Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met producties;
- de brief van 2 augustus 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
2.Uitkomst
3.De feiten
’.
Lening conform leningsovereenkom st [bedrijf 3] BV en [gedaagde] BV’.
Graag reageer ik op uw toelichting over de inkomende transactie van [bedrijf 3] BV. (…) In de omschrijving van de transactie wordt vermeldt ‘conform leningsovereenkomst’. Graag ontvangen wij dan ook die leningsovereenkomst van u’.
Het bedrag van de lening is afkomstig van een Nederlandse IBAN rekening van een In Nederland gevestigde onderneming.
Wat is de reden dat u van deze lening een kopie wenst?
Hebt u aanwijzingen dat er getwijfeld wordt aan de rechtmatigheid van deze lening? En zo ja, welke?
Kunt u mij verwijzen naar het wetsartikel waarin voor het verkrijgen van een lening het verplicht is om een leningsovereenkomst af te sluiten’.
4.Het geschil
5.De beoordeling
[bedrijf 3] en [gedaagde]géén overeenkomst van lening is overeengekomen. Deze stukken, wat daar verder ook van zij, gaan namelijk niet over afspraken tussen [bedrijf 3] en [gedaagde] maar over afspraken tussen [naam 1] en [naam 2] in privé dan wel over [bedrijf 2] en [naam 2] in privé. Bovendien zien die stukken op afspraken uit 2014 en niet op de relevante periode waarin de bedragen zij overgemaakt: 3 februari 2016 tot en met 25 mei 2019.
Conform leningsovereenkomst’. Ter zitting is gebleken dat [gedaagde] de juistheid van deze overschrijvingen niet heeft betwist. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de door [gedaagde] in het geding gebrachte overeenkomsten van 1 oktober 2014, de handgeschreven verklaring van diezelfde dag én de verklaringen van [naam 5] en [naam 6], mogelijk hierop betrekking hebben en juist niet op de overschrijvingen in de periode van 3 februari 2016 tot en met 25 mei 2019 van de rekening bij SNS. Daarmee heeft [gedaagde] de stelling van [eiser] op dit punt onvoldoende gemotiveerd betwist.