naar school geweest. Beide jongens hebben er onder geleden. [verdachte] zoekt geen problemen meer op en houdt mij op de hoogte over wat hij doet. We willen nu met [organisatie] aan de slag.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. De officier van justitie heeft aangevoerd dat gelet op de ernst van de verdenking en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd een signaal uit dient te gaan naar verdachte en de maatschappij dat problemen niet op deze manier worden opgelost. In de strafeis wordt rekening gehouden met het positief verlopen mediationtraject. Er is hulpverlening betrokken bij verdachte en daar dient verdachte zijn tijd in te stoppen. De officier van justitie vordert dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen jeugddetentie met een proeftijd voor de duur van twee jaren.
De raadsvrouw van verdachte verklaart, zakelijk weergegeven, onder meer:
Er heeft een positief mediationtraject plaatsgevonden en op deze manier wordt er aan voorbij gegaan dat [verdachte] en [aangever] het liefst willen dat de zaak daarmee is afgedaan. De geëiste straf van de officier van justitie is niet wenselijk. Het is voor een jeugdige moeilijk te overzien dat er zo’n lange periode een straf boven je hoofd hangt. Bovendien is een voorwaardelijke taakstraf vervelender dan een onvoorwaardelijke taakstraf die [verdachte] kan wegwerken en er dan van af is.
De deskundige [naam 1] verklaart desgevraagd:
De zorg zit in de relatie met de vader. Daar moet aan worden gewerkt. De raad ziet verder geen risico’s.
Aan de verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken.
De kinderrechter verklaart het onderzoek gesloten en zegt meteen mondeling vonnis te zullen geven.
De kinderrechter spreekt het vonnis uit ter terechtzitting.

AANTEKENING VAN HET MONDELING VONNIS

Beslissing met de gronden daarvoor

De kinderrechter houdt rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier, het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De kinderrechter acht daarbij in het bijzonder van belang dat de grootste zorg ligt bij de boosheid die verdachte heeft en met name ervaart in de richting van zijn vader met wij hij geen contact heeft. Naar het oordeel van de kinderrechter heeft dat in de kern ertoe geleid dat verdachte het strafbare feit heeft gepleegd en heeft het niet zozeer te maken met de persoon van aangever. Op korte termijn zal hulpverlening worden ingezet vanuit [organisatie] . Van belang is dat verdachte passende hulp krijgt en inzicht krijgt hoe hij met deze boosheid moet omgaan en hier op moet reageren. Dit legt meer gewicht in de schaal dan oplegging van een straf. Verdachte heeft al als first offender ervaren welke consequenties het plegen van het strafbare feit heeft.
De vraag is of nu de zaak inhoudelijk is behandeld, er ruimte is om de zaak ten einde te verklaren. Vanwege wat hiervoor is overwogen en vanwege een in een kader van een mediation tussen verdachte en het slachtoffer bereikte positieve uitkomst, waarin zij beide vragen om de zaak ten einde te verklaren, vindt de kinderrechter een einde zaaks verklaring hier het meest passend. De kinderrechter verklaart dat de zaak is geëindigd.
Waarvan is opgemaakt dit procesverbaal dat door de kinderrechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.