ECLI:NL:RBOVE:2023:546

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
08-163704-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in verkrachtingszaak door gebrek aan bewijs

Op 14 februari 2023 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 30-jarige man, die werd beschuldigd van verkrachting. De rechtbank sprak de verdachte vrij, omdat het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende steun boden voor de aangifte van de aangeefster. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster niet voldoende werd ondersteund door ander bewijs. Hoewel de verdachte in een WhatsApp-gesprek zijn spijt betuigde na beschuldigingen van de aangeefster, kon de rechtbank niet vaststellen of er daadwerkelijk sprake was van seksueel binnendringen. De rechtbank benadrukte dat op basis van de wetgeving bewijs niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige, en dat er steunbewijs nodig is om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank concludeerde dat er geen steunbewijs was voor de tenlastelegging, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van de beschuldigingen. Daarnaast werd de benadeelde partij, de aangeefster, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte van het ten laste gelegde feit was vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-163704-22 (P)
Datum vonnis: 14 februari 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats] ,
wonende in Zwolle aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 januari 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.C. Pol en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. P.L. Hellinga, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van april 2019 tot en met september 2019 meermalen [slachtoffer] heeft verkracht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van april 2019 tot en met
september 2019 te Zwolle, althans in Nederland door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , door zijn penis in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] te brengen/duwen en bestaande dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of door bedreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden er in heeft/hebben bestaan dat verdachte:
- de broek van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en/of
- die [slachtoffer] (bij haar polsen) heeft vastgehouden en/of
- de benen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft geduwd en/of gehouden en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: ‘als je naar de politie gaat dan verziek ik je
hele leven.’ en/of ‘ik vermoord je in je slaap, zodat je niet meer wakker wordt.’ en/of
‘ik duw een kussen op je gezicht als je slaapt.’ althans woorden van gelijke
(dreigende) aard en/of strekking en/of
- ( meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van
verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of
- zich telkens dwingend en/of dominant en/of agressief en/of gewelddadig heeft
opgesteld ten opzichte van die [slachtoffer] en/of
- misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht op die [slachtoffer] en/of
- ( aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende en/of beangstigende situatie heeft doen
ontstaan, waardoor die [slachtoffer] zich niet kon, althans niet durfde te onttrekken aan
bovengenoemde handelingen;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard
.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat op grond van het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige, in onderhavig geval de aangifte van [slachtoffer] . Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring ‘niet op zichzelf staat’, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron.
Op 12 november 2019 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van verkrachting door verdachte. Zij heeft verklaard dat zij in totaal zes keer tegen haar wil seks heeft gehad met verdachte. Van deze zes voorvallen beschrijft aangeefster er drie concreet. Verdachte heeft ontkend dat hij aangeefster heeft gedwongen tot seks. Ze hadden in die periode een relatie.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende steun bieden uit een andere bron dan de aangeefster. Weliswaar heeft verdachte op 14 augustus 2019 in een whatsapp-gesprek met aangeefster zijn spijt betuigd nadat aangeefster hem voor ‘vieze verkrachter’ had uitgemaakt, maar de rechtbank kan op grond van de aangifte onvoldoende vaststellen of, en zo ja wanneer sprake is geweest van het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster en of de whatsappjes aan dat binnendringen te koppelen zijn. Er is dan ook geen steunbewijs voor het binnendringen.
De rechtbank acht dan ook niet bewezen wat aan verdachte ten laste is gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De schade van de benadeelde partij

5.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Zij vordert verdachte te veroordelen een schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 20.000,--. De gestelde schade betreft immateriële schade.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht het gevorderde bedrag aan immateriële schade gedeeltelijk toe te wijzen, voor een bedrag van € 5.000,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan, en daarbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr op te leggen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering.
5.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
5.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het ten laste gelegde. Omdat verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.W. van Tol, voorzitter, mr. A. van Holten en mr. A.J. de Loor, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2023.