ECLI:NL:RBOVE:2023:648

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
9992642 \ CV EXPL 22-1574
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake de waarde van een bedrijfswagen in faillissement

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 7 februari 2023 een tussenuitspraak gedaan in een geschil tussen mr. F. Kolkman, curator in het faillissement van [bedrijf 1] B.V., en [gedaagde]. De curator vordert dat de gedaagde partij, die als gerechtsdeurwaarder heeft opgetreden, aansprakelijk wordt gesteld voor de verkoop van een bedrijfswagen van [bedrijf 1] voor een bedrag van € 150,00, terwijl de curator meent dat de waarde van de wagen € 2.500,00 bedraagt. De gedaagde heeft op 29 september 2021 executoriaal beslag gelegd op de bedrijfswagen, waarna deze op 3 november 2021 is verkocht. De curator stelt dat de verkoop niet rechtmatig was, omdat de bedrijfswagen tot de faillissementsboedel behoort en het crediteurenbeslag is vervangen door curatorenbeslag. De gedaagde partij betwist de waarde van de wagen en stelt dat de verkoopprijs reëel was gezien de staat van het voertuig.

De procedure omvatte meerdere zittingen, waaronder een mondelinge behandeling op 30 november 2022 en een voortgezette mondelinge behandeling op 25 januari 2023. De kantonrechter heeft in deze tussenuitspraak de curator in de gelegenheid gesteld om een expertiserapport en de correspondentie met de verzekeraar Achmea over te leggen, aangezien deze informatie cruciaal is voor de beoordeling van de waarde van de bedrijfswagen. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 7 maart 2023 voor het indienen van deze stukken. De kantonrechter heeft verder iedere verdere beslissing aangehouden tot het moment dat de benodigde informatie is ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 9992642 \ CV EXPL 22-1574
Vonnis van 7 februari 2023
in de zaak van
MR. F. KOLKMAN Q.Q., curator in het faillissement van [bedrijf 1] B.V., tevens h.o.d.n. [bedrijf 1] ,
kantoorhoudende te Almelo,
eisende partij, hierna te noemen Kolkman,
gemachtigde: mr. S.T.J. Peters, werkzaam bij Kolkman advocaten,
tegen
[gedaagde],
wonende en zaakdoende te Almelo,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: M.H. Kroep, gerechtsdeurwaarder te Enschede.
Samenvatting
Deurwaarder [gedaagde] heeft op 29 september 2021 executoriaal beslag gelegd op een bedrijfswagen van [bedrijf 1] . [naam 1] , directeur/eigenaar van [bedrijf 1] , heeft begin oktober 2021 een ongeval gehad met deze bedrijfswagen.
[bedrijf 1] is op 3 november 2021 failliet verklaard waarbij mr. F. Kolkman is benoemd tot curator. De curator stelt dat de bedrijfswagen tot de faillissementsboedel behoort en het crediteurenbeslag is vervangen door curatorenbeslag.
[naam 1] heeft op 3 november 2021 de bedrijfswagen ingeleverd bij [gedaagde] en [naam 2] . [naam 2] heeft vervolgens de bedrijfswagen verkocht voor € 150,00. Eisende partij meent dat de bedrijfswagen veel meer waard is, namelijk € 2.500,00 en maakt aanspraak op dit bedrag op grond van artikel 6:89 BW (vervangende schadevergoeding). Gedaagde stelt dat vanwege de leeftijd van de bedrijfswagen (bouwjaar 2004), het aantal gereden kilometers en de grote schade aan het voertuig een verkoopprijs van € 150,00 een reële prijs is.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 september 2022 waarbij een mondelinge behandeling is bevolen;
- de mondelinge behandeling van 30 november 2022;
- de aanvullende conclusie van antwoord van [gedaagde] van 16 januari 2023;
- de aanvullende productie van 24 januari 2023 van Kolkman.
1.2.
De voortgezette mondelinge behandeling van 25 januari 2023.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[bedrijf 1] heeft met ingang van 1 maart 2019 bedrijfsruimte gehuurd van [bedrijf 2] B.V. te Krimpen a/d IJssel. Bij vonnis van 21 september 2021 is de door [bedrijf 2] gevorderde ontruiming van het gehuurde toegewezen.
2.2.
Op 29 september 2021 heeft [gedaagde] in opdracht van de verhuurder van het bedrijfspand van [bedrijf 1] te Rijssen beslag gelegd op de bedrijfswagen van [bedrijf 1] , te weten de Volkswagen Caddy SDI 51 KW Bestel met kenteken [kenteken] .
2.3.
Bij vonnis van 3 november 2021 is MKB in staat van faillissement verklaard en is mr. A.E. Zweers benoemd tot rechter-commissaris en is mr. F. Kolkman aangesteld tot curator in het faillissement van [bedrijf 1] .
2.4.
[gedaagde] heeft op 3 november 2021 namens [bedrijf 2] de bedrijfswagen verkocht aan [bedrijf 3] te De Wijk.
2.5.
De schriftelijke verklaring van 12 januari 2023 van [naam 1] . In deze verklaring staat vermeld:

Ik heb daar afstand gedaan van de auto, zodat deze gewoon onderhands kon worden verkocht en niet executoriaal verkocht hoefde te worden.”
2.6.
De schriftelijke verklaring van 12 januari 2023 van [naam 3] betreffende de Caddy [kenteken] waarin hij verklaart:

De auto was niet veel meer waard, mede door de vele schade wat er aan deze aangericht was. De volkswagen moest dezelfde dag afgehaald worden en ook hieraan zaten hoge kosten verbonden. De betaalde prijs was meer dan genoeg voor een sloopauto.”

3.Het geschil

3.1.
De vordering
3.1.1.
Kolkman vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] , primair op grond van wanprestatie, subsidiair op grond van onrechtmatige daad, te veroordelen om aan de boedel te voldoen een totaalbedrag ad € 2.907,74, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de hoofdsom ad € 2.500,00 vanaf 30 juni 2022 tot aan de dag van algehele voldoening.
II. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding, inclusief het salaris van de gemachtigde en de verschotten, te betalen binnen veertien dagen na het in deze te wijzen vonnis en tegen behoorlijk bewijs van kwijting, zulks te vermeerderen met de nakosten op de voet van het liquidatietarief, met bepaling dat over de proceskostenveroordeling de wettelijke rente verschuldigd zal zijn indien aan die veroordeling niet binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis is voldaan.
3.1.2.
Kolkman heeft, samengevat, aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat de boedel is benadeeld door de verkoop van de bedrijfswagen door [gedaagde] voor een bedrag van € 150,00 terwijl deze € 2.500,00 waarde was.
3.2.
Het verweer
3.2.1.
[gedaagde] stelt in de eerste plaats dat Kolkman de verkeerde partij heeft gedagvaard. Zij heeft niet gehandeld als privépersoon. De verkoop is uitgevoerd door de besloten vennootschap [bedrijf 4] B.V. [bedrijf 4] B.V. handelde in opdracht van de schuldeiser en het is de schuldeiser die Kolkman had moeten aanspraken. [gedaagde] stelt verder dat de verkoop geen ambtshandeling betreft omdat [naam 1] vrijwillig afstand heeft gedaan van de bedrijfswagen. Ook is de verkoop niet feitelijk verricht door [gedaagde] maar door [naam 2] .
3.2.2.
Er is geen sprake van een grove fout bij de uitoefening van het ambt. Ten tijde van de levering van de bedrijfswagen kon [gedaagde] niet weten van het faillissement van [bedrijf 1] .
3.2.3.
[gedaagde] stelt verder dat de waarde van de bedrijfswagen niet meer is dan € 150,00. De bedrijfswagen was na het ongeval economisch total loss. Om geen onnodige kosten te maken is de bedrijfswagen onderhands verkocht en heeft geen executoriale verkoop plaatsgevonden. De kosten van executoriale verkoop zouden meer bedragen dan de bedrijfswagen (nog) waard was.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen worden onder meer verdeeld gehouden over het antwoord op de vraag wat de waarde van de Caddy was ten tijde van de levering en verkoop op 3 november 2021.
Kolkman meent dat uitgegaan moet worden van een waarde van € 2.500,00 terwijl [gedaagde] stelt dat de waarde € 150,00 is.
4.2.
Ter zitting is gesproken over de waarde van de bedrijfswagen. Kolkman heeft ter zitting verklaard dat de verzekeraar bedragen heeft uitgekeerd: € 9.000,00 ter zake de schade aan de keukenapparatuur en een bedrag van € 1.000,00 ter zake de schade van de bedrijfswagen. Kolkman heeft verder ter zitting verklaard dat door de verzekeraar Achmea wordt verwezen naar een expertiserapport maar dat de curator dit rapport ondanks meerdere verzoeken daartoe niet heeft ontvangen van Achmea. Ter zitting heeft Kolkman verklaard bereid te zijn deze verzoeken in het geding te brengen.
4.3.
De kantonrechter acht het voor de beoordeling van de zaak noodzakelijk om kennis te nemen van dit expertiserapport en zal daarom Kolkman in de gelegenheid stellen dit rapport in te brengen in deze procedure. Ook zal Kolkman in de gelegenheid worden gesteld om de hiervoor vermelde verzoeken van de curator aan Achmea in het geding te brengen.
4.4.
De kantonrechter zal de zaak verwijzen naar de rol van
7 maart 2023voor akte overleggen producties aan de zijde van Kolkman.
4.5.
Nadat de desbetreffende akte is genomen, zal vonnis worden gewezen.
4.6.
Houdt iedere verdere beslissing aan.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
stelt Kolkman in de gelegenheid om bij akte het expertiserapport en de correspondentie waarin is verzocht om verstrekking van het expertiserapport over te leggen.
5.2.
Verwijst de zaak hiertoe naar de rolzitting van 7 maart 2023.
5.3.
Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. A.J. Louter, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2023.
(JHd(O)