ECLI:NL:RBOVE:2023:640

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 januari 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
08-996005-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verboden wapenbezit zonder bewezen deelname aan criminele organisatie

De rechtbank Overijssel heeft op 30 januari 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 66-jarige man, die werd beschuldigd van verboden wapenbezit en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden voor het voorhanden hebben van een pistool en kogelpatronen, maar heeft hem vrijgesproken van de beschuldiging van deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de man meer dan incidenteel betrokken was bij de activiteiten van de organisatie. De zaak kwam voort uit onderzoek naar btw-carrouselfraude, waarbij de verdachte in verband werd gebracht met verschillende rechtspersonen die betrokken waren bij belastingfraude. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte had een pistool van het merk Raven Arms en zes kogelpatronen voorhanden, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-996005-18 (P)
Datum vonnis: 30 januari 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1956 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16 december 2022, 19 december 2022, 20 december 2022 en 16 januari 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.J. Heidema en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.M.J.H. Coumans, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:een pistool, een alarmpistool en zes kogelpatronen voorhanden heeft gehad;
feit 2:twee busjes traangas voorhanden heeft gehad;
feit 3:heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 16 januari 2018, in de gemeente Zandvoort, in elke geval in Nederland, een of meer wapens van categorie III, te weten:
-een vuurwapen, zijnde een pistpool van het merk/type Raven Arms Mp-25, van
het kaliber 6.35, en/of
-een alarmpistool, van het merk/type GP, Italië, SIN AAJZ6903NL,
althans een of meer (vuur)wapen(s) van categorie III,
en/of munitie va categorie III, te weten:
-zes (6), althans een of meer, scherpe kogelpatronen van het kaliber 6.35, althans een of meer kogelpatronen van categorie III, voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 16 januari 2018, in de gemeente Zandvoort, in elke geval
in Nederland, munitie van categorie II, te weten:
- twee (2), althans een of meer, busje(s) met traangas, althans een weerloosmakende en/of traanverwekkende stof,
voorhanden heeft gehad;
3
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 juni 2014 tot en met 30 juni 2016, in de gemeente(n) Hillegom en/of Zandvoort en/of Haarlem en/of Bloemendaal en/of Diemen en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), heeft deelgenomen aan een organisatie, die gevormd werd door:
- [medeverdachte 1] , en/of
- [verdachte] , en/of
- [medeverdachte 2] , en/of
- [medeverdachte 3] , en/of
- [naam 1] , en/of
- [naam 2] , en/of
- [naam 3] , en/of
- [naam 4] , en/of
- [medeverdachte 4] , en/of
- [medeverdacht bedrijf 1] B.V., en/of
- [bedrijf 1] B.V., en/of
- [bedrijf 2] B.V., en/of
- [medeverdacht bedrijf 2] B.V., en/of
- [bedrijf 3] B.V., en/of
- [bedrijf 4] B.V., en/of
- [bedrijf 5] vof,
en/of een of meer andere (rechts)perso(o)n(en), al dan niet in wisselende samenstelling, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- het plegen van belastingfraude en/of
- het plegen van valsheid in geschrift.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
De zaak tegen verdachte maakt deel uit van onderzoek Santing. In onderzoek Santing is onderzoek gedaan naar de invoer van auto’s vanuit EU-landen naar Nederland. Het vermoeden is ontstaan dat door onder andere verdachte een btw-carrouselfraude is opgezet.
Btw-systeem binnen de Europese Unie
Bij leveringen binnen de Europese Unie geldt het nultarief. Bij intracommunautaire leveringen van goederen of diensten wordt geen btw in rekening gebracht door de verkoper. Wel meldt de verkoper periodiek haar intracommunautaire leveringen aan de Belastingdienst binnen het EU-land waar zij gevestigd is (listing). De door verkopers geliste intracommunautaire leveringen worden door de lidstaten in het VAT Information Exchange System (VIES) met elkaar gedeeld.
De (in dit onderzoek Nederlandse) afnemer dient in de aangifte voor de omzetbelasting aan te geven tot welk bedrag zij vanuit andere EU-landen goederen heeft verworven. Dit bedrag wordt vergeleken met de listingen vanuit het VIES. Indien de informatie van het VIES niet overeenkomt met het door de Nederlandse afnemer aangegeven bedrag in de aangifte voor de omzetbelasting, dan is sprake van een mismatch.
Boekenonderzoek
In 2016 heeft de Belastingdienst bij een aantal ondernemingen een mismatch geconstateerd. Bij vier van deze Nederlandse ondernemingen heeft de Belastingdienst boekenonderzoeken ingesteld. Dit betreffen de ondernemingen [bedrijf 1] B.V., [medeverdacht bedrijf 2] B.V., [bedrijf 4] B.V. en [bedrijf 3] B.V. Uit de boekenonderzoeken kwam naar voren dat in de periode van eind 2014 tot begin 2016 voor een waarde van ruim 4,5 miljoen euro aan auto’s is ingekocht en dat deze aankopen door de genoemde vennootschappen niet zijn aangegeven in de aangiften voor de omzetbelasting als verwerving binnen de EU. Een groot deel van de auto’s is door de genoemde ondernemingen gefactureerd aan [bedrijf 6] B.V., ofwel rechtstreeks, ofwel via [bedrijf 7] B.V. en/of [medeverdacht bedrijf 1] B.V.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 (voor zover het betreft het voorhanden hebben van een pistool en zes kogelpatronen) en 3 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 ten laste gelegde voorhanden hebben van een alarmpistool en het onder 2 ten laste gelegde voorhanden hebben van traangas.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om vrijspraak van het voorhanden hebben van een alarmpistool en traangas en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het voorhanden hebben van een pistool en zes kogelpatronen.
De verdediging heeft verzocht om vrijspraak van deelneming aan een criminele organisatie.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
Feiten 1 en 2 – het voorhanden hebben van een pistool, een alarmpistool, kogelpatronen en traangas
4.4.1.1 Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en van hetgeen ter terechtzitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 16 januari 2018 werd in de woning van verdachte in Zandvoort in een kastje in de hal een alarmpistool aangetroffen. Op aanwijzing van verdachte werd in de kledingkast op de slaapkamer van verdachte en zijn vrouw vervolgens een pistool aangetroffen. Verder werden in een nachtkasje twee busjes pepperspray gevonden. [1]
Het pistool betrof een Raven Arms Mp-25, kaliber 6.35 mm, zijnde een vuurwapen, in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie (WWM). [2]
In het magazijn van het pistool zaten zes kogelpatronen van het kaliber 6.35 mm, zijnde munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 Categorie III van de WWM. [3]
4.4.1.2 Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een pistool en kogelpatronen voorhanden heeft gehad.
Nader onderzoek naar het alarmpistool en de busjes pepperspray ontbreekt. Daarom acht de rechtbank, met de officier van justitie en de verdediging, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een alarmpistool en traangas in strijd met de WWM voorhanden heeft gehad, en zal zij verdachte daarvan vrijspreken.
4.4.2
Criminele organisatie
4.4.2.1 Overwegingen van de rechtbank
Verder wordt verdachte verweten dat hij met een aantal natuurlijke personen en rechtspersonen deel heeft uitgemaakt van een criminele organisatie, die als oogmerk had het plegen van belastingfraude en valsheid in geschrift.
Van een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr is sprake als het gaat om een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Het kan daarbij gaan om natuurlijke personen en/of rechtspersonen. Van ‘deelneming’ aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts dan sprake zijn als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. Voor ‘deelneming’ in de zin van artikel 140 Sr is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft.
Uit het dossier blijkt dat sprake is geweest van een btw-carrousel, waarbij medeverdachte [medeverdachte 1] , de zoon van verdachte, een organisatie heeft opgezet, waarbinnen hij een aantal rechtspersonen tot zijn beschikking heeft gehad waarmee hij omzetbelastingfraude kon plegen. De rechtspersonen liet hij oprichten of overnemen door een aantal natuurlijke personen. Onder die rechtspersonen bevond zich [bedrijf 2] B.V., een voormalige vennootschap (middellijk) van verdachte. Uit het dossier kan worden afgeleid dat verdachte deze vennootschap beschikbaar heeft gesteld voor overname door medeverdachte Ismail Ahmed.
Verder kan uit het dossier worden afgeleid dat verdachte twee auto’s heeft gekocht van [medeverdacht bedrijf 1] B.V., de vennootschap van zijn zoon.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan de criminele organisatie. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte meer dan slechts incidenteel handelingen heeft verricht die de organisatie raakten. De rechtbank acht de handelingen van verdachte onvoldoende om te oordelen dat verdachte behoorde tot het samenwerkingsverband of dat hij een aandeel heeft gehad in de gedragingen of gedragingen heeft ondersteund die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het criminele oogmerk.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 16 januari 2018, in de gemeente Zandvoort, een wapen van categorie III, te weten:
-een vuurwapen, zijnde een pistool van het merk/type Raven Arms Mp-25, van
het kaliber 6.35
en munitie van categorie III, te weten:
-zes (6) scherpe kogelpatronen van het kaliber 6.35 voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 26 en 55 WWM. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden op te leggen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over een op te leggen straf of maatregel.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft een pistool en kogelpatronen voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich. Uit de verklaring van verdachte kan worden afgeleid dat hij het pistool meer dan 30 jaar geleden heeft aangeschaft, na een gewelddadige inbraak, en dat hij het pistool nooit heeft gebruikt. Dat doet echter niet af aan het potentiële gevaar dat het voorhanden hebben van een vuurwapen oplevert.
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 25 november 2022 volgt dat verdachte in het verleden eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit, maar niet voor een soortgelijk feit.
Gezien de ernst van het gepleegde feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank rekening met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
De rechtbank houdt verder rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. Verdachte is op 9 juli 2018 in verzekering gesteld. Hij had daarom uiterlijk in juli 2020 een vonnis mogen verwachten. Gelet op de forse overschrijding van de termijn met tweeënhalf jaar, zal de rechtbank de op te leggen straf verminderen met 25%.
In het geval de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, dan zou de rechtbank, gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS, een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden hebben opgelegd. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden opleggen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. M.S. de Waard en
mr. J.T. Pouw, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2023.
Buiten staat
Mr. M.S. de Waard is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van doorzoeking van 18 januari 2018 (AMB-017), p. 701, eerste alinea en p. 702, tweede alinea.
2.Het proces-verbaal onderzoek wapen (AMB-047), p. 930.
3.Het proces-verbaal onderzoek wapen (AMB-047), p. 931.