ECLI:NL:RBOVE:2023:5382

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 juni 2023
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
08/121207-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 21-jarige man voor ontuchtige handelingen met een minderjarige

Op 5 juni 2023 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige man, die op zeventienjarige leeftijd ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een vijftienjarig meisje. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, een voorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden met een proeftijd van twee jaren, en een meldplicht bij de jeugdreclassering. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, wat heeft geleid tot een schadevergoeding van € 2.000,- aan het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft de tenlastelegging ontkend, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was, waaronder forensisch bewijs en getuigenverklaringen, die de verklaring van het slachtoffer ondersteunden. De rechtbank heeft de verdediging van de verdachte verworpen, die stelde dat er geen sprake was van ontuchtige handelingen vanwege de vrijwilligheid en het geringe leeftijdsverschil. De rechtbank concludeerde dat de handelingen van de verdachte in strijd waren met de sociaal-ethische norm en heeft de verdachte strafbaar verklaard. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 2.250,- aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familie en Jeugd
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/121207-22 (P)
Datum vonnis: 5 juni 2023
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2003 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren van 16 januari 2023, 15 mei 2023 en 5 juni 2023.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. H.P.G. Sommers en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R.W. van Faassen, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd, met de vijftienjarige [slachtoffer] , waaronder het binnendringen van haar lichaam.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 21 december 2020 te Zwolle met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2005), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,te weten het brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs ten aanzien van de ten laste gelegde ontuchtige handelingen. De raadsman heeft aangevoerd dat de aangifte van [slachtoffer] niet betrouwbaar is en recht tegenover de stellige ontkenning van de verdachte staat. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat, als er wel sprake is geweest van seksueel contact tussen verdachte en aangeefster, het ontuchtig karakter daarvan ontbreekt vanwege de vrijwilligheid en het geringe leeftijdsverschil. Ook dan dient verdachte te worden vrijgesproken.
Verdachte heeft zelf verklaard dat hij geen seks met aangeefster heeft gehad. Hij heeft verklaard dat zijn aangetroffen DNA in de vagina van [slachtoffer] , door [slachtoffer] zelf moet zijn ingebracht vanuit een gebruikt condoom van verdachte, die [slachtoffer] heeft gevonden in de prullenbak van de ex-vriendin van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Feiten en omstandigheden
De moeder van [slachtoffer] heeft namens [slachtoffer] aangifte gedaan en heeft verklaard dat [slachtoffer] haar heeft verteld dat ze op 21 december 2020 is verkracht door verdachte. [2] [slachtoffer] is daarna gehoord als getuige en heeft verklaard dat ze met verdachte ging wandelen in het Westerveldse bos en dat verdachte haar ging betasten. Toen [slachtoffer] zei dat ze dat niet wilde en zijn hand wegsloeg, werd verdachte boos en begon te schreeuwen. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte haar toen tegen een boom drukte, haar omdraaide en haar hoofd naar beneden duwde, vervolgens haar rok omhoog deed en haar onderbroek en panty naar beneden trok. Verdachte trok zijn broek en onderbroek uit en [slachtoffer] voelde zijn penis naar binnen gaan en tegen haar aanstoten. [slachtoffer] heeft verklaard dat ze de hele tijd zei:
“ Stop, ik wil dit niet, hou op”.
[slachtoffer] is daarna weggelopen en naar huis gefietst. Toen ze thuis kwam heeft ze meteen haar vriendin [getuige] geappt en verteld wat er was gebeurd. Daarna heeft ze alles aan haar moeder verteld. [3]
[getuige] heeft verklaard dat [slachtoffer] haar op 21 december 2020 om 12:12 uur appte met de vraag of ze een morning-afterpil had. Toen [getuige] vroeg:
“Jij en [verdachte] ?”,antwoordde [slachtoffer] :
“ik wou niet”.[getuige] heeft verklaard dat [slachtoffer] naar haar toe kwam en dat ze samen de morning-afterpil hebben gehaald en dat [slachtoffer] haar toen weer vertelde dat ze tegen haar zin seks met [verdachte] had gehad. [4] De WhatsApp-berichten zijn aangetroffen op de telefoon van [slachtoffer] . [5] De moeder van [slachtoffer] heeft verklaard dat [slachtoffer] haar op 20 december 2020 rond 17:00 uur riep toen ze onder de douche stond. [slachtoffer] moest heel erg huilen en vertelde dat [verdachte] haar die morgen had verkracht. [6]
[slachtoffer] is dezelfde avond met haar moeder naar de politie gegaan waar door middel van een zedenkit lichaamsbemonsteringen zijn verricht met SIN-nummer ZAAC7239NL. [7] Het Maastricht Forensic Institute heeft de bemonsteringen onderzocht en heeft diep vaginaal spermafracties aangetroffen (ZAAC7239NL#05) met een Y-chromosonaal DNA-profiel waarvan de bewijswaarde is berekend. Het scenario dat de bemonstering DNA bevat van verdachte is ongeveer 2,5 miljoen keer waarschijnlijker dan dat de bemonstering DNA bevat van een willekeurige niet verwante man. [8]
Juridisch oordeel
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd.
Het door verdachte geschetste alternatieve scenario, kort gezegd dat er geen seks tussen verdachte en [slachtoffer] is geweest, maar dat verdachtes DNA dat is aangetroffen bij [slachtoffer] afkomstig zou zijn van een gebruikt condoom dat [slachtoffer] gevonden zou hebben in de prullenbak, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde. De verklaring van verdachte is niet concreet en niet verifieerbaar en wordt ook niet ondersteund door bewijsmiddelen in het dossier.
De raadsman heeft primair aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer] niet betrouwbaar is en recht tegenover de verklaring van verdachte staat, die heeft ontkent dat hij het ten laste gelegde heeft gepleegd.
De rechtbank stelt voorop dat [slachtoffer] in het informatieve gesprek dat zij heeft gevoerd met de zedenpolitie op 24 december 2020, in de aangifte die namens haar door haar moeder is gedaan op 8 januari 2021 en in de verklaring die ze als getuige heeft afgelegd op 2 februari 2021 zeer consistent heeft verklaard over hetgeen zich tussen haar en verdachte heeft afgespeeld op 21 december 2020.
Op grond van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kan het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend aangenomen worden op grond van de verklaring van één getuige. Alleen de verklaring van aangeefster is dan ook onvoldoende. Er moet meer bewijs zijn, iets dat haar verklaring ondersteunt, om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Die ondersteuning hoeft niet te gelden voor alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat er om dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring “niet op zichzelf staat”, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier in onderhavig geval deze ondersteuning biedt. Uit het forensisch onderzoek blijkt onomstotelijk dat er seksueel contact tussen verdachte en [slachtoffer] heeft plaatsgevonden. Daarbij heeft [slachtoffer] meteen nadat zij is weggefietst, geappt met haar vriendin [getuige] en heeft zij aan [getuige] verteld wat er is gebeurd en dat zij de seks niet wilde. Diezelfde middag neemt [slachtoffer] haar moeder emotioneel in vertrouwen.
De rechtbank is op grond van bovenstaande van oordeel dat er voldoende bewijsmiddelen voorhanden zijn die de verklaring van aangeefster op specifieke punten ondersteunen, zodat haar verklaring niet op zichzelf staat. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring dat verdachte de verweten handelingen heeft verricht. De rechtbank verwerpt het primaire verweer van de raadsman.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het ontuchtig karakter van de verweten handelingen ontbreekt vanwege het geringe leeftijdsverschil en de vrijwilligheid.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de handelingen van verdachte als ontuchtig moeten worden aangemerkt. 'Ontuchtig' als bedoeld in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is volgens de wetgever "seksueel contact in strijd met de sociaal-ethische norm.” Of een handeling kan worden gekwalificeerd als seksueel en strijdig met de sociaal-ethische norm hangt onder meer af van de omstandigheden van het geval, zoals de context en de verhouding tussen betrokkenen.
Gelet op de wijze van aanraken, de strekking van de gedragingen, het ontbreken van een relatie tussen verdachte en [slachtoffer] , het leeftijdsverschil tussen verdachte en [slachtoffer] en het feit dat [slachtoffer] herhaaldelijk en duidelijk aangegeven heeft dat zij wenste dat verdachte zou stoppen met de handelingen, maakt dat de handelingen van verdachte kunnen worden aangemerkt als handelingen in strijd met de sociaal-ethische norm en hebben te gelden als ontuchtige handelingen. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 december 2020 te Zwolle met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2005), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een taakstraf op te leggen in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 200 uren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd verdachte een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen voor de duur van vier maanden met een proeftijd van twee jaren, met daarbij de oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn voorgesteld in het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: De Raad) van 1 mei 2023.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, voor het geval tot een bewezenverklaring gekomen wordt, aangesloten bij het strafadvies van de Raad vervat in het rapport van 1 mei 2023.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in december 2020 op zeventienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen met de destijds vijftienjarige [slachtoffer] . Hij heeft hierbij zijn penis in de vagina van [slachtoffer] gebracht. Het is een feit van algemene bekendheid dat een dergelijk feit schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid en de seksuele ontwikkeling van een jeugdige. Verdachte heeft door zijn handelen de lichamelijke en seksuele integriteit van [slachtoffer] ernstig geschonden. De rechtbank rekent hem dat aan. Daarbij is de rechtbank zich er enerzijds wel bewust van dat verdachte ook nog minderjarig was ten tijde van het plegen van het feit, maar anderzijds geen enkel schuldbewustzijn lijkt te hebben en zelfs totaal ontkend heeft dat er iets is voorgevallen. Dat maakt het voor [slachtoffer] en haar verwerkingsproces nog moeilijker.
Persoon van de verdachte
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 23 april 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennis genomen van de rapportage van 26 april 2023 die door de Raad over verdachte is opgemaakt. De Raad constateert dat verdachte, een inmiddels twintigjarige jongen, wordt verdacht van een ernstig zedenfeit dat hij volledig ontkent. Naast onderhavig feit zijn er in de periode 2018 tot 2020 meerdere (zeden)meldingen tegen hem gedaan. Ondanks het feit dat er in zijn verklaringen onwaarheden worden geconstateerd, blijft verdachte elke betrokkenheid ontkennen. Verdachte en zijn ouders geven daarvoor als verklaring dat hij vanwege zijn cognitieve beperking zich bepaalde zaken niet kan herinneren of niet goed kan begrijpen. Dit maakt het voor de Raad lastig goed zicht op verdachte te krijgen.
Verdachte is gediagnosticeerd met een licht verstandelijke beperking, er is sprake van beïnvloedbaarheid/naïviteit en beperkte impulscontrole, enige mate van sociale kwetsbaarheid en liegen. De Raad vindt het zorgelijk dat verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag. De Raad adviseert bij een bewezenverklaring een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarde een behandeling in de vorm van een ambulant traject bij een forensische instelling. Daarbij is het onduidelijk is in hoeverre verdachte gemotiveerd zal zijn voor een behandeling die gerelateerd is aan het strafbare feit en gericht is op zijn seksuele- en gewetensontwikkeling. De Raad adviseert daarnaast de oplegging van een onvoorwaardelijke werkstraf, zodat verdachte de consequenties van het delict zal ondervinden.
Ter terechtzitting 15 mei 2023 heeft mevrouw [medewerker kinderbescherming] van de Raad een toelichting op het rapport gegeven en is bij het advies gebleven. Zij heeft benadrukt dat het zorgelijk is als verdachte meer met het ten laste gelegde te maken heeft dan dat hij nu verklaart. Verdachte schuift veel naar anderen, hij kijkt niet naar zijn eigen aandeel en hij heeft niet in de gaten wanneer hij grensoverschrijdend gedrag naar anderen vertoont, aldus [medewerker kinderbescherming] .
Strafoplegging
Gezien de ernst van het gepleegde feit zou gereageerd kunnen worden met het opleggen van een vrijheidsbenemende straf. De rechtbank acht het echter onwenselijk dat verdachte nu nog in detentie zou moeten verblijven. De rechtbank acht het, mede gelet op de proceshouding van verdachte waarbij hij geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn gedrag heeft genomen, vooral van groot belang dat verdachte een behandeling gaat volgen die gericht is op zijn seksuele – en gewetensontwikkeling. De nadruk moet wat de rechtbank betreft liggen op deze behandeling van verdachte. De rechtbank zal dan ook de voorwaarden opleggen zoals de Raad deze heeft geadviseerd in haar advies van 26 april 2023. Vanwege het grote belang dat de rechtbank hecht aan het volgen van deze behandeling acht de rechtbank een voorwaardelijke jeugddetentie van zes maanden met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. Verdachte heeft een ‘flinke stok’ achter de deur nodig om de behandeling te volgen en met goed gevolg af te ronden. Voorts beoogt de rechtbank met deze voorwaardelijke jeugddetentie, als flinke waarschuwing voor verdachte, recidive te voorkomen. De aard en de ernst van het bewezen verklaarde maken dat de rechtbank aan verdachte daarnaast een forse taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 100 uren zal opleggen.

8.De schade van benadeelde

8.1
De vordering van de benadeelde partij
Mr. [naam 1] heeft zich namens [slachtoffer] als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 10.250,00 (tienduizendtweehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- eigen risico rechtsbijstandsverzekering € 250,00;
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 10.000,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering wat betreft de materiële schade geheel toe te wijzen. De officier van justitie heeft zich wat betreft de hoogte van het immateriële schadebedrag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de hoogte van het immateriële schadebedrag dient te worden gematigd, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde materiële schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde bedrag aan materiële schadevergoeding van € 250,00 dan ook toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De rechtbank acht ook voldoende onderbouwd dat [slachtoffer] immateriële schade heeft geleden, hetgeen is gebleken uit de onderbouwing van haar vordering en uit de slachtofferverklaring die haar moeder op de terechtzitting heeft voorgelezen. [slachtoffer] heeft nog steeds last van angsten en stress, ze is somber en heeft moeite anderen te vertrouwen. Ze is na het incident zichzelf gaan snijden en schaamt zich daar enorm voor. [slachtoffer] is onder behandeling geweest bij een psychotherapeut. De rechtbank komt op grond van deze onderbouwing tot de vaststelling dat [slachtoffer] op andere wijze in haar persoon is aangetast zoals bedoeld in artikel 6:106, lid 1, sub b BW. De rechtbank acht, gelet op de beschreven schade en vorderingen toegekend in soortgelijke zaken, een immateriële schadevergoeding van € 2.000,00 billijk. De rechtbank zal het gevorderde bedrag tot
€ 2.000,00 dan ook toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Voor het overige zal de rechtbank de benadeelde in haar vordering niet -ontvankelijk verklaren.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
De rechtbank ziet in de leeftijd van verdachte ten tijde van het delict aanleiding om, voor het geval verdachte niet voldoet aan zijn verplichtingen uit hoofde van de op te leggen schadevergoedingsmaatregel, het aantal dagen gijzeling op nul te stellen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 77aa Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte zich gedurende de door de gecertificeerde instelling William Schrikker
Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot
maximaal het einde van de proeftijd) en op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering zo frequent en zolang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- dat verdachte meewerkt aan door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering noodzakelijk geachte ondersteuning of verwijzing naar andere
hulpverleningsinstanties, die gedurende de begeleiding door de jeugdreclassering
noodzakelijk wordt geacht om de kans op herhaling te verkleinen;
- dat verdachte wordt verplicht mee te werken aan diagnostiek en daaruit voortvloeiende
behandeling van Trajectum of een soortgelijke instelling;
- dat verdachte een adequate dagbesteding heeft.
Draagt de gecertificeerde instelling, te weten de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (instantiecode AST094) op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. Verantwoordelijke gemeente is de gemeente Zwolle.
Daarbij gelden als voorwaarden
van rechtswegedat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 (honderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
schadevergoeding
-
wijstde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
toetot een bedrag van
€ 2.250,00 (bestaande uit € 250,00 materiële schade en € 2.000,00 immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 2.250,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 december 2020);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.250,00, (zegge: tweeduizendtweehonderdvijftig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 december 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
nul dagenkan worden toegepast;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij
voor het overige niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.E. Schaap, voorzitter, mr. G.M.J. Vijftigschild en mr. H.T. Pos, rechters, allen tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2023.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, team Zeden met onderzoeksnummer ONRBC21001/GETZ. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van aangifte [naam 2] namens [slachtoffer] d.d. 8 januari 2021, pagina 172 tot en met 184.
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] d.d. 2 februari 2021, pagina 185 tot en met 191.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 23 april 2021, pagina 206 en 207.
5.Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek telefoon d.d. 7 oktober 2021, pagina 255.
6.Het proces-verbaal van aangifte [naam 2] namens [slachtoffer] d.d. 8 januari 2021, pagina 176 en pagina 179.
7.Het proces-verbaal forensisch onderzoek persoon [slachtoffer] d.d. 21 december 2020, pagina 197 tot en met 199.
8.Een geschrift zijnde een deskundigenrapportage van het Maastricht Forensic Institute van 24 februari 2022, pagina 273 tot en met 275.