ECLI:NL:RBOVE:2023:5371

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
10429475 CV EXPL 23-1239
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van ongerechtvaardigde verrijking en dwaling in de zorgsector

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 19 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Co-Med B.V. en een zelfstandig praktijk houdend huisarts. Co-Med vorderde betaling van een bedrag van € 14.946,47 op basis van ongerechtvaardigde verrijking, omdat de huisarts zowel het NZA tarief van SHT als het hogere tarief van Co-Med had ontvangen voor de geleverde ANW diensten. De huisarts betwistte de vordering en vorderde in reconventie betaling van openstaande facturen van € 6.012,50. De rechtbank oordeelde dat Co-Med ongerechtvaardigd was verrijkt, maar dat de huisarts ook recht had op betaling van de openstaande facturen. De rechtbank heeft de gevolgen van de overeenkomst gewijzigd ter opheffing van het nadeel voor Co-Med, en de vordering in reconventie afgewezen. De proceskosten werden gedeeltelijk toegewezen aan Co-Med, waarbij de huisarts de helft van de kosten moest betalen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken in de zorgsector over vergoedingen en verantwoordelijkheden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team Kanton- en Handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
zaaknummer : 10429475 CV EXPL 23-1239
datum : 19 september 2023
in de zaak van:
de besloten vennootschap
Co-Med B.V.,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
verschenen bij gemachtigde mr. H.A.J. Stollenwerck,
-tegen-
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
verschenen bij gemachtigde mr. G.A. Speelman, verbonden aan de DAS.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • Het tussenvonnis van 20 juni 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • Akte producties aan de zijde van [gedaagde] ;
  • Conclusie van antwoord in reconventie;
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 21 augustus 2023 plaatsgevonden. Partijen hebben geen poging gedaan om tot overeenstemming te komen. Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is een zelfstandig praktijk houdend huisarts.
Co-med exploiteert 20 huisartsenpraktijken in Nederland, waaronder een huisartsenpraktijk aan het adres [adres] .
2.2.
Co-med heeft voor haar praktijk in Enschede avond- nacht en weekenddiensten (ANW diensten) ter overname en tegen betaling aangeboden. Deze diensten werden op een besloten website van Stichting Spoedzorg Huisartsen Twente (SHT) aangeboden.
2.3.
In de periode mei 2021 tot en met januari 2023 heeft [gedaagde] meerdere keren een aanbod van ANW diensten van Co-med aanvaard, tegen het door Co-med daarvoor per aanbod aangeboden honorarium per uur. Tussen partijen is zo meerdere keren een overeenkomst van opdracht tot stand gekomen.
2.4.
[gedaagde] stuurde ter declaratie van haar uren facturen aan Co-med. Co-med heeft de van [gedaagde] ontvangen facturen deels aan [gedaagde] betaald.
2.5.
SHT heeft [gedaagde] voor de van Co-med overgenomen ANW diensten het NZA (basis) huisartsen tarief voldaan (hierna ook SHT vergoeding).
2.6.
Co-med heeft bij SHT aanspraak gemaakt op betaling van het NZA tarief voor de ANW diensten die door Co-med aan [gedaagde] zijn verkocht. Bij brief van 9 januari 2023 heeft SHT de ontvangt van de ingebrekestelling betaling ANW gelden aan Co-med bevestigd (productie 3). Kort gezegd stelt SHT zich in die brief op het standpunt dat zij het NZA tarief heeft voldaan aan [gedaagde] , dat zij zodoende heeft gehandeld conform het vigerende reglement SHT en betwist zij dat zij in gebreke is gebleven.
2.7.
In genoemde brief bericht SHT ook dat diensten die door een praktijkhouder aan een andere praktijkhouder worden verkocht overgaan op de andere praktijkhouder en door SHT aan deze praktijkhouder worden betaald. Indien ANW diensten worden verkocht aan een praktijkhouder draagt de overnemende praktijkhouder op dat moment ook de volle verantwoordelijkheid voor de dienst. Indien ANW diensten worden verkocht aan een waarnemer, blijft de praktijkhouder aansprakelijk. In de brief staat ook dat het tijdens het doorvoeren van dienstwijzigingen in het roosterprogramma InterShift voor de verkopende partij zichtbaar is dat de dienst wordt verkocht aan een praktijkhouder of waarnemer en dat het dus voor Co-med zichtbaar was dat zij de dienst verkocht aan een praktijkhouder.
2.8.
SHT verzendt maandelijks overzichten van betaalde vergoedingen voor uitgevoerde diensten aan praktijkhouders zoals Co-med en [gedaagde] .
2.9.
Bij brief van 17 februari 2023 heeft Co-med [gedaagde] gesommeerd tot betaling van € 14.946,47, het bedrag dat [gedaagde] in totaal van SHT heeft ontvangen als vergoeding voor de diensten die zij in de periode mei 2021 tot en met januari 2023 van Co-med heeft gekocht en uitgevoerd.
2.10.
[gedaagde] is niet tot betaling van dit bedrag overgegaan.

3.Het geschil

de vordering in conventie
3.1.
Co-med vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt om aan haar te betalen het bedrag van € 14.946,47 op basis van ongerechtvaardigde verrijking, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2023 tot aan voldoening; als ook betaling van een bedrag van € 632,32 aan buitengerechtelijke incassokosten en de kosten van de procedure.
3.2.
Co-med stelt daartoe dat [gedaagde] ongerechtvaardigd is verrijkt omdat zij zowel het basistarief van SHT heeft ontvangen als het hogere tarief van Co-med. In de conclusie van antwoord in reconventie heeft Co-med haar rechtsgrond in conventie en in reconventie aangevuld met dwaling.
De vordering in reconventie
3.3.
[gedaagde] vordert in reconventie dat de kantonrechter Co-med zal veroordelen tot betaling aan haar van het bedrag van € 6.012,50 aan openstaande facturen te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en € 632,81 aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.4.
[gedaagde] stelt daartoe dat Co-med ten onrechte haar facturen voor door haar overgenomen en uitgevoerde diensten onbetaald heeft gelaten en Co-med geen beroep toekomt op een opschortingsrecht.
in conventie en in reconventie
3.5.
Op de stellingen van partijen zal voor zover van belang hieronder nader worden ingegaan.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Aan de orde is of er sprake is van ongerechtvaardigde verrijking omdat Co-med dat primair aan haar vordering tot betaling ten grondslag legt. [gedaagde] betwist dat zij ongerechtvaardigd is verrijkt. De kantonrechter oordeelt hierover als volgt. In artikel 6:212 BW is ongerechtvaardigde verrijking geregeld. Hierin staat:
Hij die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, is verplicht, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking.
4.2.
Het is aan Co-med om voldoende feiten en omstandigheden te stellen waaruit volgt dat [gedaagde] ten koste van Co-med is verrijkt en dat daarvoor geen rechtsgrond aanwezig is.
Co-med stelt dat [gedaagde] ongerechtvaardigd is verrijkt omdat zij zowel het basistarief van SHT als het met Co-med overeengekomen tarief heeft ontvangen. Co-med stelt zich op het standpunt dat SHT de vergoeding van € 14.946,47 aan haar had moeten betalen maar dat zij dat heeft verzuimd en daartoe niet alsnog bereid is. Co-med is verarmd omdat zij dit bedrag niet heeft ontvangen.
4.3.
[gedaagde] betwist gemotiveerd dat zij is verrijkt, zij heeft de overeengekomen beloning voor haar werkzaamheden ontvangen. Co-med had zelf geen recht op de SHT vergoeding. Van verarming van Co-med kan dan geen sprake zijn.
Volgens [gedaagde] staan de betalingen van SHT geheel los van de door Co-med betaalde vergoedingen.
4.4.
Vast staat dat [gedaagde] voor de door haar geleverde diensten betalingen heeft ontvangen van Co-med en SHT. Zij is dus verrijkt. Aan de orde is of deze verrijking onrechtvaardig is. Voor beide betalingen bestaat een rechtsgrond. Voor de ontvangen betalingen van Co-med ligt de rechtsgrond besloten in de overeenkomst van opdracht. Voor de ontvangen betalingen van SHT volgt de rechtsgrond uit de overeenkomst die huisartsen met SHT hebben gesloten en welke afspraken in het reglement zijn opgenomen. [gedaagde] heeft ter onderbouwing hiervoor verwezen naar de brief van SHT, waarin SHT de aanwezigheid van de rechtsgrond voor betaling aan [gedaagde] bevestigt. Dat deze rechtsgronden voor betaling van voormelde bedragen aanwezig is, wordt door Co-med ook niet, althans niet gemotiveerd weersproken. Van ongerechtvaardigde verrijking is dan geen sprake.
4.5.
De kantonrechter begrijpt dat Co-med subsidiair een beroep doet op dwaling.
Voor een geslaagd beroep op dwaling is vereist dat er sprake is van een onjuiste voorstelling van zaken op grond waarvan de overeenkomst is aangegaan en dat de overeenkomst bij een juiste voorstelling van zaken niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou zijn gesloten. Voorts is vereist dat zich (tenminste) één van de drie in artikel 6:228 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) genoemde gevallen voordoet, te weten - kort gezegd - a) de wederpartij heeft een onjuiste inlichting verstrekt, b) de wederpartij heeft een mededelingsplicht geschonden, of c) er is sprake van wederzijdse dwaling.
4.6.
Co-med heeft het beroep op dwaling niet gemotiveerd, maar de kantonrechter begrijpt dat Co-med zich beroept op artikel 6:228, lid 1, aanhef en onder c BW, de wederzijdse dwaling. Co-med heeft geen rechtsgevolgen aan het beroep op dwaling verbonden. Co-med vordert geen vernietiging van de overeenkomst en heeft ook geen wijziging van de overeenkomst gevorderd. Co-med neemt in de conclusie van antwoord in reconventie het standpunt in dat de diensten niet kunnen worden teruggedraaid, maar dat het nadeel voor Co-med kan worden opgeheven als [gedaagde] het NZA tarief aan Co-med terug betaalt. De vordering tot betaling van € 14.946,47 op grond van ongerechtvaardigde verrijking heeft Co-med niet gewijzigd. De kantonrechter begrijpt, gelet op de aanvullende subsidiaire grond waarop Co-med zich beroept dat de vordering tot betaling van voornoemd bedrag subsidiair als wijziging van de overeenkomst ter opheffing van dit nadeel gelezen dient te worden als bedoeld in artikel 6:230 lid 2 BW. Aan de orde is dan eerst of Co-med een beroep op dwaling toekomt.
4.7.
Bij de beoordeling van het beroep op dwaling stelt de kantonrechter het volgende voorop. Vaststaat dat partijen bij het aangaan van de overeenkomsten niet hebben gesproken over de SHT vergoeding. Wie de SHT vergoeding toekomt en of de aangeboden prijs inclusief of exclusief SHT vergoeding is, daarover hebben partijen niet gesproken.
Uit het verklaarde ter zitting volgt dat partijen bij het aangaan van de overeenkomst wel beiden in de veronderstelling verkeerden dat de SHT vergoeding door SHT aan Co-med zou worden voldaan omdat het ging om ANW diensten die [gedaagde] van Co-med had overgenomen.
4.8.
[gedaagde] heeft hierover ter zitting verklaard dat zij verbaasd was dat zij van SHT de NZA vergoeding ontving en niet Co-med. Zij heeft toen met SHT contact opgenomen met de vraag of dit wel juist was. SHT zou haar toen hebben bevestigd dat de vergoeding haar toekomt omdat zij als praktijkhouder (in plaats van waarnemer) de dienst overneemt en dat dat ook zo in het regelement staat. Hieruit volgt dat ook [gedaagde] bij het aangaan van de overeenkomst er van uitging dat de NZA vergoeding Co-med toekwam.
Partijen zijn aldus beiden bij het aangaan van de overeenkomst van een verkeerde voorstelling van zaken uitgegaan, namelijk dat Co-med de NZA vergoeding van SHT zou ontvangen en [gedaagde] (alleen) het hogere met Co-med overeengekomen bedrag per uur. Uitgaande van die veronderstelling zijn partijen een prijs per uur voor de over te nemen diensten overeengekomen. Voldoende aannemelijk is dat Co-med de overeenkomst niet op dezelfde voorwaarden zou zijn aangegaan als zij had geweten dat SHT de NZA vergoeding aan [gedaagde] zou overmaken en niet aan haar. Het beroep op wederzijdse dwaling slaagt dan.
Op het moment dat [gedaagde] van SHT hoort dat de vergoeding haar toekomt, is van wederzijdse dwaling geen sprake meer. Dan wordt het sub b: [gedaagde] had moeten mededelen. Bij de opvolgende overeenkomsten heeft [gedaagde] Co-med niet van de dwaling op de hoogte gesteld. Dwaling aan de zijde van Co-med is daardoor in stand gebleven.
4.9.
Het beroep op dwaling gaat niet meer op vanaf het moment dat Co-med op de hoogte is van de dwaling. Co-med heeft de facturen voor de overgenomen diensten in november 2022, december 2022 en januari 2023 die zij van [gedaagde] heeft ontvangen niet voldaan met een beroep op opschorting en verrekening. De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat Co-med in ieder geval in december 2022 er van op de hoogte was dat SHT de NZA vergoeding niet aan haar overmaakt. Het beroep op dwaling gaat vanaf dat moment dan niet meer op. Dat Co-med ondanks deze wetenschap daarna op dezelfde wijze is blijven contracteren, dient voor haar rekening te komen.
4.10.
Nu het beroep op dwaling grotendeels slaagt zal de kantonrechter de gevolgen van de overeenkomst ter opheffing van het nadeel wijzigen. Het nadeel betreft de SHT vergoeding die [gedaagde] heeft ontvangen in plaats van Co-med. Niet wordt betwist dat [gedaagde] van SHT een bedrag aan NZA vergoeding heeft ontvangen voor de diensten van Co-med van in totaal € 14.946,47. Voor de berekening van het nadeel dient dit bedrag verminderd te worden met € 2.310,48 (3x € 770,16; 2x voor december en 1x januari 2023). Het nadeel betreft dan een bedrag van € 12.635,99.
4.11.
Co-med vordert tevens een bedrag ad € 632,32 wegens buitengerechtelijke incassokosten. Volgens Co-med heeft zij deze kosten gemaakt voor het redigeren van de dagvaarding. Buitengerechtelijke incassokosten betreffen kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte. Co-med heeft onvoldoende gesteld dat zij deze kosten heeft gemaakt. Het redigeren van een dagvaarding valt, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, hier niet onder. De buitengerechtelijke incassokosten worden daarom afgewezen.
Reconventie
4.12.
[gedaagde] vordert in reconventie betaling van € 6.012,50 aan openstaande facturen voor van Co-med overgenomen diensten. Co-med heeft de hoogte van het bedrag niet weersproken. Co-med beroept zich op opschorting en verrekening met haar vordering in conventie. Dit verweer slaagt. In conventie zal daarom een bedrag na verrekening van € 6.623,49 (€ 12.635,99 - € 6.012,50 ) worden toegewezen. Voor de wettelijke rente wordt dan uitgegaan van datum dagvaarding. De vordering in reconventie zal worden afgewezen.
In conventie en in reconventie
4.13.
De proceskosten in conventie en in reconventie worden begroot op € 2.283,32 (griffierecht € 1.384,-, explootkosten € 107,32, salaris gemachtigde € 396 x 2, kosten reconventie nihil). De kantonrechter ziet aanleiding te bepalen dat [gedaagde] de helft van deze kosten aan Co-med dient te voldoen. Enerzijds omdat Co-med slechts gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld en anderzijds omdat het Co-med ook zelf is te wijten dat de vordering is opgelopen en daarmee ook de proceskosten omdat zij pas na circa anderhalf jaar ontdekt dat zij geen vergoeding van SHT ontvangt voor de door [gedaagde] overgenomen diensten, terwijl SHT hiervan maandelijks overzichten aan Co-med verstrekt.

5.De beslissing

De kantonrechter
In conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Co-med te betalen het bedrag van € 6.623,49 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2023 tot aan de dag van voldoening;
In reconventie
5.2.
wijst de vordering af;
In conventie en in reconventie
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan Comed te betalen het bedrag van € 1.141,66, zijnde de helft van de proceskosten.
5.4.
verklaart de onderdelen 5.1. en 5.3. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde;
Aldus gewezen door mr. J.M. Marsman, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 19 september 2023, in tegenwoordigheid van de griffier.