ECLI:NL:RBOVE:2023:5365

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
C/08/295059 / FA RK 23-976
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over hoofdverblijfplaats en zorg- en contactregeling van minderjarige kinderen na beëindiging relatie ouders

In deze beschikking heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 27 juli 2023 uitspraak gedaan in een zaak betreffende de hoofdverblijfplaats en de zorg- en contactregeling van de minderjarige kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder, verzoekster, heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar vast te stellen en een zorg- en contactregeling met de vader te bepalen. De vader heeft verweer gevoerd en wenst een 50/50 verdeling van de zorg- en contactregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen ouderschapsplan is opgesteld door de ouders, wat in strijd is met de wettelijke verplichtingen. De rechtbank heeft de verhoudingen tussen de ouders als verstoord beoordeeld en heeft geconcludeerd dat het in het belang van de kinderen is om geen zorg- en contactregeling vast te stellen, gezien de huidige situatie en de communicatieproblemen tussen de ouders. De rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder vastgesteld, omdat de vader geen verweer heeft gevoerd tegen dit verzoek. De rechtbank heeft benadrukt dat het van belang is dat de ouders hun strijd staken en samen werken aan een oplossing voor de kinderen. De vader is aangespoord om het contact met de kinderen te herstellen, onafhankelijk van financiële kwesties. De rechtbank heeft de bijdrage van de vader in de kosten van verzorging en opvoeding vastgesteld op nihil, gezien zijn beperkte draagkracht. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere ouder zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Almelo
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/295059 / FA RK 23-976
beschikking van 27 juli 2023
inzake
[de moeder],
verder te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekster,
advocaat: mr. R.W. Hoevers,
en
[de vader],
verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
belanghebbende,
in persoon verschenen.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het verzoekschrift, met bijlagen, binnengekomen op 11 april 2023;
- een op 22 juni 2023 binnengekomen brief van mr. Hoevers met bijlagen.
1.2.
De rechtbank heeft op 29 juni 2023 met de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gesproken.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft op 4 juli 2023 met gesloten deuren plaatsgevonden.
Verschenen en gehoord zijn:
- de vader,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- [naam] , namens de raad voor de kinderbescherming, verder te noemen: de raad.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder hebben een affectieve relatie met elkaar gehad, uit welke relatie zijn geboren de navolgende minderjarige kinderen:
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2011,
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 2009 .
De vader en de moeder oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .

3.Het verzoek

De moeder verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben en de hoofdverblijfplaats van de moeder volgen;
dat een zorg- en contactregeling wordt vastgesteld overeenkomstig hetgeen partijen daarover in deze procedure zullen overeenkomen althans een weekendregeling waarbij de kinderen eens per veertien dagen een weekend van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de vader verblijven, waarbij te bepalen dat de ouder waar de kinderen verblijven de kinderen naar de andere ouder zullen brengen;
te bepalen dat de vader zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen tot een bedrag van € 126,- per kind per maand, telkens voor de eerste van de maan door de vader aan de moeder te voldoen door overschrijving op bankrekening
[rekeningnummer] t.n.v. [de moeder] .

4.Het verweer

De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd. De vader heeft eerder aan de moeder gemeld dat hij graag een 50/50 verdeling van de zorg- en contactregeling wenst, waarbij hij wenst dat een van de twee kinderen wordt overgeschreven naar zijn adres zodat het voor de vader financieel te behappen valt.

5.Het advies van de raad

De raad is geschrokken van de situatie en de keuzes die gemaakt zijn door de ouders. De raad ziet bij vader weinig inzicht in de invloed die zijn handelen, het van de ene op de andere dag zeggen dat zij niet meer hoeven te komen, heeft gehad op [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben een vader en een moeder nodig. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] willen heel graag naar vader toe en snappen niet goed waarom dat is veranderd. De moeder wil ook meewerken aan het tot stand brengen van het contact tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , maar omdat vader wisselende en onduidelijke signalen afgeeft, weet de raad niet of het verstandig is om enige omgangsregeling overeen te komen. De raad heeft onvoldoende vertrouwen dat vader deze regeling dan ook zal nakomen en niet weer eenzijdig de regeling zal stopzetten.

6.De beoordeling

De hoofdverblijfplaats en de zorg- en contactregeling
Tussen partijen zijn in geschil de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] alsmede de zorg- en contactregeling tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
De ontvankelijkheid
Op grond van artikel 1:247a van het Burgerlijk Wetboek (BW) rust op ouders een verplichting om een ouderschapsplan vast te stellen indien een aantekening in het gezagsregister is geplaatst en de ouders hun samenleving hebben beëindigd. Op grond van het derde lid van artikel 1:253a lid 3 BW houdt de rechter, indien op de ouders de verplichting van artikel 1:247a BW rust en zij daaraan niet hebben voldaan, de beslissing op een verzoek inzake het vaststellen van een zorg- en contactregeling ambtshalve aan, totdat aan die verplichting is voldaan. Aanhouding blijft achterwege indien het belang van het kind dit vergt.
De rechtbank stelt vast dat partijen geen ouderschapsplan hebben opgesteld, zodat zij niet hebben voldaan aan hun verplichting op grond van artikel 1:247a BW. Gelet op de inhoud van de overgelegde stukken en hetgeen op de mondelinge behandeling is besproken constateert de rechtbank dat de verhoudingen tussen partijen zodanig verstoord zijn dat zij niet in staat zijn - en ook niet op korte termijn zullen zijn - om een ouderschapsplan op te stellen. Daarmee ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om de zaak aan te houden om partijen in de gelegenheid te stellen een ouderschapsplan op te stellen. De rechtbank acht dat niet in het belang van de kinderen.
Het wettelijk criterium
De ouders zijn samen belast met het ouderlijk gezag. Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Ingevolge het tweede lid van voormeld artikel kan de rechtbank eveneens op verzoek van de ouders of één van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan omvatten:
een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van
artikel 1:377a, derde lid, BW een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft;
de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel de wijze waarop deze ouder wordt geraadpleegd;
e wijze waarop informatie door derden overeenkomstig
artikel 1:377c, eerste en tweede lid, BW wordt verschaft.
Het oordeel
De rechter neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechter dient bij de beslissing alle omstandigheden van het geval in acht te nemen.
De rechtbank acht zich op grond van de stukken en de mondelinge behandeling voldoende voorgelicht om een beslissing te kunnen nemen, zodat geen noodzaak bestaat om een onderzoek te gelasten.
De zorg- en contactregeling
Sinds januari 2023 is er geen contact meer tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De kinderrechter is hierover in gesprek gegaan met de ouders, waarbij de kinderrechter tijdens de mondelinge behandeling heeft opgemerkt dat de gevolgen van de beëindiging van de relatie tussen de ouders duidelijk merkbaar zijn. Het lukt de ouders niet met elkaar te communiceren. Dit moet voor de kinderen ook duidelijk voelbaar zijn en dat is een moeilijke situatie voor hen. De rechtbank heeft met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gesproken. Zij begrijpen niet waarom zij geen contact meer hebben met hun vader, terwijl zij dat wel heel graag willen.
De kinderen weten op dit moment niet waar zij aan toe zijn. De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling twijfels getoond bij het vaststellen van een zorg- en contactregeling tussen de vader en de kinderen. De rechtbank wil wel aannemen dat de vader het beste met de kinderen voor heeft, maar door zijn wijze van communiceren bereikt hij het tegenovergestelde. De rechtbank begrijpt dat de vader veel verdriet en onmacht voelt en zich niet gehoord voelt. De rechtbank vermoedt dat de vader eveneens erg teleurgesteld is en zich afgewezen voelt. Daarnaast is de situatie van de moeder niet gelijk aan de situatie van de vader en de vader ervaart dit als onrechtvaardig. Het is alleen spijtig dat de vader niet beseft dat hij door zijn uitspraak geen omgang meer te willen met de kinderen, zichzelf verder op afstand en achterstand heeft gezet. De vader wijst hiervoor naar anderen. Het lukt hem niet te reflecteren op hoe zijn eigen handelen hierin een rol heeft gespeeld. Het lijkt voor de vader een principekwestie te zijn geworden, omdat hij de situatie zoals hij is niet lijkt te kunnen accepteren. Ook andere zaken, zoals het inschrijven van een van de kinderen op het adres van de vader en het betalen van alimentatie, ziet de vader onlosmakelijk met de omgang verbonden. De rechtbank heeft tijdens de mondelinge behandeling de tijd genomen om in gesprek te gaan met vader en hem de gelegenheid geboden zijn standpunt voor het voetlicht te brengen, zonder dat hij procesvertegenwoordiging heeft. De rechtbank heeft willen proberen de vader inzicht te laten krijgen in zijn eigen handelen. De vader maakt op dit moment keuzes die niet in het belang van de kinderen zijn. Hij heeft daarin het belang van de kinderen niet voorop gesteld. De keuzes die vader maakt, hebben grote consequenties voor de ontwikkeling van de kinderen en daarmee ook voor de inschatting van de wenselijkheid dat de kinderen hier bij voortduring aan bloot gesteld worden.
Het is de vraag hoe het verder moet. Gelet op wat de kinderen hebben verteld, acht de rechtbank het van belang dat er zo snel mogelijk weer contact ontstaat tussen de vader en de kinderen, maar de rechtbank zal dit niet vaststellen, omdat de vader op dit moment zo in beslag genomen wordt door zijn eigen verlies en de consequenties die dit voor hem met zich brengt, dat de rechtbank met de raad vreest dat hij het belang van de kinderen niet voorop zal stellen en ieder moment opnieuw kan beslissen om de omgang stop te zetten. Een herhaling van zetten zou een onherroepelijke breuk tussen vader en de kinderen kunnen betekenen. Dit acht de rechtbank niet wenselijk. Voorkomen dient te worden dat de kinderen gaan verharden in hun standpunten. Dat zou ertoe kunnen leiden dat zij een of zelfs beide ouders gaan afwijzen. Dat heeft gevolgen voor hun ontwikkeling. Zij hebben namelijk een vader én een moeder nodig. Daarbij dient respect voor elkaar als ouders, ieder met een eigen rol, voorop te staan.
De vader heeft de kinderen in de visie van de rechtbank beschadigd door de omgang met de kinderen stop te zetten als gevolg van een financieel conflict tussen hem en de vrouw in plaats van dit conflict aan te gaan op het podium dat daarvoor is en tegelijk wel contact te houden met zijn kinderen. Als de vader het contact tussen hem en de kinderen afhankelijk maakt van de kinderalimentatie of een financiële bijdrage voor hem, en zodanig heeft de vader zich ter zitting wel geuit, kan en zal de rechtbank geen regeling vastleggen. De verschillen van mening tussen de man en de vrouw mogen op geen enkele wijze van invloed zijn op de ouder-kind relatie. Het is aan ouders om dit te bewerkstelligen. Uit de omstandigheid dat de kinderen ondanks het handelen van vader nog steeds graag contact met hem willen, maakt de rechtbank op dat de kinderen bij moeder voldoende ruimte voelen om die wens te hebben en te uiten. Dit siert moeder. Het is aan vader om te besluiten of hij het contact met de kinderen wil aangaan, onafhankelijk van een eventuele vast te stellen bijdrage.
De rechtbank ziet in hetgeen hiervoor is overwogen aanleiding het verzoek van de moeder vooralsnog af te wijzen, wat betekent dat de rechtbank geen zorg- en contactregeling tussen de vader en de kinderen vast stelt. Hoewel de rechtbank [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een fijn contact met vader gunt is het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat zij niet worden geconfronteerd met de strijd tussen de ouders, hoe vervelend dat als boodschap naar ouders, en dan met name vader, ook is. Dit hoeft aan hernieuwd contact tussen de kinderen en vader niet in de weg te staan indien ouders dit zelf in overleg overeenkomen. Indien ouders besluiten het contact weer op te bouwen, zou de door moeder voorgestelde weekendregeling een goed begin zijn.
De rechtbank gunt het de kinderen, maar ook zeker de vader dat zij weer op enig moment positief contact met elkaar kunnen hebben. Daarvoor is het nodig dat de boosheid en frustratie een plaats op de achtergrond krijgt. De kinderrechter hoopt dat het de ouders lukt om dat voor elkaar te krijgen, eventueel met hulp. Er is veel gebeurd en dat heeft de ouders veel pijn gedaan. Het is dan ook een illusie te denken dat eenieder hier zo overheen kan stappen. Het is de vader gegund dat hij zijn eigen pijn en verdriet kan loslaten, al dan niet onder begeleiding van hulpverlening. De kinderen horen niet thuis in de strijd tussen de ouders.
De rechtbank beseft dat hiermee niet de oplossing voor alles wat speelt is bereikt. Die situatie zal ook niet door de rechtbank bereikt kunnen worden omdat de rechtbank de ouders niet kan dwingen om met elkaar in gesprek te gaan. Vaststaat dat er meer zaken spelen waar de ouders een weg in moeten vinden. Als het voor hen onmogelijk is om dat met elkaar te doen, dan zouden zij daarvoor hulp kunnen inschakelen. De ouders zullen de kinderen een groot cadeau geven als zij hun strijd staken en een vorm vinden om met elkaar te communiceren en proberen samen te werken, zodat zij een lijn kunnen trekken.
Tot slot merkt de rechtbank op dat op moeder de verplichting blijft rusten om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te stimuleren tot contact met vader en te blijven onderzoeken of contactherstel tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en de vader mogelijk is en dit ook mogelijk te maken. De rechtbank stel vast dat de moeder dat tot op heden heeft gedaan en dat zij heeft gezegd dit te zullen blijven doen. In dat verband acht de rechtbank het ook van belang dat de moeder vader blijft informeren over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , zodat vader hierop aan kan sluiten. Het initiatief tot het herstarten van omgang ligt op dit moment echter wel bij vader.
De hoofdverblijfplaats
De moeder verzoekt te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de moeder zal zijn. De vader heeft hier geen verweer tegen gevoerd. De rechtbank acht het in het belang van alle betrokkenen dat de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie, zodat dit verzoek zal worden toegewezen, mede gelet op het feit dat op dit moment geen sprake is van contact tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
De rechtbank zal bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de moeder wordt vastgesteld.
Voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2]
Tot slot wil de kinderrechter zich nog wenden tot [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . In een
afzonderlijke brief die per gelijke datum als deze beschikking naar [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is gestuurd, heeft de kinderrechter het volgende geschreven:
Beste [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ,
Op 29 juni 2023 heb ik met jullie gesproken. Jullie hebben mij uitgelegd waar jullie mee worstelen en dat heb ik meegenomen in de beslissing. Jullie hebben mij verteld dat jullie niet begrijpen waarom jullie niet meer bij papa komen. Ook vinden jullie het best gek dat jullie je papa af en toe tegenkomen. Ik begrijp dat dit lastig voor jullie is. Jullie hebben mij ook verteld dat jullie wel graag contact willen met papa. Ik ben hierover met jullie ouders in gesprek gegaan. Nadat ik met jullie ouders heb gesproken heb ik nagedacht wat het beste voor jullie is. Ik heb een beslissing genomen over het contact met papa. Deze beslissing ziet er zo uit: Ik vind het belangrijk dat er contact is tussen jullie en jullie papa. Toch ga ik geen vaste regeling voor omgang geven. Dat heeft er mee te maken dat ik verwacht dat jullie ouders nog iets meer tijd nodig hebben om aan de nieuw situatie te wennen en hun eigen leven op orde te krijgen. Net zoals jullie misschien hebben moeten wennen aan deze nieuwe situatie, geldt dat ook voor hen. Ik wil ook benadrukken dat jullie hier niets aan kunnen doen. Het is niet jullie schuld. Jullie ouders zijn aan zet. Ik kan helaas niet alles voor jullie oplossen. Dit heeft er onder andere mee te maken dat ik jullie ouders niet kan dwingen met elkaar te praten of voor zichzelf hulp te zoeken, maar hun dat wel gun
Ik wil benadrukken dat dit niet bij jullie ligt. Jullie hebben hier niet om gevraagd. Weet dat jullie hier niet alleen in zijn én dat jullie dit niet alleen hoeven te doorstaan. Praat erover met de mensen die je vertrouwt. Hoewel dat niet direct tot een oplossing zal leiden, zal het wel opluchten en dan voel je je ook beter. Als je het echt even niet meer weet wat je moet met je gevoelens of je zit met vragen, kan het ook helpen (weer) contact te hebben met een buddy/jongere van Villa Pinedo.
Voor nu wil ik jullie voor de komende tijd veel succes wensen en jullie nogmaals bedanken voor jullie openheid en eerlijkheid.
De bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding
De behoefte
De vader betwist niet dat de behoefte van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] € 426,- per kind per maand bedraagt, zodat de rechtbank hiervan uitgaat.
De rechtbank overweegt dat beide ouders naar rato van hun draagkracht dienen bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De rechtbank zal dan ook ieders draagkracht vaststellen.
De draagkracht van de moeder
De rechtbank gaat bij de berekening van de draagkracht van de moeder voor een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen uit van de navolgende gegevens.
Het inkomen van de moeder bedraagt (afgerond) € 1.812,- bruto per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag. De moeder heeft recht op de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. Op grond van voormelde gegevens becijfert de rechtbank het netto besteedbaar inkomen (NBI) van de moeder, inclusief haar aanspraak kindgebonden budget en de alleenstaande ouderkop van € 7.567,- per jaar, op € 2.588,- per maand.
De rechtbank berekent de draagkracht van de moeder aan de hand van de formule 70% x [NBI – (0,3 NBI + 1.175)] op € 446,- per maand.
De draagkracht van de vader
De rechtbank gaat bij de berekening van de draagkracht van de vader voor een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen uit van de navolgende gegevens.
mr. Hoevers heeft een alimentatieberekening in het geding gebracht. De vader heeft zijn inkomensgegevens niet betwist, zodat de rechtbank hiervan uitgaat. Het inkomen van de vader bedraagt € 2.220,- bruto per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag. De vader heeft recht op de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. Op grond van voormelde gegevens becijfert de rechtbank het netto besteedbaar inkomen (NBI) van de vader op € 1.122,- per maand.
De vader stelt dat hij een (kale) huurprijs betaalt van € 930,- per maand. De rechtbank zal rekening houden met de daadwerkelijk te betalen huur door de vader want de vader heeft voldoende onderbouwd waarom hij een hoge huur heeft dan hij volgens zijn inkomen zou mogen hebben.
Daarnaast zal de rechtbank rekening houden met een zorgkorting van 15 %. Hoewel op dit moment geen sprake is van structureel contact tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] blijkt uit vaste jurisprudentie dat dit niet betekent dat geen zorgkorting wordt toegepast. Wanneer geen sprake is van omgang hoeft dit niet tot een voordeel voor de moeder ten aanzien van de te ontvangen alimentatie te leiden, omdat de rechtbank het wel wenselijk zou vinden dat in de toekomst contact tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van de grond komt. De rechtbank zal de zorgkorting vaststellen op 15%. Nu de behoefte van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in totaal € 851,- per maand bedraagt, beloopt de zorgkorting (afgerond) € 128,- per maand.
De rechtbank berekent de draagkracht van de vader aan de hand van de formule 70% x [NBI – (0,3 NBI + 1.175 + 930)] op € 12,- per maand.
Gelet op de hogere woonlast van de vader en de te verzilveren zorgkorting heeft hij geen draagkracht om bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Gelet op de minimale draagkracht van de vader zal de rechter zijn bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vaststellen op nihil.
De proceskosten
Omdat de vader en de moeder gewezen echtelieden zijn, zal de rechtbank bepalen dat elk van ouders de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de moeder zal zijn;
wijst het verzoek van de moeder tot vaststelling van een zorg- en contactregeling af;
bepaalt de door de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen:
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2011,,
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 2009
met ingang van heden op nihil;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere ouder de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.W.H. Oude Aarninkhof, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2023 in tegenwoordigheid van mr. A.M. Albers, griffier.
De griffier is buiten staat om de beschikking mede te ondertekenen.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de raad voor de kinderbescherming en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door de raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.