Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
“ Stop, ik wil dit niet, hou op”.
“Jij en [verdachte] ?”,antwoordde [slachtoffer] :
“ik wou niet”.[getuige] heeft verklaard dat [slachtoffer] naar haar toe kwam en dat ze samen de morning-afterpil hebben gehaald en dat [slachtoffer] haar toen weer vertelde dat ze tegen haar zin seks met [verdachte] had gehad. [4] De WhatsApp-berichten zijn aangetroffen op de telefoon van [slachtoffer] . [5] De moeder van [slachtoffer] heeft verklaard dat [slachtoffer] haar op 20 december 2020 rond 17:00 uur riep toen ze onder de douche stond. [slachtoffer] moest heel erg huilen en vertelde dat [verdachte] haar die morgen had verkracht. [6]
5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De op te leggen straf of maatregel
8.De schade van benadeelde
9.De toegepaste wettelijke voorschriften
10.De beslissing
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
jeugddetentievoor de duur van
6 (zes) maanden;
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
algemene voorwaardedat de verdachte:
bijzondere voorwaarden:
van rechtswegedat de verdachte:
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 (honderd) uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
wijstde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
toetot een bedrag van
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.250,00, (zegge: tweeduizendtweehonderdvijftig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 december 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
nul dagenkan worden toegepast;
voor het overige niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.