ECLI:NL:RBOVE:2023:547

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
08-075924-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vader voor ontucht met zijn minderjarige zoon

Op 14 februari 2023 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 38-jarige man, die werd beschuldigd van ontucht met zijn zes maanden oude zoon. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 367 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De zaak kwam aan het licht na een melding van Veilig Thuis, waarbij de verdachte zelf had verklaard seksuele handelingen te hebben verricht bij zijn zoon. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van het lichaam van het kind en het plegen van ontucht. Tijdens de zittingen op 20 december 2022 en 31 januari 2023 heeft de rechtbank de verklaringen van de verdachte, de aangifte van Veilig Thuis en de vordering van de officier van justitie in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte consistent waren en voldoende steun vonden in de aangifte. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, ondanks de verdediging die pleitte voor vrijspraak op basis van onvoldoende bewijs. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen. De rechtbank besloot tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, waarbij de verdachte zich moet laten behandelen in een forensische zorginstelling. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de wettelijke voorschriften toegepast.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-075924-22 (P)
Datum vonnis: 14 februari 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1984 in [geboorteplaats] ,
wonende in [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 20 december 2022 en 31 januari 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.C. Pol en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. B.A.E.J. Koster, advocaat in Groningen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging d.d. 31 januari 2023, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 9 augustus 2018 tot en met 9 april 2019 meermalen handelingen heeft gepleegd met zijn minderjarige kind [slachtoffer] die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] ;
feit 2:in de periode van 9 augustus 2018 tot en met 9 april 2019 meermalen ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige kind [slachtoffer] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 augustus 2018
tot en met 9 april 2019 te Hardenberg, in elk geval in Nederland, (telkens) met [slachtoffer] , geboren op 9 augustus 2018, zijnde zijn, verdachtes, kind, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het meermalen, althans eenmaal, seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten zijn, verdachtes, ontblote en/of erecte penis op/tussen/in de (lippen van de) mond van die [slachtoffer] te plaatsen en/of te duwen;
2
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 augustus 2018
tot en met 9 april 2019 te Hardenberg, in elk geval in Nederland (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2018, door meermalen, althans eenmaal met zijn, verdachtes, ontblote en/of erecte penis tegen/over de blote voeten van dat kind te wrijven en/of (vervolgens) zichzelf (daarbij) af te trekken en/of (vervolgens) te ejaculeren in een handdoek.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Inleiding
Op 1 juni 2021 heeft verdachte aan een medewerker van Veilig Thuis verteld dat hij seksuele handelingen heeft verricht bij zijn zoon [slachtoffer] . Volgens verdachte hebben de handelingen plaatsgevonden toen [slachtoffer] nog een baby was. Hiervan is bij de politie aangifte gedaan door mevrouw [naam 1] van Veilig Thuis. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op twee verschillende momenten in één maand tijd seksuele handelingen heeft verricht bij [slachtoffer] maar dat hij niet meer exact weet hoeveel tijd er tussen die twee momenten zat en in welke periode dit precies was. Hij verklaarde daarbij dat [slachtoffer] nog een baby was, die zich nog niet kon omdraaien, [slachtoffer] zal tussen de vier en zes maanden oud zijn geweest. Verdachte heeft verklaard dat hij ten tijde van de gedragingen in een overspannen toestand was door een burn-out en overprikkeling.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde omdat de bekennende verklaring van verdachte geen steun vindt in het dossier en enkel een bekennende verklaring onvoldoende is voor een bewezenverklaring.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat op grond van het vierde lid van artikel 341 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van de verdachte. De rechtbank stelt vast dat verdachte een ondubbelzinnige en gedetailleerde verklaring heeft afgelegd waarin hij de feiten heeft bekend. Verdachte heeft vanaf het eerste politieverhoor tot en met het onderzoek ter terechtzitting consistent verklaard. De bekennende verklaring van verdachte vindt wat betreft de context steun in de aangifte van mevrouw Mars namens Veilig Thuis. De aangifte beschrijft dat verdachte boos en geschrokken reageerde nadat hij de feiten had bekend aan de bij zijn gezin betrokken hulpverleners en hem duidelijk werd dat daarvan aangifte zou worden gedaan. Volgens aangeefster omschreef een hulpverlener verdachte de dag na de melding als ‘één brok spanning’. De aangifte biedt wat betreft de context naar het oordeel van de rechtbank voldoende steun aan de betrouwbare verklaring van de verdachte, zodat daarmee aan het wettig bewijsminimum is voldaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 9 augustus 2018 tot en met 9 april 2019 te Hardenberg, telkens met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2018, zijnde zijn, verdachtes, kind, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het meermalen seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten zijn, verdachtes, ontblote penis in de mond van die [slachtoffer] te plaatsen;
2
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 9 augustus 2018 tot en met 9 april 2019 te Hardenberg telkens ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind [slachtoffer] , geboren op 9 augustus 2018, door meermalen met zijn, verdachtes, ontblote en/of erecte penis tegen de blote voeten van dat kind te wrijven en vervolgens zichzelf af te trekken en te ejaculeren in een handdoek.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 244, 248 en 249 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 366 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, en met een proeftijd van twee jaren met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, en een taakstraf voor de duur van 240 uren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de feiten in sterk verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Verder heeft de raadsman bepleit dat in de strafmaat rekening moet worden gehouden met het feit dat verdachte openheid van zaken heeft gegeven en met de gevolgen voor verdachte van de media-aandacht voor deze zaak. De raadsman heeft verzocht om de maximale duur van de klinische behandeling te beperken tot acht maanden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft twee keer ontuchtige handelingen gepleegd met zijn zoontje [slachtoffer] , die ten tijde van het misbruik niet ouder was dan zes maanden, een baby nog. [slachtoffer] is slachtoffer geworden van het onvermogen van verdachte om op een adequate manier met spanningen om te gaan. Verdachte heeft met zijn gedrag een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Het seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft thuis plaatsgevonden in de woning waar [slachtoffer] juist veilig zou moeten zijn. Daar komt bij dat verdachte op dat moment de zorg droeg voor [slachtoffer] die gezien zijn leeftijd afhankelijk was van verdachte. Verdachte is ernstig tekortgeschoten in zijn rol als vader en heeft het in hem gestelde vertrouwen ernstig beschaamd. Verdachte heeft alleen oog gehad voor zichzelf en heeft, zo blijkt ook uit zijn eigen verklaring ter terechtzitting, ten tijde van de bewezenverklaarde feiten niet ingezien hoe schadelijk zijn handelen was voor zijn zoon. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zedenzaken ernstige en langdurige psychische schade kunnen oplopen. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
De persoon van de verdachte
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie betreffende verdachte van 18 november 2022 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Op 29 september 2022 heeft D.R. van der Velden, GZ-psycholoog, een pro Justitia-rapport opgemaakt over verdachte. Daaruit komt naar voren dat er in diagnostische zin bij verdachte sprake is van een zwakbegaafd niveau, een autismespectrumstoornis en bijkomende impulscontroleproblemen. Verdachte loopt vast bij overvraging en stress en bij vermindering van externe aandacht en sociale steun. Het ontbreekt verdachte aan het vermogen tot adequate zelfregulatie en hij verliest zich bij stress in impulsief gedrag. Er lijkt sprake van hyperseksualiteit in geval van stress, met seks als coping. Er was sprake van doorwerking van de cognitieve beperking en autismespectrumstoornis van verdachte in de ten laste gelegde feiten. De psycholoog adviseert om de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Op 25 januari 2023 heeft de reclassering geadviseerd tot oplegging van een voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, opname bij FPA De Boog voor de duur van maximaal een jaar, en aansluitend een ambulante behandeling. Verdachte kan per 1 maart 2023 worden opgenomen bij FPA De Boog. Daarvoor is een indicatiestelling van IFZ verkregen nadat een behandeltraject bij Transfore was gestagneerd en de Ambulante Forensische Psychiatrie te Assen geen passend behandelaanbod had voor verdachte. De reclassering vindt een gevangenisstraf niet in het belang van verdachte gelet op het ingezette hulpverleningstraject en de kwetsbaarheid van verdachte.
Strafmodaliteit en de hoogte daarvan
De ernst van de gepleegde feiten rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank in beginsel het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur daarvan rekening gehouden met de persoonlijkheidsproblematiek en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is omdat het van belang is dat de klinische behandeling van verdachte zo snel mogelijk van start gaat. De rechtbank zal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van twee dagen, gelijk aan de duur van het al ondergane voorarrest. Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte op korte termijn terecht kan bij FPA De Boog voor een klinische behandeling. Om verdachte te motiveren mee te werken aan de klinische behandeling en ook om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf van maximale duur opleggen gezien de ernst van de feiten. De rechtbank ziet geen reden om de maximale duur van de klinische opname korter te bepalen, en zal het advies van de reclassering op dat punt volgen. Over de uiteindelijk noodzakelijke duur van deze opname is op dit moment nog geen duidelijkheid en zal mede afhangen van het verloop van het behandeltraject.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 366 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, en met een proeftijd van twee jaren met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport van 25 januari 2023, en een taakstraf voor de duur van 240 uren, passend en geboden is.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
feit 2, het misdrijf:
ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
367 (driehonderdzevenenzestig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
365 (driehonderdvijfenzestig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Leger des Heils reclassering, Dobbe 70 in Zwolle op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- zich laat opnemen op FPA De Boog te Warnsveld of een soortgelijke zorginstelling. De opname start op 1 maart 2023 en duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering (in overleg met de behandelaren) een overgang naar ambulante zorg gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- zich ambulant laat behandelen, aansluitend op de klinische zorg, indien geïndiceerd, bij een (forensische) zorgverlener, ter beoordeling van de reclassering. De behandeling duurt de hele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A.J. de Loor en mr. W.W. van Tol, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2023.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021521627. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 31 januari 2023, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
In de periode van 9 augustus 2018 tot en met 9 april 2019 heb ik in mijn woning in Hardenberg tweemaal mijn penis in de mond van mijn zoon [slachtoffer] gedaan en met mijn ontblote penis tegen de voeten van [slachtoffer] gewreven. Door het wrijven tegen de voetjes kreeg ik een erectie, daarna heb ik mijzelf afgetrokken en had ik een zaadlozing in een handdoek.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] namens Veilig Thuis van 3 juni 2021, pagina’s 1 tot en met 3, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[verdachte] heeft mij dinsdag 1 juni gebeld. Hij vertelde mij dat hij seksuele dingen heeft gedaan met [slachtoffer] . Hij vertelde dat hij de voetjes van [slachtoffer] om zijn penis heeft gedaan. Hij vertelde dat hij zijn penis in de mond van [slachtoffer] had gestopt. Hij vertelde dat omdat hij dat ook aan de hulpverlening had verteld. Hij had afgesproken met de hulpverleenster dat dit tussen hun zou blijven. Hij was dan ook boos op de hulpverleenster van Dimence dat zij dit wel had door verteld aan een collega. Deze hebben het vervolgens beiden bij Transfore gemeld. Hij had die ochtend, dinsdag 1 juni 2021, een intakegesprek bij Transfore. Hij dacht dat het doel van het gesprek was wat voor hulp hij zou krijgen. Toen ging het dus ineens over die seksuele handelingen en dat er een melding van gedaan zou worden. Hier was hij boos over.
V: Bij wie zou het misbruik hebben plaatsgevonden?
A: [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2018. (…)
Op dinsdag 1 juni 2021 heb ik ook direct medegedeeld toen ik bij [verdachte] en zijn partner [naam 2] thuis was dat ik aangifte zou gaan doen. Daar schrokken ze beiden heel erg van. De schrik was vooral dat ze niet doorhadden dat het zo ernstig was. [verdachte] kroop in de slachtofferrol en was bang dat hij de bak in moest. Woensdagochtend 2 juni 2021 werd ik gebeld door Trias die ook betrokken is bij dit gezin. Die hulpverlener zei dat vader (de rechtbank begrijpt: verdachte) één brok spanning was.