ECLI:NL:RBOVE:2023:550

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
C/08/290022 / KG RK 22-496
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verklaard wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke zaak

In de zaak van verzoeker, die een wrakingsverzoek indiende tegen de rechter mr. J.W.M. Bunt, heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel op 10 februari 2023 het verzoek ongegrond verklaard. Verzoeker, die Arabisch spreekt, voerde aan dat hij geen eerlijk proces had kunnen krijgen omdat de door hem ingeschakelde tolk niet aanwezig was tijdens de zitting op 16 december 2022. Hij stelde dat de rechter partijdig was door zijn verzoek om uitstel niet te honoreren en dat belangrijke documenten ontbraken in het dossier. De rechter verdedigde zijn handelen door te stellen dat hij niet kon wachten op de tolk en dat de gemachtigde van verzoeker aanwezig was om te vertalen. De wrakingskamer oordeelde dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was en dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat de rechter hem de kans had ontnomen om zijn standpunt over de ontbrekende documenten naar voren te brengen. De wrakingskamer concludeerde dat de rechter zijn regierol op een juiste manier had vervuld en dat de interrupties en vragen van de rechter niet duidden op partijdigheid. De beslissing van de wrakingskamer werd in het openbaar uitgesproken, waarbij werd benadrukt dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer: C/08/290022 / KG RK 22-496
Beslissing van 10 februari 2023
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker tot wraking,
gemachtigde: zijn echtgenote [gemachtigde] .

1.De procedure

1.1.
In de zaken die bij de rechtbank zijn geregistreerd onder de nummers Awb 20/3668, 20/4112 en 20/4678 heeft op 16 december 2022 een mondelinge behandeling plaatsgevonden met mr. J.W.M. Bunt als rechter.
1.2.
Bij die behandeling heeft verzoeker een mondeling verzoek tot wraking van de rechter gedaan, zoals blijkt uit het proces-verbaal van die zitting.
1.3.
Bij brief van 22 december 2022 heeft verzoeker zijn wrakingsverzoek schriftelijk toegelicht. Op 20 januari 2023 heeft verzoeker de wrakingskamer een aanvulling op zijn wrakingsverzoek toegestuurd en op 25 januari 2023 een audio-opname van de zitting van 16 december 2022.
1.4.
De rechter heeft niet berust in de wraking. Hij heeft zijn standpunt schriftelijk toegelicht.
1.5.
Verzoeker heeft vervolgens bij brief van 31 januari 2023 gereageerd op de toelichting van de rechter.
1.6.
Het wrakingsverzoek is op 2 februari 2023 in het openbaar behandeld. Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen, samen met zijn gemachtigde en een tolk, de heer F. Kanaan. De rechter is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen.

2.2. Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft, samengevat, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Verzoeker spreekt geen Nederlands maar Arabisch en heeft de rechter op de zitting van 16 december 2022 verzocht om uitstel van de zitting, omdat de door hem opgeroepen tolk niet aanwezig bleek te zijn. De rechter heeft niet aan dit verzoek voldaan. Verzoeker vindt het belangrijk zijn verhaal in zijn moedertaal, het Arabisch, te doen, en daarvoor is een tolk nodig. Zonder tolk is er geen eerlijk proces en wordt het beginsel van hoor en wederhoor geschonden. De handelwijze van de rechter duidt dan ook op partijdigheid. Dit geldt temeer nu de rechter de feiten heeft vermeden, door op te merken dat het voor risico van verzoeker komt dat indien de tolk niet verschijnt, de behandeling zonder tolk kan plaatsvinden en dat de gemachtigde van verzoeker voor hem kan vertalen als hij Engels spreekt.
Verzoeker heeft belangrijke documenten naar de rechtbank gestuurd, maar die ontbreken in het dossier van de rechter. Verzoeker is genoodzaakt die documenten pas tijdens een zitting aan de rechter te overhandigen. Indien hij dit vóór de zitting doet, zullen de IND en de rechtbank samen namelijk een nieuw vals document opmaken om het tegendeel te bewijzen van wat in de betreffende documenten staat. Een ambtenaar van de rechtbank heeft de tolk verhinderd te laten komen, omdat de rechter het voor verzoeker onmogelijk wilde maken om de documenten in kwestie aan hem te overhandigen.
De partijdigheid van de rechter blijkt bovendien uit zijn opmerkingen ter zitting en het feit dat hij verzoeker en zijn gemachtigde vaak interrumpeerde. De rechter heeft naar aanleiding van de opmerking van verzoeker dat de rechter niet beschikt over alle belangrijke documenten namelijk opgemerkt dat wat verzoeker belangrijk vindt, hij als rechter misschien niet belangrijk vindt. Ook heeft de rechter gedreigd dat indien verzoeker wacht met het overleggen van stukken tot de volgende zitting, verzoeker het risico loopt dat die stukken dan niet meer worden geaccepteerd. Verder heeft de rechter een cynische opmerking gemaakt dat de tolk volgens verzoeker ‘in het complot zit’ en heeft hij vragen gesteld die gelet op de door verzoeker aan de rechtbank verstuurde brief van 24 november 2022 wijzen op partijdigheid, voor zover hij die brief al heeft gelezen.
Uit de geluidsopname van de zitting blijkt tot slot dat in het proces-verbaal van die zitting belangrijke zinnen niet vermeld staan die wel zijn gezegd en dat dat proces-verbaal dus niet de waarheid weergeeft.

3.Het standpunt van de rechter

3.1.
De rechter stelt dat hij pal voor de zitting van de bode vernam dat de door verzoeker en zijn gemachtigde ingeschakelde tolk een uur vertraagd was en dat zijn agenda niet toeliet om op de komst van de tolk te wachten. Volgens de rechter was het zijn bedoeling om met partijen te bespreken of het mogelijk was de behandeling toch te beginnen omdat de gemachtigde van verzoeker aanwezig was en het onderzoek dus zoals te doen gebruikelijk via die gemachtigde kon plaatsvinden. Indien dit geen optie zou blijken, had hij uiteraard de behandeling geschorst om deze op een later moment in aanwezigheid van de tolk voort te zetten. De rechter stelt primair dat sprake is geweest van een voorstel tot een rechterlijke procesbeslissing en dat dit voorstel geen reden kan vormen voor een gegrond wrakingsverzoek. Omdat het wrakingsverzoek werd gedaan in de fase waarin de rechter nog aan het aftasten was of een behandeling zonder aanwezigheid van een tolk niet toch kon plaatsvinden en de behandeling van de zaak op de zitting nog niet was aangevangen, is het niet gekomen tot een daadwerkelijke beslissing voor wat betreft de behandeling van de zaak al dan niet buiten aanwezigheid van een tolk en kan niet worden gezegd dat hij verzoeker een tolk heeft onthouden, aldus de rechter.
Wat betreft het proces-verbaal stelt de rechter zich op het standpunt dat dit een correct en betrouwbaar beeld geeft van de zitting en wijst hij erop dat een proces-verbaal geen woordelijk maar een zakelijk verslag is. De rechter stelt verder dat het niet is toegestaan dat een partij zonder toestemming van de rechter opnamen van een zitting maakt. Hij verzoekt de wrakingskamer daarom van de gemaakte opname en de transcriptie daarvan geen kennis te nemen. Hij gaat om die reden niet in op wat verzoeker daarover naar voren heeft gebracht.
De rechter voert verder nog aan dat hij op de zitting duidelijk heeft gemaakt dat hij geen enkele aanwijzing had dat de tolk in opdracht van de rechtbank niet aanwezig was en tevens dat hij niet inziet waarom de kwestie van het willen overhandigen van documenten een reden voor wraking zou kunnen zijn, net zo min als zijn eventuele opmerking dat niet elk voor verzoeker relevant document ook voor de rechtbank een relevant document is voor het bepalen van het oordeel in de asielzaak van verzoeker.

4.De beoordeling

4.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
4.2.
Verzoeker heeft in zijn brief van 31 januari 2023 – waarop de rechter niet heeft kunnen reageren – nog aanvullende gronden aan zijn wrakingsverzoek toegevoegd. Op grond van artikel 8:16 lid 3 Awb moeten echter alle feiten en omstandigheden die ten grondslag liggen aan het wrakingsverzoek, tegelijk worden voorgedragen. Uit die wetsbepaling in samenhang met lid 4 volgt dat alleen nieuwe feiten en omstandigheden die aan de verzoeker pas nadat hij het wrakingsverzoek heeft gedaan, bekend zijn geworden, nog een rol kunnen spelen bij de beoordeling van het wrakingsverzoek. De in de brief van 31 januari 2023 genoemde aanvullende wrakingsgronden betreffen naar het oordeel van de wrakingskamer geen nieuwe feiten en omstandigheden die pas na het wrakingsverzoek aan verzoekers bekend zijn geworden. Met die nieuwe aangevoerde gronden kan in de beoordeling van het wrakingsverzoek geen rekening worden gehouden.
4.3.
De wrakingskamer heeft ter zitting duidelijk gemaakt dat het op grond van de huisregels van de rechtbank niet is toegestaan dat er heimelijk geluidsopnamen van een zitting worden gemaakt en dat die opnamen daarom niet ter zitting zullen worden beluisterd.
4.4.
Ter zitting is gebleken dat de belangrijkste reden voor de wraking van de rechter niet is gelegen in het al dan niet willen voortzetten van de zitting van 16 december 2022 zonder aanwezigheid van de tolk, maar in de kwestie van de documenten die volgens verzoeker in het dossier zouden ontbreken. Verzoeker meent dat de IND en de rechtbank met opzet samen stukken die voor hem van essentieel belang zijn voor het verkrijgen van asiel, buiten het dossier hebben gehouden. Volgens verzoeker wilde hij dit op de zitting bewijzen door die essentiële documenten alsnog te overhandigen en samen met de rechter vast te stellen of die documenten al dan niet al in het dossier van de rechter aanwezig zijn, maar kreeg hij daartoe van de rechter niet de kans. Dit duidt erop dat de rechter partijdig is, aldus verzoeker.
4.5.
De wrakingskamer volgt verzoeker niet in dit standpunt. Uit het proces-verbaal van de zitting van 16 december 2022 – dat zoals gebruikelijk inderdaad een zakelijke en dus geen woordelijke weergave bevat van hetgeen is besproken ter zitting – volgt namelijk dat verzoeker zijn punt over het volgens hem ontbreken van documenten, vanwege de discussie over de afwezigheid van de tolk en de daarop volgende wraking van de rechter, nog niet voor het voetlicht heeft kunnen brengen. Dat betekent dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat de rechter verzoeker de kans heeft ontnomen te bewijzen dat er inderdaad stukken in het dossier ontbreken en dat de rechter vooringenomen is. Integendeel, uit het proces-verbaal blijkt juist dat de rechter de kwestie van het overhandigen van documenten na de wraking in het belang van verzoeker nog aan de orde heeft willen stellen. In dat licht moet ook de opmerking van de rechter worden bezien dat indien verzoeker wacht met het overleggen van stukken tot een volgende zitting, hij het risico loopt dat die stukken dan niet meer worden geaccepteerd, omdat stukken vóór een zitting moeten worden overgelegd zodat een rechter hiervan tijdig kan kennisnemen. Daarmee is niet gezegd dat de rechter verzoeker niet de kans wil geven aan te tonen dat de stukken die verzoeker essentieel acht geen deel uitmaken van het procesdossier van de rechter.
4.6.
Verzoeker meent dat hij door toedoen van de rechter zijn punt over het ontbreken van stukken niet goed voor het voetlicht heeft kunnen brengen. Hij stelt zich op het standpunt dat een ambtenaar van de rechtbank de tolk heeft opgedragen niet te komen omdat de rechter het voor verzoeker onmogelijk wilde maken om ontbrekende documenten aan hem te overhandigen. De wrakingskamer acht het ongeloofwaardig dat de tolk, die niet door de rechtbank is ingeschakeld maar door verzoeker zelf, door een ambtenaar van de rechtbank en op aandringen van de rechter zou zijn afgezegd met het doel verzoeker te benadelen. Het is dus aan verzoeker om deze stelling aannemelijk te maken en zonodig te bewijzen. Hij heeft het echter gelaten bij een niet onderbouwde stelling: ieder begin van bewijs ontbreekt. De wrakingskamer gaat daarom aan dit standpunt van verzoeker voorbij. Dat geldt ook voor de suggestie van verzoeker dat de rechtbank, althans de rechter, met de IND heeft samengespannen. De (vermeende) opmerking van de rechter over een complot lijkt te zijn ingegeven door de door verzoeker zelf gesuggereerde samenspanning en kan naar het oordeel van de wrakingskamer alleen al daarom niet als een teken van vooringenomenheid van de rechter worden beschouwd.
4.7.
Het feit dat de rechter heeft aangestuurd op een behandeling van de zaak zonder aanwezigheid van de tolk levert naar het oordeel van de wrakingskamer nog niet een voldoende grond op om (de schijn van) vooringenomenheid aan te nemen, althans de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. Het is op zichzelf namelijk voorstelbaar dat de rechter gelet op de eerdere aanhoudingen van de zaak en de voorbereidingstijd die reeds in de zaak was gestoken de mogelijkheden heeft onderzocht om de zaak te behandelen zonder aanwezigheid van de tolk en dit enkele feit maakt nog niet dat aangenomen moet worden dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert.
4.8.
Voor wat betreft de door verzoeker gestelde interrupties en opmerkingen en vragen van de rechter kan evenmin gelden dat in dit handelen partijdigheid van de rechter jegens verzoeker besloten ligt of dat sprake is (geweest) van objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. Het is aan de rechter om ter zitting regie te voeren, de tijd te bewaken en vragen te stellen die hij noodzakelijk acht en de rechter zal zich daarbij laten leiden door het door hem toe te passen juridisch toetsingskader. Voor zover dit leidt tot interrupties en kritische vragen of opmerkingen, betekent dit niet dat aangenomen moet worden dat de rechter vooringenomen is.
4.9.
De conclusie is dat het wrakingsverzoek ongegrond moet worden verklaard.

5.De beslissing

De wrakingskamer
5.1.
verklaart het verzoek ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. U. van Houten, L.M. Rijksen en H.T. Pos in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.