ECLI:NL:RBOVE:2023:5303

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
C/08/305181 / KG ZA 23-242
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige geluidshinder door dakventilatoren van een bakkerij

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 22 december 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, wonende te [woonplaats 1], en meerdere gedaagden, waaronder een vennootschap onder firma en enkele natuurlijke personen. De eiser vorderde dat de gedaagden onrechtmatige geluidshinder, veroorzaakt door dakventilatoren van de bakkerij van gedaagde 1, zouden beëindigen. De rechtbank oordeelde dat de geluidshinder die de eiser ervaart, onrechtmatig is, omdat de geluidniveaus de wettelijke grenswaarden overschrijden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden niet voldoende maatregelen hebben genomen om de geluidshinder te beperken, ondanks eerdere adviezen en metingen die de overschrijding van de geluidsnormen bevestigden. De rechtbank heeft de gedaagden veroordeeld om binnen vier weken na het vonnis de onrechtmatige geluidshinder te beëindigen en hen een dwangsom opgelegd voor het geval zij hieraan niet voldoen. Daarnaast zijn de gedaagden veroordeeld tot betaling van deskundigen- en buitengerechtelijke kosten, evenals proceskosten. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiser grotendeels toegewezen, met uitzondering van de vordering die betrekking had op de gemeentelijke ambitiewaarden, die niet als wettelijke verplichting werden gekwalificeerd.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/305181 / KG ZA 23-242
Vonnis in kort geding van 22 december 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. E.S. Ruiter te Enschede,
tegen

1.de vennootschap onder firma[gedaagde 1],

gevestigd te [vestigingsplaats],
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 2],
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats 3],
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden],
advocaat: mr. J. Eliya te Hengelo (Ov.).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 november 2023;
- de mondelinge behandeling van 11 december 2023, bij gelegenheid waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de pleitnota van [eiser], tevens houdende wijziging van eis;
- de conclusie van antwoord, aangemerkt als pleitnota van [gedaagden]

2.Inleiding

2.1.
In deze procedure ligt de vraag voor of [gedaagden] onrechtmatige geluidshinder veroorzaken. De rechtbank is van oordeel dat de geluidshinder die [eiser] ervaart van de dakventilatoren van bakkerij [gedaagde 1] afkomstig is en kwalificeert als onrechtmatig. Om die reden zullen [gedaagden] worden veroordeeld om de onrechtmatige geluidshinder ten aanzien van [eiser] te beëindigen en beëindigd te houden in de zin dat de geluidsproductie niet hoger mag zijn dan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit.
3. De feiten
3.1.
[eiser] en zijn partner wonen sinds 2016 in de aan hen in eigendom toebehorende woning aan de [adres 1]. [gedaagden] exploiteren een bakkerij in een pand gelegen aan de [adres 2].
3.2.
De afstand tussen de woning van [eiser] en het pand van Bakkerij [gedaagde 1] is hemelsbreed ongeveer 30 meter.
3.3.
[eiser] heeft in april 2020 een akoestisch onderzoek laten uitvoeren door de heer
ing. [naam], verbonden aan [bedrijf] (verder: [naam]). De bevindingen van [naam] zijn verwerkt in een geluidsrapport d.d. 2 mei 2020. In het rapport is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“(…) Uit de berekeningsresultaten blijkt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ter plaatse van de nabij gelegen woningen aan de [adres 1] 49 dB(A) bedraagt in alle periodes. De grenswaarde van 45 dB(A) in de avondperiode en 40 dB(A) in de nachtperiode wordt ter plaatse van de woning aan de [adres 1] overschreden. (…)”
Maatregel
Mogelijk kunnen de betreffende afzuigingen zoals onderstaand weergegeven worden gedempt. Dit zal de bakkerij moeten navragen bij een leverancier.
Mogelijk kan een iets goedkopere oplossing ook al voldoende soelaas bieden. Door een schot vlak langs de 1e ventilator te plaatsen, zodat het geheel dicht is richting de woning aan de [adres 1], zal het geluidsniveau naar verwachting aan de normen worden voldaan en is de geluidshinder teniet gedaan. (…)”
3.4.
[eiser] heeft na april 2020 meermaals contact gehad met [gedaagden] om de geluidshinder te laten beëindigen. [gedaagden] hebben ook geluidswerende maatregelen getroffen zoals het (laten) plaatsen van een scherm, omkastingen en geluidswerend schuim.
3.5.
[naam] heeft op of rond 29 september 2023 controlemetingen uitgevoerd. In het geluidsrapport van 29 september 2023 is het volgende opgenomen:
“(…) Bevindingen en AdviesUit de meetresultaten blijkt dat de grenswaarden in de avondperiode met 1 dB(A) wordt overschreden en in de nachtperiode met zelfs 6 dB(A) wordt overschreden ter hoogte van de woning [adres 1]. In de nachtperiode is de overschrijding aanzienlijk.
De oude ventilatoren zijn voorzien van een dunne trespa plaat omkasting. Deze zijn aan de onderzijde open. Daarnaast is een scherm geplaatst op 1 á 1,5 meter van de 1e ventilator.
Het blijkt dat de omkasting die om elke ventilator is geplaatst als een klankkast werken en in zijn geheel veel geluid emitteren naar de omgeving. Het geplaatste scherm is vrij ver verwijderd van de 1e ventilator waardoor het effect van het scherm minimaal is.
Geadviseerd wordt de betreffendeoude ventilatoren te vervangen doorstillenieuwe type ventilatoren. Dit heeft het meeste effect op de geluidbelasting ter plaatse van de woning aan de [adres 1].
Daarnaast zou [gedaagde 1] nog eens kritisch kunnen kijken naar de bedrijfstijd dat deze ventilatoren aan staan. Om aan de normen te kunnen voldoen zouden de vier ventilatoren in de avond en nachtperiode uitgezet kunnen worden. (…)”
3.6.
De gemachtigde van [eiser] heeft [gedaagden] op 26 oktober 2023 gesommeerd maatregelen te treffen om de geluidshinder te beëindigen. [gedaagden] zijn hiertoe niet overgegaan.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert - na wijziging van eis - dat de voorzieningenrechter [gedaagden] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijk veroordeelt:
primair
I. om uiterlijk binnen vijf dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis de onrechtmatige geluidshinder ten opzichte van [eiser] te beëindigen en beëindigd te houden in de zin dat de geluidsproductie op enig moment niet hoger mag zijn dan de ambitiewaarden uit het gemeentelijk geluidbeleid
Hof van Twente 2013-2020;
subsidiair
II. om uiterlijk binnen vijf dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis de onrechtmatige geluidshinder ten opzichte van [eiser] te beëindigen en beëindigd te houden in de zin dat de geluidsproductie op enig moment niet hoger mag zijn dan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit, althans de volgende waarden niet zullen overschrijden: 50 dB(A), 45 dB(A) en 40dB(A) voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode.
zowel primair als subsidiair
III. tot betaling van een dwangsom van € 1.000,- voor elke dag, een gedeelte daarvan daaronder begrepen, dat [gedaagden] niet voldoen aan het gevorderde onder I. en II, met een maximum van € 100.000,-;
IV. tot betaling van de deskundigen- en buitengerechtelijke kosten van € 2.830,75;
V. in de proceskosten en in de nakosten, een en ander te voldoen binnen vijf dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
4.2.
Aan zijn vorderingen legt [eiser] de hiervoor opgenomen feiten ten grondslag. [gedaagden] handelen onrechtmatig jegens hem nu het maximale geluidsniveau voor de avond- en nachtperiode - dat bij wettelijk voorschrift is vastgelegd - wordt overschreden. Dit onrechtmatig handelen dient te worden beëindigd. Verder vordert [eiser] vergoeding van de kosten die hij heeft moeten maken ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Deze kosten bestaan uit de door [naam] in rekening gebrachte bedragen voor het uitvoeren van de geluidsmetingen en het opstellen van een tweetal rapporten tot een totaalbedrag van € 1.905,75 inclusief btw. Daarnaast vordert [eiser] vergoeding van de buitengerechtelijke kosten die hij in redelijkheid heeft moeten maken en die worden begroot op € 925,00.
4.3.
[gedaagden] voeren verweer tegen de vorderingen van [eiser].

5.De beoordeling

5.1.
De kern van deze procedure betreft de vraag of [gedaagden] onrechtmatige hinder veroorzaken. Vooropgesteld wordt dat voor toewijzing van een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening alleen dan reden is, als op grond van de thans gebleken feiten en omstandigheden aannemelijk is dat in een bodemprocedure de beslissing gelijkluidend zal zijn. Verder dient [eiser] een spoedeisend belang te hebben bij zijn vorderingen.
spoedeisend belang
5.2.
[gedaagden] betwisten dat er sprake is van een spoedeisend belang, nu [eiser] stelt dat de (ernstige) geluidshinder al sinds 2019 bestaat en voortduurt. Hij heeft dus meer dan vier jaar gewacht voordat hij deze procedure is gestart.
5.3.
De rechtbank deelt het standpunt van [gedaagden] niet en is van oordeel dat [eiser] wel een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. Daartoe is het volgende redengevend.
[eiser] heeft de nodige zorgvuldigheid betracht door in 2020 een eerste meting te laten uitvoeren en de resultaten daarvan met [gedaagden] te bespreken. Er zijn vervolgens ook maatregelen genomen om de geluidsproductie te beperken. In de loop van september 2023 heeft [eiser] weer een controlemeting laten uitvoeren. Als onweersproken staat vast dat [gedaagden] na de controlemeting van 29 september 2023 te kennen hebben gegeven dat zij niets meer zullen doen ter beperking van de ervaren geluidsoverlast. De dagvaarding is betekend op 28 november 2023. [eiser] heeft - na deze mededeling van [gedaagden] - binnen afzienbare tijd de kort geding procedure aangespannen. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank een spoedeisend belang aanwezig.
Onrechtmatige geluidshinder
5.4.
De vraag die vervolgens voorligt is of de geluidshinder onrechtmatig is. Ingevolge artikel 5:37 van het Burgerlijk Wetboek (BW) mag de eigenaar van een erf niet in een mate of op een wijze die volgens artikel 6:162 BW onrechtmatig is, aan de eigenaars van andere erven hinder toebrengen. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat het antwoord op de vraag of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, afhankelijk is van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder de plaatselijke omstandigheden.
5.5.
[gedaagden] hebben betwist dat zij onrechtmatige geluidshinder veroorzaken, in die zin dat het hun ventilatoren zouden zijn die de geluidshinder veroorzaken en dat deze ventilatoren meer dB(A) zouden produceren dan is toegestaan. [gedaagden] voeren verder als verweer aan dat zij de adviezen van [naam] hebben opgevolgd. Tot slot stellen zij
zich op het standpunt dat zij onvoldoende tijd hebben gekregen om degelijk onderzoek te laten doen en conform de resultaten van dat onderzoek te handelen.
5.6.
De rechtbank stelt voorop dat de ratio van grenswaarden ter zake van geluidshinder is dat zij geluidshinder (kunnen) objectiveren en dat zij mede tot doel hebben te komen tot beperking van geluidshinder voor buren.
De normen hebben dus ook een civielrechtelijke strekking. Dat betekent dat geluiden die buiten de normen vallen, civielrechtelijk als onrechtmatig kunnen worden gekwalificeerd. Als de normen worden overschreden, is in dat geval in beginsel sprake van handelen in strijd met een wettelijke plicht, wat de geluidshinder als onrechtmatig kwalificeert. Het is dus zo dat [gedaagden] sowieso binnen deze normen dienen te blijven, nu zij anders in strijd handelen met publiekrechtelijke regelgeving.
5.7.
Uit het rapport van [naam] van 29 september 2023 volgt dat de huidige stand van zaken is dat de gemeten waarden de grenswaarden voor de avond- en nachtperiode overschrijden, ook nadat [gedaagden] geluidswerende maatregelen hebben getroffen. Van de zijde van [gedaagden] is niet aannemelijk gemaakt dat andere geluidsbronnen de hinder die [eiser] ervaart veroorzaken. Concrete andere bronnen, met bijbehorende metingen, zijn niet genoemd en overgelegd. Het is voor de beoordeling van de vordering van [eiser] niet zo relevant of de dakventilatoren constant aanstaan en dat [naam] het geluid niet midden in de nacht heeft gemeten. Vast staat dat [naam] op de meetmomenten heeft geconstateerd dat de geluidsnormen overschreden werden en dat [eiser] op die momenten geluidsoverlast heeft ervaren (die ervaart hij naar eigen zeggen constant). Geluidsoverlast hoeft niet continu aanwezig te zijn om als onrechtmatig te kunnen worden aangemerkt.
Dat [gedaagden] het advies van [naam] hebben opgevolgd en de geluidshinder met hun maatregelen teniet zou zijn gedaan, is door [gedaagden] niet onderbouwd. Zij hebben geen metingen overgelegd waaruit blijkt dat het geluid van de dakventilatoren binnen de geluidsnormen uit de Activiteitenbesluit blijft. Met het voorgaande is dan ook vast komen te staan dat [gedaagden] geluidshinder veroorzaken die de grenswaarden overschrijden. Door het overschrijden van deze normen handelen [gedaagden] in strijd met een wettelijke plicht. [eiser] ervaart al gedurende lange tijd geluidsoverlast op diverse momenten van de dag. De geluidshinder kwalificeert met het oog hierop dan ook als onrechtmatig.
5.8.
[gedaagden] hebben verder aangevoerd dat zij onvoldoende tijd hebben gekregen voor degelijk onderzoek om des nodig te komen tot beëindiging van de geluidshinder. De rechtbank volgt [gedaagden] niet in deze stelling. De kwestie speelt al sinds 2019 en ook na ontvangst van de controlemetingen omstreeks eind september 2023 zijn [gedaagden] niet (tijdig) overgegaan tot het instellen van onderzoek. Dit komt voor rekening en risico van [gedaagden]
5.9.
Uit het voorgaande volgt dat vast is komen te staan dat de geluidshinder kwalificeert als onrechtmatige hinder. [gedaagden] dienen deze onrechtmatige hinder te beëindigen. Uit paragraaf 2.2. van de gemeentelijke ambitiewaarden volgt dat de waarden door de gemeente Hof van Twente zijn opgesteld om burgers, bedrijven en de gemeente Hof van Twente te bewegen geluidshinder zoveel mogelijk te beperken. De rechtbank acht de ratio achter deze ambitiewaarden onvoldoende om te kwalificeren als een wettelijke plicht. Dit leidt ertoe dat overschrijding van die gemeentelijke ambitiewaarden niet zonder meer kwalificeert als onrechtmatige geluidshinder, zodat de primaire vordering zal worden afgewezen.
5.10.
Het overschrijden van de normen uit het Activiteitenbesluit kwalificeert naar het oordeel van de rechtbank in het licht van de gegeven omstandigheden wel als handelen in strijd met een wettelijke plicht. Dit betekent dat de rechtbank de subsidiaire vordering van [eiser] zal toewijzen, waarbij zal worden bepaald dat [gedaagden] de geluidshinder binnen vier weken na de datum van dit vonnis dienen te beëindigen door in ieder geval de normen uit het Activiteitenbesluit niet te overschrijden, op straffe van een dwangsom.
De dwangsom zal worden bepaald op een bedrag van € 500,- per dag, met een maximum van € 50.000,-.
deskundige- en buitengerechtelijke kosten
5.11.
[eiser] maakt aanspraak op vergoeding van € 1.905,75 inclusief btw aan kosten van deskundigen voor (de metingen en rapporten van) [naam]. De rechtbank zal een bedrag van € 980,10 inclusief btw ter zake het tweede rapport toewijzen.
De kosten voor het eerste rapport kwalificeren naar het oordeel van de rechtbank niet als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, nu dit rapport met name diende om het geluidsniveau vast te stellen en niet (zozeer) de schade of aansprakelijkheid.
5.12.
Verder maakt [eiser] aanspraak op € 925,00 voor buitengerechtelijke kosten. Die kosten komen de rechtbank niet onredelijk voor en een vergoeding daarvoor is toewijsbaar. Aan deskundige- en buitengerechtelijke kosten zal dus een bedrag van € 1.905,10 (€ 980,10 + € 925,00 = € 1.905,10) worden toegewezen.
proces- en nakosten
5.13.
[gedaagden] zullen, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [eiser] begroot op:
- dagvaarding € 132,29
- griffierecht € 314,00
- salaris gemachtigde € 697,00 (tarief van € 697,00)
- nakosten €
173,00+
Totaal € 1.275,29
5.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om uiterlijk binnen vier weken na datum van dit vonnis de onrechtmatige geluidshinder ten opzichte van [eiser] te beëindigen en beëindigd te houden in de zin dat de geluidsproductie op enig moment niet hoger mag zijn dan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit, althans de volgende waarden niet zullen overschrijden: 50 dB(A), 45 dB(A) en 40dB(A) voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode;
6.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, des dat de een betalende de anderen in zoverre zijn gekweten, tot betaling van een dwangsom van € 500,- voor elke dag, een deel daarvan daaronder begrepen, dat zij niet voldoen aan de veroordeling onder 6.1., met een maximum van € 50.000,-;
6.3.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, des dat de een betalende de anderen in zoverre zijn gekweten, tot betaling van de deskundigen- en buitengerechtelijke kosten ad € 1.905,10;
6.4.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, des dat de een betalende de anderen in zoverre zijn gekweten, in de proceskosten van € 1.275,29, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten [gedaagden] € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
6.5.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, des dat de een betalende de anderen in zoverre zijn gekweten, in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
6.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2023. (TD)