ECLI:NL:RBOVE:2023:5362

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
C/08/292684 / JE RK 23-345
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over verzoeken van de vader inzake ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer over verschillende verzoeken van de vader met betrekking tot zijn minderjarige kind. De vader heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing in te trekken, de ondertoezichtstelling op te heffen, het contactverbod te beëindigen en de vervanging van de gecertificeerde instelling (GI) te verzoeken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader niet ontvankelijk is in zijn verzoeken, omdat er geen gewijzigde omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de eerder genomen maatregelen worden herzien. De rechtbank heeft eerder al in hoger beroep beslist over de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, en aangezien er geen cassatie is ingesteld, staan deze beslissingen vast. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot beëindiging van het contactverbod, omdat er geen rechterlijke beschikking is die een contactverbod oplegt. De overige verzoeken van de vader zijn afgewezen, omdat de gezagsbeëindiging van de vader is uitgesproken, waardoor de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing niet langer van toepassing zijn. De rechtbank heeft de vader in zijn verzoeken niet-ontvankelijk verklaard en de verzoeken afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK OVERIJSSEL
Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Almelo
Zaaknummer : C/08/292684 / JE RK 23-345 (conflictbehandeling uhp)
Zaaknummer : C/08/292685 / JE RK 23-346 (opheffing ondertoezichtstelling), Zaaknummer : C/08/292686 / JE RK 23/347 (beëindiging contactverbod) en
Zaaknummer : C/08/292687 JE RK 23/348 (vervanging GI)
beschikking van de meervoudige kamer van 13 juli 2023
in de zaken van
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
gemachtigde: [opa] , verder te noemen: opa
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,
de gecertificeerde instelling, hierna te noemen de GI,
gevestigd te Zwolle, en
[de pleegvader],
hierna te noemen pleegvader,
wonende te [woonplaats 2] .

1.Het procesverloop

1.1.
Op 15 februari 2013 is het verzoek met bijlagen van de vader ingekomen bij de griffie.
1.2.
Op 20 februari 2023 heeft de voorzitter met [minderjarige] gesproken.
1.3.
Op 27 maart 2023 heeft vader een e-mail gestuurd met als bijlage een nadere
onderbouwing van zijn standpunten in de zaken die op 31 maart 2023 worden
behandeld.
1.4.
Op 30 maart 2023 is namens vader een e-mail binnengekomen.
1.5.
Op 31 maart 2023 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren
behandeld, gelijktijdig met de procedure onder zaaknummer 290722 FA RK 23-102 (gezagsbeëindiging). Verschenen en gehoord zijn:
- mr. R. Broeksema namens vader (inzake de gezagsbeëindiging)
- [opa] namens vader (inzake de overige zaken) en ten aanzien van alle zaken:
- de stiefvader,
- [naam 1] en mevrouw [naam 2] namens de Raad voor de Kinderbescherming, verder te noemen: de raad,
- [naam 3] en [naam 4] namens de GI.
Vader is met kennisgeving niet verschenen. Mr. Broeksema en opa hebben pleitaantekeningen overgelegd in de procedures waarin zij afzonderlijk het woord hebben gevoerd. Met instemming van opa heeft deze zijn aantekeningen niet voorgedragen en is volstaan met het inlassen van leespauze voor het lezen van deze pleitaantekeningen.
1.6.
Op 6 april 2023 is mede namens vader door opa een wrakings- dan wel
klachtverzoek ingediend. Dit wrakingsverzoek is behandeld tijdens de mondelinge behandeling van de wrakingskamer op 15 mei 2023. Ten aanzien van de klachtprocedure heeft het gerechtsbestuur aan opa laten weten dat een en ander zal worden behandeld nadat de onderhavige procedure is afgerond.
1.7.
Op 16 mei 2023 zijn namens opa in het kader van alle aanhangige procedures
aanvullende stukken in het geding gebracht. De rechtbank heeft opa bij e-mail van
17 mei 2023 laten weten dat deze stukken niet in de beoordeling zullen worden betrokken omdat de mondelinge behandeling is gesloten en partijen niet in de gelegenheid zijn gesteld om aanvullende stukken in het geding te brengen.
1.8.
Voor zover ten aanzien van deze procedure van belang, heeft de wrakingskamer bij
beslissing van 5 juni 2023 het verzoek tot wraking dat is gedaan in de procedures over de weigering tot opheffing van de machtiging uithuisplaatsing en het verzoek tot opheffing van de ondertoezichtstelling niet ontvankelijk verklaard en is het verzoek tot wraking dat is gedaan ten aanzien van het verzoek tot beëindiging van het contactverbod en tot vervanging van de GI afgewezen. Daarnaast is bepaald dat een eventueel volgend verzoek tot wraking in zaken die betrekking hebben op gezag, omgang, hoofdverblijfplaats of het functioneren/de werkwijze dan wel de vervanging van de GI niet in behandeling zal worden genomen.

2.De feiten

2.1.
Ten aanzien van de feiten wordt verwezen naar de afzonderlijke beschikking die in het kader van het verzoek tot gezagsbeëindiging van heden is gegeven (zaaknummer 290722 FA RK 23-102). Bij deze beschikking is de gezagsbeëindiging van vader uitgesproken en is de GI benoemd als voogd voor [minderjarige] .

3.De verzoeken

3.1.
De vader verzoekt in de procedure met zaaknummer 292684 dat de rechtbank de machtiging uithuisplaatsing geheel intrekt. In het kader van de procedure met zaaknummer 292685 verzoekt de vader opheffing van de ondertoezichtstelling. In de procedure met zaaknummer 292686 verzoekt de vader het beëindigen van het contactverbod en in de procedure met zaaknummer 292687 de vervanging van de GI.

4.De standpunten van partijen

4.1.
Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar het van de mondelinge behandeling van 31 maart 2023 opgemaakte proces-verbaal en de daarvan deel uitmakende pleitaantekeningen van mr. Broeksema en opa.

5.De beoordeling ten aanzien van alle verzoeken

Vooraf
5.1.
In de e-mail van 16 februari 2023 heeft de rechtbank gereageerd op de zelfstandige verzoeken zoals die door vader zijn gedaan in zijn relaas van feiten zoals hij dat op
9 februari 2023 heeft ingediend. Een aantal verzoeken kan door vader op grond van de wet aanhangig worden gemaakt en daarop wordt thans beslist.
5.2.
De overige bespreekonderwerpen lenen zich daarvoor niet, dan wel moeten worden ingediend door een advocaat. Dat betreft het verzoek om op grond van artikel 1:328 sub a en b, jo. 1:329 BW dan wel anderszins de voogdij van het Leger des Heils op voorhand af te wijzen; om te concluderen dat er sprake is van ernstig rechtsmisbruik en (ernstig) misbruik van procesrecht, en het verzoek om te concluderen tot het verantwoordelijk en aansprakelijk stellen van de Staat der Nederlanden. Het bespreken van de verweren van de vader die hebben geleid tot deze drie bespreekonderwerpen blijft om die reden achterwege.
5.3.
Door de vader is in zijn relaas verder verzocht om stiefvader niet als belanghebbende aan te merken. De rechtbank wijst dit verzoek van de vader af. Op grond van artikel 2.3. van het procesreglement civiel jeugdrecht (dat recht vormt op basis van jurisprudentie) is een perspectief biedende pleegouder die een kind langer dan een jaar verzorgt en opvoedt, aan te merken als belanghebbende. Nu stiefvader [minderjarige] langer dan een jaar verzorgt en opvoedt, is stiefvader in deze procedures terecht als belanghebbende aangemerkt.
5.4.
Een ander verzoek van vader ziet op het horen van een getuige, te weten zijn vader de heer [opa] die ook als gemachtigde optreedt voor vader. Daarnaast is verzocht om de gebiedsdirecteur van de Raad voor de Kinderbescherming, de heer [naam 5] en de algemeen directeur [naam 6] op te roepen als getuigen en hen te bevragen over de handel en wandel van de raad in deze kwesties en om hen de grondslagen voor de verzoeken te laten toelichten, onderbouwen en motiveren. Tenslotte is verzocht om een contra-expertise ex artikel 810a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
5.5.
De rechtbank is van oordeel dat al deze verzoeken moeten worden afgewezen. De rechtbank heeft bij afzonderlijke beschikking van heden beslist dat het gezag van vader moet worden beëindigd. Als gevolg hiervan vervalt de ondertoezichtstelling en komt de rechtbank niet meer toe aan de beoordeling van de hiervoor genoemde verzoeken nu deze in het kader van de ondertoezichtstelling zijn gedaan. Overigens stelt de rechtbank vast dat al deze verzoeken, althans een groot deel daarvan, al eens eerder in andere procedures aan rechtbank en gerechtshof ter toets, overweging en beslissing zijn voorgelegd.
5.6.
Ten aanzien van de diverse verzoeken van vader geldt als wettelijk kader artikel 1:265d, lid 2 en 3 j° 1:262 van het Burgerlijk Wetboek (BW) (zaaknummer 292684). Op basis van artikel 1:261, tweede lid BW kan de ondertoezichtstelling op verzoek van de met het gezag belaste ouder worden opgeheven op het moment dat de GI niet tot indiening van een dergelijk verzoek overgaat en op basis van artikel 1:265 lid 4 BW kan een machtiging tot uithuisplaatsing worden ingetrokken (zaaknummer 292685). De procedure die ziet op beëindiging van het contactverbod (zaaknummer 292686) is door de rechtbank aangemerkt als een procedure in het kader van artikel 1:265f BW en het verzoek tot vervanging van de GI (zaaknummer 292687) is gebaseerd op artikel 1:259 BW.
5.7.
De rechtbank beoordeelt in het kader van de procedure met zaaknummer 292684 of er gewijzigde omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat afgezien dient te worden van een krachtens de machtiging toegestane wijziging van de verblijfplaats van [minderjarige] . Dat is het geval indien de uithuisplaatsing niet langer noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] en het belang van [minderjarige] zich niet tegen beëindiging verzet. Vader doet dit verzoek vanuit zijn optiek dat hij de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing niet kán erkennen. Hij is van mening dat die maatregel in de afgelopen jaren tot stand is gekomen en in stand is gehouden op onjuiste gronden. Daarover is echter als hiervoor overwogen meermalen beslist, ook in hoger beroep. Nu tegen die beslissingen geen cassatie is ingesteld staan deze uitspraken/maatregelen vast. In het kader van deze procedure is door of namens vader niets gesteld van (feitelijk) gewijzigde omstandigheden. Nu daarvan ook op andere wijze niet is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat de vader niet ontvankelijk is in zijn verzoek. Nog los van de beslissing zoals die ten aanzien van de gezagsbeëindiging is gegeven, verblijft [minderjarige] immers in het kader van de ondertoezichtstelling en op basis van een machtiging tot uithuisplaatsing bij haar pleegvader in [woonplaats 2] zonder dat er sprake is van contact tussen vader en [minderjarige] .
5.8.
Ten aanzien van het verzoek tot beëindiging van het contactverbod (zaaknummer 292686) is de rechtbank van oordeel dat vader niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek. Er is geen beschikking van een rechter waarin aan vader een dergelijk contactverbod is opgelegd. Weliswaar voelt het voor de vader zo alsof er sprake is van een contactverbod, maar de realiteit is dat er onder regie van de GI diverse pogingen zijn ondernomen voor contactherstel, waaronder het over en weer sturen van kaartjes.
5.9.
Ten aanzien van de overige verzoeken kan de vader worden ontvangen in zijn verzoeken. De rechtbank is van oordeel dat die overige zelfstandige verzoeken moeten worden afgewezen nu bij afzonderlijke beschikking van heden is beslist tot de gezagsbeëindiging van vader. Alle zelfstandige verzoeken van vader zijn gedaan in het kader van de geldende ondertoezichtstelling en daaraan is met het uitspreken van de gezagsbeëindiging een einde gekomen. Aan de inhoudelijke beoordeling komt de rechtbank om die reden niet meer toe.

6.De beslissing

inzake 292684 JE RK 23-345 en 292486 JE RK 23-347
6.1.
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoeken.
inzake 292685 JE RK 23-346 en 292687 JE RK 23-348
6.2.
wijst af de verzoeken van vader.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Flos, voorzitter, mr. J.H. Olthof en mr. L. Pieters, allen kinderrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2023 in tegenwoordigheid van J.H.A.L. Koelen-Goosink, griffier.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de raad voor de kinderbescherming en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door de raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
a.
a) door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b) door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.