ECLI:NL:RBOVE:2023:662

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
10305816 \ CV EXPL 23-338
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning wegens ernstige overlast door huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Woningstichting SWZ en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De kern van het geschil betreft de vraag of de huurder zodanige overlast veroorzaakt dat ontruiming van de woning gerechtvaardigd is. SWZ stelt dat de huurder ernstige en structurele overlast veroorzaakt, waaronder het slaan op cv-leidingen en het langdurig stofzuigen, vooral 's nachts. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is van deze overlast, onder andere door verklaringen van omwonenden en geluidsfragmenten. De huurder heeft betwist dat hij overlast veroorzaakt en stelt zelf overlast te ervaren van zijn buren. De kantonrechter oordeelt echter dat de overlast van de huurder zo ernstig is dat deze in strijd is met de huurovereenkomst en het goed huurderschap. De vordering van SWZ tot ontruiming van de woning wordt toegewezen, met een termijn van veertien dagen voor de huurder om de woning te verlaten. Tevens wordt de huurder veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 10305816 \ CV EXPL 23-338
Vonnis in kort geding van 22 februari 2023
in de zaak van
de stichting
WONINGSTICHTING SWZ,
gevestigd in Zwolle,
eisende partij, hierna te noemen: SWZ,
gemachtigde: mr. L.R. Brendel en mr. B.M. Speerstra,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De zaak in het kort

1.1.
[gedaagde] huurt een woning van SWZ. Dit geschil gaat in de kern over de vraag of voldoende aannemelijk is dat [gedaagde] zodanige overlast bij omwonenden veroorzaakt dat hij zijn woning moet verlaten en ontruimen.
1.2.
De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. Naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende aannemelijk dat [gedaagde] ernstige en structurele overlast veroorzaakt. De vordering van SWZ zal worden toegewezen.

1.De procedure

1.3.
SWZ is deze procedure begonnen met haar dagvaarding met producties van 31 januari 2023. Op 2 en 7 februari 2023 heeft SWZ aanvullende producties ingediend.
1.4.
De vordering van SWZ is mondeling behandeld op 8 februari 2023. Namens SWZ is de heer [A] (senior wijkconsulent) verschenen, bijgestaan door mrs. Brendel en Speerstra. [gedaagde] is ook verschenen. Om hem bij te staan waren aanwezig zijn broer en mevrouw [B] van het sociaal wijkteam. Verder waren er vijf omwonenden van [gedaagde] en een wijkagent bij de zitting aanwezig. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken. De door mrs. Brendel en Speerstra overgelegde pleitaantekeningen zijn aan het dossier toegevoegd.
1.5.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.
2. Wat er aan dit kort geding vooraf ging
2.1.
SWZ is een woningstichting. Zij verhuurt onder andere woningen in het appartementencomplex aan [het adres] in [woonplaats] .
2.2.
[gedaagde] is ongeveer negen jaar geleden naar Nederland gekomen. Sinds 1 juni 2018 huurt hij van SWZ de woning aan [het adres] (hierna: het gehuurde en/of de woning). Op de huurovereenkomst zijn de ‘Algemene huurvoorwaarden huurovereenkomst zelfstandige woonruimte d.d. 1 april 2018’ van toepassing verklaard (hierna: algemene huurvoorwaarden).
2.3.
In artikel 6.3 van de algemene huurvoorwaarden is bepaald:
“Huurder zal het gehuurde gebruiken en onderhouden zoals het een goed huurder betaamt.”
Verder staat in artikel 6.7:
“Huurder dient ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten, huisdieren of door derden die zich vanwege de huurder in, rondom of in de directe nabijheid van het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden.
Tevens dient huurder zich als goed huurder te gedragen richting medewerkers van verhuurder en/of door verhuurder ingehuurde derden. Fysiek of verbaal geweld, agressiviteit, dan wel ander wangedrag leidt tot passende (juridische) maatregelen jegens huurder, die kunnen leiden tot beëindiging van de huurovereenkomst.”
2.4.
Op 20 september 2021 heeft [gedaagde] bij SWZ een klacht ingediend over muziek en het geluid van de wasmachine van omwonenden. Een medewerker van SWZ heeft in reactie hierop op 23 september 2021 aan [gedaagde] laten weten:
“Your neighbor at [number] indicates that he does not have the music turned up. I indicated to him that you hear it in the late hours and asked him to turn down the volume. (…)”
Op 30 september 2021 heeft SWZ - zowel in het Nederlands als in het Engels - een e-mail naar [gedaagde] gestuurd over de klacht over de wasmachine. Daarin staat:
“Dergelijke klachten dienen buren onderling bij elkaar kenbaar te maken en te bespreken. Het is niet zo dat SWZ iemand kan verbieden om de wasmachine te gebruiken. (…)”
2.5.
Op 17 december 2021 ontvangt SWZ meerdere meldingen van omwonenden van [gedaagde] over overlast door [gedaagde] vanwege het, voornamelijk ’s nachts, slaan op cv leidingen. Ook in de periode daarna wordt SWZ geregeld gebeld door omwonenden.
2.6.
Vanaf april 2022 nemen de overlastmeldingen toe. Op 19 april 2022 stuurt SWZ een e-mail naar [gedaagde] waarin onder andere staat:
“(…) Meerdere buren ervaren geregeld overlast van lawaai dat u veroorzaakt vanuit uw woning. Dit zijn géén normale leefgeluiden: u slaat op cv-leidingen en op andere zaken in uw woning. U doet dit vooral in de nacht. En in zo’n nacht doet u dat dan vaak meerdere keren. En zo deed u dat ook in de afgelopen 3 nachten. We ontvingen een aantal geluidsopnamen en hoorden inderdaad een enorm lawaai.
Het lawaai dat u veroorzaakt is onacceptabel. Ik verzoek u hiermee per direct te stoppen.(…)”
2.7.
Op 21 april 2022 reageert [gedaagde] op de e-mail van SWZ. [gedaagde] geeft hierin onder andere aan dat hij geen overlast veroorzaakt en dat hij juist degene is die overlast van zijn buren ervaart.
2.8.
In de periode daarna ontvangt SWZ weer (telefonische) overlastmeldingen van omwonenden van [gedaagde] . Omwonenden melden dat zij van 2 tot en met 6 mei en in de nacht van 21 op 22 mei 2022 veel overlast ervaren, bestaande uit het bonken op de muren of andere zaken in de woning. SWZ heeft [gedaagde] hierover op 22 mei 2022 een e-mail gestuurd.
2.9.
Ook daarna komen er bij SWZ meldingen van geluidsoverlast binnen, veroorzaakt door [gedaagde] . Er wordt onder andere melding gemaakt van het urenlang horen van een stofzuigergeluid uit de woning van [gedaagde] . SWZ stuurt [gedaagde] hierover op 22 september 2022 een e-mail.
2.10.
[gedaagde] reageert nog diezelfde dag op de e-mail en schrijft onder andere dat SWZ racistisch is en dat hij van SWZ, het juridisch loket en anderen heeft gehoord dat het volgens de Nederlandse wet is toegestaan om ’s nachts gebruik te maken van de wasmachine. [gedaagde] is aangemoedigd om dit ook te gaan doen en om ’s nachts te gaan stofzuigen, om zo op de kosten voor stroom te besparen. [gedaagde] sluit af met de woorden: “
what’s lawful for them is lawful for me too. If thou keep discriminating against me, I will seek the help of a lawyer and will punish thee.”
2.11.
In de periode daarna komen er bij SWZ opnieuw meldingen van overlast door stofzuigergeluiden binnen, veroorzaakt door [gedaagde] . Die meldingen zien op de nachten van 23 september, 5 oktober en 7 oktober 2022. SWZ heeft hierover op 19 oktober 2022 gemaild. [gedaagde] heeft hierop gereageerd.
2.12.
In de nacht van 30 op 31 oktober 2022 hebben omwonenden, nadat zij [gedaagde] tevergeefs hadden aangesproken, melding bij de politie gemaakt van overlast door [gedaagde] . De politie is toen bij [gedaagde] aan de deur geweest. Omdat [gedaagde] weigerde de deur te openen, heeft de politie uiteindelijk de deur geforceerd. In de woning werd een draaiende stofzuiger zonder slang aangetroffen. [gedaagde] is aangehouden vanwege ‘nachtrumoer’.
2.13.
SWZ heeft [gedaagde] vervolgens een brief gestuurd waarin zij [gedaagde] nogmaals heeft gewezen op zijn gedrag en heeft gevraagd hiermee te stoppen. Hierna zijn er wederom meldingen over [gedaagde] bij SWZ binnengekomen.
2.14.
Op 23 januari 2023 zijn vier omwonenden van [gedaagde] onaangekondigd bij SWZ langsgegaan vanwege overlast die zij in de vier nachten daarvoor door [gedaagde] hadden ervaren. Ook in de nachten daarna zijn er meldingen van overlast bij SWZ binnengekomen. SWZ is kort hierna onderhavige procedure gestart.

3.Wat SWZ wil

3.1.
SWZ wil dat [gedaagde] het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis ontruimt en verlaat en dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Volgens SWZ handelt [gedaagde] in strijd met het goed huurderschap en schiet hij tekort in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, doordat hij ernstige en langdurige overlast aan omwonenden veroorzaakt. [gedaagde] slaat namelijk op cv-leidingen, bonkt op muren en heeft urenlang de stofzuiger aanstaan. Dat gebeurt vooral ’s nachts. Omwonenden hebben hierdoor slapeloze nachten en zij voelen zich onveilig. [gedaagde] is vele malen op zijn gedrag aangesproken, maar de overlast blijft. Voor SWZ is de maat vol. Volgens SWZ is ingrijpen op zeer korte termijn noodzakelijk en kan niet van haar worden verlangd om eerst de uitkomst van een (eventuele) bodemprocedure af te wachten.

4.Het verweer van [gedaagde]

4.1.
voert - samengevat - aan dat hij geen overlast veroorzaakt en dat hij juist zelf overlast van omwonenden ervaart. Zo maken omwonenden volgens [gedaagde] regelmatig na 22:00 uur ’s avonds gebruik van de wasmachine. Daar heeft [gedaagde] last van en daar heeft hij een aantal buren ook op aangesproken. Meerdere mensen hebben echter tegen [gedaagde] gezegd dat het in Nederland is toegestaan om ’s nachts gebruik te maken van (bijvoorbeeld) de wasmachine en dat de stroom ’s nachts goedkoper is dan overdag. [gedaagde] geeft aan dat hij daarom ook ’s nachts stofzuigt. Dat doet hij zo’n twee keer per week en daar is hij ongeveer 2,5 uur per keer mee bezig. Omdat anderen wel de wasmachine ’s nachts mogen gebruiken maar [gedaagde] niet zou mogen stofzuigen, is er volgens [gedaagde] sprake van ongelijke behandeling. Verder voert [gedaagde] aan dat hij ook meerdere keren overlast van omwonenden heeft ervaren door harde muziek. [gedaagde] zegt dat het, vanaf het moment dat hij last van de buren kreeg, niet goed met hem gaat. Hij gebruikt medicatie en is gestopt met de hulp die hij kreeg van bijvoorbeeld ‘LIMOR’ en ‘Op orde Zwolle’.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang
5.1.
De kantonrechter stelt voorop dat uit de aard van de vordering en de feiten die SWZ daaraan ten grondslag heeft gelegd, volgt dat SWZ een spoedeisend belang heeft en dat niet van haar gevergd kan worden om eerst een bodemprocedure af te wachten. In zoverre is SWZ dan ook ontvankelijk in haar vordering. De spoedeisendheid is door [gedaagde] ook niet betwist.
Toetsingskader
5.2.
Verder moet de kantonrechter in dit kort geding beoordelen of de vordering van SWZ tot ontruiming van het gehuurde bij wijze van voorlopige voorziening toewijsbaar is. Daarvoor is vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen.
5.3.
Een huurder is gehouden zich als goed huurder te gedragen. Dit betekent onder meer dat hij zich dient te onthouden van het veroorzaken van overlast voor omwonenden. Dit staat in de wet (artikel 7:213 van het Burgerlijk Wetboek (BW)) en in de algemene huurvoorwaarden. Als een huurder toch overlast veroorzaakt, is er sprake van een tekortkoming. Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van haar verplichtingen aan de wederpartij de bevoegdheid de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. De overlast moet daarom ernstig en structureel zijn en ook moet de verhuurder zich hebben ingespannen de overlastgever te bewegen zijn gedrag te veranderen.
Ontruiming van het gehuurde
5.4.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen omwonenden tijdens de zitting hebben verklaard, blijkt dat omwonenden al ruim 1,5 jaar overlast van [gedaagde] ervaren. De overlast bestaat onder andere uit het urenlang horen van een stofzuigergeluid, het (met een voorwerp) slaan op cv-leidingen en andere zaken in de woning en bonken tegen muren. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de vijf door SWZ overgelegde geluidsfragmenten afgespeeld. Deze zijn door de directe buurman en de bovenbuurvrouw van [gedaagde] gemaakt. Op de fragmenten, die op verschillende data zijn opgenomen, zijn harde en indringende stofzuigergeluiden en bonken hoorbaar. Uit de tijdens de zitting door omwonenden gegeven verklaringen volgt dat dat soort geluiden regelmatig, ’s nachts en urenlang achter elkaar, plaatsvinden.
5.5.
[gedaagde] heeft erkend dat hij ongeveer twee keer per week ’s nachts stofzuigt en dat het zijn stofzuiger is die op een aantal geluidsfragmenten te horen is. Voldoende aannemelijk is dan ook dat het stofzuigergeluid, waar omwonenden melding van maken, door [gedaagde] veroorzaakt wordt. Dat [gedaagde] een appartement heeft met meerdere kamers, dat hij graag grondig schoon wil maken en dat dit circa 2,5 uur per keer duurt, is naar het oordeel van de kantonrechter niet geloofwaardig. Het appartement heeft namelijk een relatief kleine oppervlakte. Bovendien zijn de waargenomen stofzuigergeluiden volgens buurtbewoners monotoon. En dat is ook op de geluidsfragmenten te horen. Dat duidt er niet op dat [gedaagde] daadwerkelijk aan het schoonmaken is. Daarbij komt dat er tijdens de inval van de politie is geconstateerd dat er geen slang aan de stofzuiger zat en dat er niet actief gestofzuigd werd. Wijkagent [C] heeft hierover tijdens de zitting informatie gegeven.
5.6.
[gedaagde] heeft zich verder op het standpunt gesteld dat hij niet degene is die de andere geluiden (het slaan op cv-leidingen en bonken op muren) veroorzaakt. De kantonrechter volgt [gedaagde] hierin niet. Dat deze geluiden er zijn heeft hij namelijk niet betwist. Ook heeft hij niet duidelijk gemaakt door wie of waardoor deze geluiden volgens hem dan wél veroorzaakt zouden kunnen zijn. Bovendien zijn er vijf omwonenden die allemaal verklaren dat het geluid uit de woning van [gedaagde] komt. En dit wordt ook bevestigd door twee beeld- en geluidsopnames die zich in het dossier bevinden. De kantonrechter is daarom voorshands van oordeel dat ook deze geluiden van [gedaagde] afkomstig zijn.
5.7.
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is dan ook voldoende aannemelijk dat (het grootste deel van) de in de meldingen beschreven gebeurtenissen hebben plaatsgevonden en dat deze zijn veroorzaakt door [gedaagde] . Er is sprake van harde geluiden die niet als normale leefgeluiden zijn aan te merken. Bovendien houden de geluiden lang aan en vindt dit al 1,5 jaar lang meerdere keren per week plaats. Door het handelen van [gedaagde] worden omwonenden in hun nachtrust gestoord. Ook geven omwonenden aan dat het niet mogelijk is om [gedaagde] op rustige wijze op zijn gedrag aan te spreken, dat zij zich geïntimideerd voelen door [gedaagde] en dat zij zich onprettig voelen in hun eigen woonomgeving. En hoewel geldbesparing op zich een legitieme reden is om gebruik te maken van nachtstroom, betekent dit niet dat omwonenden daar last van mogen hebben. En dat is wel het geval. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat de gedragingen van [gedaagde] in strijd zijn met de wet (het goed huurderschap, in artikel 7:213 BW) en de huurovereenkomst (geen overlast veroorzaken, in artikel 6.3 en 6.7 van de algemene huurvoorwaarden).
5.8.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat er sprake is van ongelijke behandeling, omdat anderen wel de wasmachine ’s nachts mogen gebruiken maar [gedaagde] dan niet mag stofzuigen. De kantonrechter volgt [gedaagde] hier niet in. De klachten die [gedaagde] heeft over omwonenden zijn grotendeels niet vast te stellen. Zijn belangrijkste klacht is het nachtelijke gebruik van de wasmachine. Omwonenden ontkennen dat zij dat doen en [gedaagde] heeft dat verder ook niet onderbouwd. Van de andere klachten, vooral over muziek, heeft [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling wel een aantal geluidsfragmenten laten horen, maar de kantonrechter heeft dit tijdens de zitting nagevraagd bij de omwonenden en daaruit blijkt volgens de kantonrechter dat het hierbij om incidenten gaat. Bij die geluidsfragmenten ging het namelijk steeds om een andere omwonende. Bovendien is niet gesteld of gebleken dat deze geluidsoverlast lang duurde en [gedaagde] is de enige in het appartementencomplex die hier melding van maakt. Al met al is de kantonrechter dan ook van oordeel dat de klachten van [gedaagde] niet vergelijkbaar zijn met de ernstige en structurele overlast die hij zelf veroorzaakt en waar meerdere buurtbewoners last van hebben. En al zou het zo zijn dat [gedaagde] (incidenteel) overlast ervaart, dan rechtvaardigt dat nog niet zijn eigen gedrag. Daarbij komt tot slot dat SWZ heeft aangegeven dat zij wel degelijk wat met de klachten van [gedaagde] heeft gedaan. Dit blijkt ook uit de stukken en is tijdens de zitting door een aantal omwonenden beaamd, die hebben aangegeven hun gedrag daarna - voor zover mogelijk - te hebben aangepast.
5.9.
Op basis van de ernst van de overlast en het bestendige patroon daarvan kan naar het oordeel van de kantonrechter met grote mate van waarschijnlijkheid worden aangenomen dat de bodemrechter de huurovereenkomst tussen SWZ en [gedaagde] zal ontbinden. Daarbij weegt ook mee dat acties van SWZ om de overlast door [gedaagde] te laten verminderen niet tot een verbetering van de situatie hebben geleid en dat [gedaagde] niet op zijn gedrag aanspreekbaar is. Gezien de aard van de overlast en de gevolgen hiervan voor omwonenden, is bovendien aannemelijk dat SWZ er belang bij heeft om in dit kort geding vooruit te lopen op die ontbinding van de huurovereenkomst. Afweging van de wederzijdse belangen leidt niet tot een ander oordeel. De vordering tot ontruiming van het gehuurde zal worden toegewezen. De termijn van ontruiming zal, overeenkomstig de vordering, op 14 dagen na de datum van betekening van het vonnis worden gesteld.
Tot slot
5.10.
[gedaagde] zal worden veroordeeld in de kosten van het geding, omdat hij in het ongelijk is gesteld. De kosten aan de zijde van SWZ worden begroot op:
- dagvaarding € 130,10
- griffierecht 128,00
- salaris gemachtigde 529,00
- nakosten
132,00
totaal € 919,10
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde, gelegen aan de [het adres] in [woonplaats] , binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten, zulks met medeneming van al het zijne en de zijnen en onder afgifte van alle sleutels aan SWZ,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van SWZ begroot op € 919,10 inclusief nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Koster, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2023. (EB)