Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende in [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde]. De procedure is gestart door [eiseres] die vorderingen tot het treffen van voorlopige voorzieningen heeft ingesteld na de beëindiging van haar relatie met [gedaagde]. De partijen hebben samen een dochter en [eiseres] heeft ook een zoon. De relatie tussen hen is op 8 januari 2023 beëindigd. Ze huurden samen een woning van Rentree in [woonplaats].
Tijdens de mondelinge behandeling op 8 februari 2023 was [gedaagde] niet verschenen, waardoor verstek is verleend. [eiseres] vorderde onder andere dat zij met haar kinderen in de woning kan blijven en dat [gedaagde] de woning binnen twee dagen na betekening van het vonnis moet verlaten. Daarnaast vorderde zij dat [gedaagde] zich binnen drie dagen na betekening van het vonnis bij de gemeente [woonplaats] zou uitschrijven.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van [eiseres] niet onrechtmatig of ongegrond zijn. De vordering om in de woning te blijven is toegewezen, evenals de vordering tot uitschrijving bij de gemeente. De vordering tot wijziging van de huurovereenkomst is afgewezen, omdat dit niet als voorlopige voorziening kan worden toegewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.