ECLI:NL:RBOVE:2023:604

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
71.093386.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor deelname aan criminele organisatie en drugshandel met procesafspraken

De rechtbank Overijssel heeft op 14 februari 2023 een 52-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar voor zijn betrokkenheid bij een criminele organisatie die zich bezighield met de import en export van harddrugs, waaronder cocaïne. De verdachte vervulde een belangrijke rol als transporteur binnen deze organisatie. Tijdens de zitting op 31 januari 2023 zijn procesafspraken gemaakt tussen de verdachte en de officier van justitie, waarbij de verdachte afstand deed van bepaalde verdedigingsrechten en instemde met de strafeis in ruil voor een lagere straf. De rechtbank heeft de vrijwilligheid van deze afspraken en de bewustheid van de verdachte over de gevolgen ervan uitgebreid besproken. De rechtbank concludeert dat de verdachte weloverwogen en vrijwillig heeft ingestemd met de procesafspraken, die als eerlijk zijn beoordeeld. De tenlastelegging omvatte deelname aan een criminele organisatie en het meermalen exporteren van grote hoeveelheden cocaïne. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de ten laste gelegde feiten, gebaseerd op digitale cryptocommunicatie, observaties en in beslag genomen voorwerpen. De verdachte heeft geen bewijsverweer gevoerd en betwist de feiten niet. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van vier jaar, rekening houdend met de ernst van de feiten en de gemaakte procesafspraken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71.093386.22 (P)
Datum vonnis: 14 februari 2023
Verkort vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1970 in [geboorteplaats] (Duitsland),
wonende aan [adres] (België)

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het inhoudelijke onderzoek op de terechtzitting van 31 januari 2023. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. P.F. Hoekstra en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R.A.E. Bunge, advocaat in Heeze, naar voren is gebracht.
Procesafspraken
De verdachte, vertegenwoordigd door zijn raadsman, is met de officier van justitie procesafspraken overeengekomen. In de overeenkomst zijn afspraken neergelegd over het vervolg van de strafprocedure en over de proceshouding van de verdachte. De verdachte doet in de overeenkomst afstand van een aantal verdedigingsrechten. Hij ziet af van het indienen van onderzoekswensen en hij zal eveneens geen bewijsverweren voeren. Afgesproken is dat de verdachte de feiten, zoals door de officier van justitie ten laste gelegd, niet betwist. De officier van justitie verplicht zich tegenover de verdachte in ruil hiervoor tot het eisen van een lagere straf. Beide partijen hebben met elkaar afgesproken dat zij geen gebruik zullen maken van het recht om hoger beroep in te stellen. Partijen beogen door bij de start van de procedure tot afspraken te komen tijd te besparen. Daarnaast beogen zij zekerheid te creëren over de afloop van de strafzaak en tot een efficiënte afronding van het strafproces te komen. De rechtbank is in het geheel niet betrokken geweest bij de totstandkoming van de procesafspraken.
Tijdens de inhoudelijke behandeling zijn zowel het strafdossier als de gemaakte afspraken uitvoerig met verdachte besproken. Daarbij was een belangrijk element of verdachte begreep wat de gemaakte afspraken inhielden en welke gevolgen deze voor hem en zijn strafzaak hebben. Centraal bij het onderzoek op de zitting stond de beantwoording van de vragen van artikel 348 en artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering (hierna Sv).

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:deelnam aan een criminele organisatie die verdovende middelen importeerde in Nederland en exporteerde naar Europese landen en/of daarin handelde;
feit 2:samen met anderen ongeveer 191 kilogram cocaïne exporteerde, daarin handelde of deze aanwezig had,
en/of
een bedrag van ongeveer € 147.500,- heeft witgewassen.
Feit 3: samen met anderen ongeveer 30 kilogram cocaïne exporteerde, daarin handelde of deze aanwezig had.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
(zaaksdossier 8)
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van april 2020 tot en met maart 2021, in Duitsland en/of in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) medeverdachte(n) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] , en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of een of meer andere personen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in
o artikel 10 derde, vierde, vijfde lid en/of
o artikel 10a eerste lid Opiumwet en/of
o artikel 11, derde, vierde, vijfde lid en/of
o artikel 11a Opiumwet,
betreffende het binnen het grondgebied van Nederland brengen (invoeren) en/of
bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van
o harddrugs, te weten cocaïne en/of heroïne en/of speed (amfetamine) en/of mdma, althans harddrugs, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
o softdrugs, te weten hasjiesj en/of hennep en/of wiet en/of cannabis, althans softdrugs, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, vanuit Nederland naar Zweden en/of Denemarken en/of Noorwegen en/of het Verenigd Koninkrijk en/of Italië en/of Spanje, en/of vanuit Spanje naar Nederland, althans vanuit verschillende Europese landen naar Nederland en/of vanuit Nederland naar verschillende Europese landen;
2.
(zaaksdossier 4)
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 11 februari 2021 tot en met 4 maart 2021 te Rugby en/of Odijk en/of Rotterdam en/of Barendrecht en/of Spijkenisse en/of in Duitsland, althans (ook) elders in Nederland en/of het Verenigd Koninkrijk,
meermalen, althans eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) (telkens) opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet), en/of
B) opzettelijk heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoert, en/of
C) althans in elke geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad,
-ongeveer 60 kilogram cocaïne, en/of
-ongeveer 61 kilogram cocaïne, en/of
-ongeveer 70 kilogram cocaïne,
althans in elk geval (telkens) een (zeer grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoel in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
en/of
hij op of omstreeks 6 maart 2021, te Beek en Donk, althans in Nederland, een of meer geldbedragen, te weten een bedrag van €119.000,- en/of een bedrag van €28.500,- , althans een grote hoeveelheid geld, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat geld onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf.
3.
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 17 november 2020 tot en met 26 november 2020, te Rugby en/of Ripley en/of Leeds en/of Tilburg en/of Moordrecht en/of in Duitsland, althans (ook) elders in Nederland,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet), en/of
B) opzettelijk heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoert, en/of
C) althans in elke geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad,
-ongeveer 15 kilogram cocaïne, en/of
-ongeveer 15 kilogram cocaïne,
althans in elk geval een (zeer grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wel.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Inleiding
Verdachte is betrokken bij opsporingsonderzoek ‘Kirtland’. Dit opsporingsonderzoek betreft een grootschalig onderzoek naar strafbare feiten ten aanzien van verdovende middelen. Uit dit onderzoek volgt dat verschillende personen die als verdachten zijn aangemerkt, gebruik maakten van digitale cryptocommunicatie via de diensten Encrochat, SkyECC en ANOM. Uit onder andere deze -inmiddels ontsleutelde- berichten, observaties en in beslag genomen voorwerpen volgt de verdenking dat verdachte betrokken is geweest bij een criminele organisatie die als doel had verdovende middelen te importeren en te exporteren naar verschillende Europese landen. De verdovende middelen werden vaak in vrachtwagens vervoerd en verhuld door legale lading zoals bloemen, groente, meubels en hout. Verdachte wordt door het Openbaar Ministatie de rol toebedeeld van transporteur waarbij hij samenwerkte met chauffeurs.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor de ten laste gelegde feiten. Verdachte heeft zich volgens de officier van justitie meermalen als transporteur bezig gehouden met de export van verdovende middelen samen met medeverdachte [medeverdachte 2] . Het bewijs bestaat volgens de officier van justitie met name uit de vastgelegde crypto gesprekken, verrichte observaties en de in beslag genomen voorwerpen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging wijst op de gemaakte procesafspraken en voert geen bewijsverweer. Verdachte betwist de feiten niet.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan. De overtuiging is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn vervat. Het vonnis zal in de gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een bijlage met daarin de inhoud of de opgave van de bewijsmiddelen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van april 2020 tot en met maart 2021, in Duitsland en Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten onder andere medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in
o artikel 10 derde, vierde, vijfde lid en/of
o artikel 10a eerste lid Opiumwet en/of
o artikel 11, derde, vierde, vijfde lid en/of
o artikel 11a Opiumwet,
betreffende het binnen het grondgebied van Nederland brengen (invoeren) en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van
o harddrugs, te weten cocaïne en heroïne en speed (amfetamine) en mdma, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
o softdrugs, te weten hasjiesj en hennep en cannabis, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
vanuit Nederland naar Zweden en het Verenigd Koninkrijk en Spanje,
en vanuit Spanje naar Nederland;
2.
hij in de periode van 11 februari 2021 tot en met 4 maart 2021 in Nederland en het Verenigd Koninkrijk,
meermalen, tezamen en in vereniging met anderen,
A) telkens opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet), en
B) opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, en
C) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
-ongeveer 60 kilogram cocaïne, en
-ongeveer 61 kilogram cocaïne, en
-ongeveer 70 kilogram cocaïne,
zijnde een middel als bedoel in de bij de Opiumwet behorende lijst I
en
hij op 6 maart 2021, te Beek en Donk, geldbedragen, te weten een bedrag van € 119.000,- en een bedrag van € 28.500,-, heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat geld onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf.
3.
hij in de periode van 17 november 2020 tot en met 26 november 2020, te Rugby en Ripley en in Nederland, meermalen, tezamen en in vereniging met anderen,
A) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet), en
B) opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoert, en
C) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
-ongeveer 15 kilogram cocaïne, en
-ongeveer 15 kilogram cocaïne,
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2, 10 en 11b van de Opiumwet en artikel 420bis Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde lid, vierde lid, vijfde lid, artikel 10a, eerste lid, artikel 11, derde, vierde, vijfde lid en artikel 11a van de Opiumwet;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
witwassen;
feit 3
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat er sprake is van het meermalen exporteren van een grote hoeveelheid cocaïne waarbij verdachte telkens een belangrijke uitvoerende rol heeft gehad.
Zonder procesafspraken had de officier van justitie een gevangenisstraf van zes à zeven jaren gevorderd, maar omdat partijen procesafspraken zijn overeengekomen, eist de officier van justitie een gevangenisstraf van vier jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging wijst op de gemaakte procesafspraken en voert geen strafmaatverweer. De verdediging verzoekt de rechtbank om bij een bewezenverklaring, de strafeis van de officier van justitie te volgen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Procesafspraken
De rechtbank heeft de procesafspraken op de inhoudelijke zitting uitgebreid en indringend met verdachte besproken. Daarbij zijn de vrijwilligheid van zijn deelname aan de procesafspraken en de bewustheid van verdachte van de (mogelijke) gevolgen van de afspraken concreet aan de orde geweest. Ook is de procedure rondom de procesafspraken met de verdediging besproken. De rechtbank heeft tijdens de bespreking benadrukt dat de gemaakte afspraken los staan van de proceshouding van verdachte en dat het hem vrij staat verweer te voeren.
De rechtbank concludeert uit deze bespreking, dat verdachte weloverwogen en vrijwillig ervoor heeft gekozen om het advies van zijn advocaat te volgen en in te stemmen met de procesafspraken en dientengevolge de te verwachten strafeis en dat hij zich bewust is geweest van de inhoud, de procedure en de (mogelijke) gevolgen en risico’s daarvan. Daarnaast heeft de rechtbank getoetst of de procesafspraken, gelet op wat is bepaald in artikel 348 en 350 Sv, stand kunnen houden.
De rechtbank is actief door partijen op de hoogte gehouden van de procedure en de voortgang. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het voorgaande en gelet op het verloop van de procedure rondom de procesafspraken, zowel de totstandkoming als de inhoud van de procesafspraken als eerlijk te bestempelen zijn.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen exporteren van grote hoeveelheden harddrugs naar Europese landen. Hij maakte deel uit van een criminele organisatie die de import en export van verdovende middelen als
core businesshad. Verdachte vervulde als transporteur een belangrijke uitvoerende rol in deze organisatie. De verdovende middelen werden voornamelijk vervoerd in vrachtwagens en verhuld door legale lading zoals bloemen, groente, meubels en hout.
Verdachte heeft bijgedragen aan een georganiseerde vorm van drugscriminaliteit die in ons land grote vormen heeft aangenomen en die gepaard gaat met zware, vaak gewelddadige criminaliteit en illegale geldstromen. De productie en handel van verdovende middelen vormt bovendien een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij aan deze negatieve gevolgen heeft bijgedragen.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft verder gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 30 januari 2023. Verdachte is niet eerder voor strafbare feiten veroordeeld.
Strafoplegging
De rechtbank heeft haar eigen belangenafweging gemaakt bij de bepaling van de straf. Zij heeft zich georiënteerd op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. Gelet op de ernst van de feiten is enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.
Het dossier bevat een grote hoeveelheid cryptoberichten. Dit type zaken wordt momenteel gekenmerkt worden door lange en complexe procedures. Dit kan eenvoudig leiden tot overschrijding van de redelijke termijn en vervolgens tot stafvermindering. Het volgen van de procesafspraken zorgt er voor dat andere rechterlijke instanties (het kabinet rechter-commissaris, het gerechtshof, de Hoge Raad) niet met deze procedure worden belast. De zaak wordt sneller onherroepelijk en de straf wordt sneller geëxecuteerd. Zowel het Openbaar Ministerie als de verdachte geven aan dat dit voor hen belangrijke argumenten zijn geweest om tot deze procesafspraken te komen.
De rechtbank komt na het afwegen van alle belangen tot een straf die gelijk is aan de strafeis die in de procesafspraken is opgenomen. Gelet op de bewezenverklaarde feiten, de persoonlijke omstandigheden als ook de afspraken tussen partijen acht de rechtbank deze straf passend en geboden. De rechtbank legt een gevangenisstraf op voor de duur van vier jaren.
De tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 47 en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde lid, vierde lid, vijfde lid, artikel 10a, eerste lid, artikel 11, derde, vierde, vijfde lid en artikel 11a van de Opiumwet;
feit 2, het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
witwassen;
feit 3, het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 tot en met 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
vier jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J. Sangers-de Jong, voorzitter, mr. D. ten Boer en mr. S. Timmermans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.W. van den Bosch, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2023.
Buiten staat
mr. D. ten Boer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.